1 OA 7 De minckijsers
paralleltekst (van de proloog): zie 1 OD 9.
fol. 106v. | Prologe vande minckijsers van || twe parsonages / deen genaempt || In Goetheijt / van Godt Gevoelen || ende is gecleet als een pelgrim || dander In Simpelheijt des Herten || Godt Soecken gecleet als een pelgrim (volgt tekst). |
fol. 111v. | finis vande prologe ende is lang in dicht 379 regelen || Item hier begint het spel vande || minckijsers de parsonages sijn dese (volgt lijst) (volgt tekst). |
fol. 121v. | finis / het spel is lang in || dit (sic) (volgt optelling van het aantal regels van spel en proloog resp. 379 en 803) tsaemen / in / alles / .1182. regulen || G T B. |
| personen: In Goetheyt van Godt Gevoelen p; In Simpelheijt des Herten Godt Soecken p; Bij U Selven Wijs p; Volck; Alderhande Gebreck; Quaet en Waer; Goet Ingeven; Wraeck van Sonden; Der Genaden Moeder; |
| inhoud: 6b De Vooys blz. 172 e.v. |