En er komt nòg een stem, nòg bo-zer: ‘Klei-ne deug-niet, - ik zàl je....’
Ar-me Ti-ne-ke!
Ze wordt ge-pakt. Vier gro-te han-den grij-pen haar.
‘Nee, o nee, nee!’.... gilt ze.... ‘nee, nee, ik wil naar mijn moe-der toe.... nee, nee!’
‘Voor-uit!.... méé!’ zeg-gen de bo-ze stem-men.
‘Nee, o nee, nee!.... ik zal.... ik zal het nooit weer doen.... nee, nee!’
‘Voor-uit!.... mee!’
En Pim?.... Pim blaft woest en wild.... ‘Woef-à-woef!.... Laat los!.... Woef!.... Ti-ne-ke is mijn Ti-ne-ke!.... Woef-à-woef!.... Blijf van mijn Ti-ne-ke àf.... Blijf je van haar àf, le-lij-kerds! 't Is mijn Ti-ne-ke!.... Woef-à-woef!’
En hij bijt de boer in zijn klomp, en hij trekt de veld-wach-ter aan zijn broek.
Ar-me Pim!
De veld-wach-ter geeft hem een schop; en de boer geeft hem een klap met de stok.... Hij rolt in het ko-ren, en hij jankt en hij piept....