Verzamelde werken. Deel 8. Universiteit, wetenschap en kunst
(1951)–Johan Huizinga– Auteursrecht onbekend
[pagina 473]
| |
In Frankrijk staat een huis...Ga naar voetnoot*In Frankrijk staat een huis, een Hollandsch huis, dat onze eer kon zijn, en onze schande dreigt te worden. Het is het gebouw van het Nederlandsch Collegium in de Cité Universitaire te Parijs, opmerkelijk specimen van onze hedendaagsche bouwkunst te midden van veel middelmatigs, volbouwd maar niet voltooid. De crisis is gekomen, het geld voor de inrichting ontbreekt, en de tijden, dat men voor zoo iets op een achtermiddag een paar groote maatschappijen aanklampte, zijn verre. Er moet gegeven worden door velen, en vooral er moet bij velen belangstelling blijken. Komt men iemand met den nood van dit huis aan boord, dan stuit men op de volgende argumenten van verzet. Ten eerste: waarom is men het begonnen, en waarom zoo grootscheepsch? Was dit nu zoo noodig? Kon Nederland daar niet buiten blijven? Ten tweede: een Nederlandsch student gaat niet naar Parijs, om met honderd landgenooten in een internaat te zitten. Hij wil wonen in het quartier latin, in den schoot van het Fransche volk. En de Cité Universitaire ligt veel te ver buiten het middelpunt. Op een en ander valt het volgende te antwoorden. Men is het begonnen omdat mannen, die het heil van 't land in 't hart dragen, zagen dat het noodig wás. Er was achterstand wat betreft Nederland's plaats in het groote geestelijke centrum van Europa, dat de Universiteit van Parijs is. Ongeveer alle andere landen hebben er voor hun taal en beschaving een leerstoel, een vakboekerij, een instituut. Nederland, door zooveel oude en innige banden met de Fransche beschaving verbonden, had er enkel een heel bescheiden inlichtingsbureau met een begin van een bibliotheekje. - Goed, maar waarom dan terstond zoo'n groot gebouw van honderd kamers? Omdat men enkel de keus had tusschen klaploopen op vreemde ruimte door de huur van een aantal kamers in het huis van een andere natie, of een betrekkelijk groot eigen gebouw, daar een kleiner zich zelf nooit zou kunnen bedruipen. Toen dit alles eenmaal vaststond, is dank zij de ijverige werkzaamheid van onzen gezant te Parijs de opzet van het Nederlandsche huis aldus uitgewerkt, dat het in de toekomst een model beloofde te worden voor alle inrichtingen van dien aard. Immers hier zullen studiecentrum en huisvesting onder één dak vereenigd zijn. Als Nederlandsch en Nederlandsch | |
[pagina 474]
| |
Indisch instituut van de Sorbonne en als Nederlandsche bibliotheek der Parijsche universiteit zal daar alles wat Nederland aangaat in volkomen zelfstandigheid deel uitmaken van het groote geestesorgaan. Ook om de praktische oplossing van alle bouwkundige vragen genoot het Nederlandsche huis al spoedig de belangstelling van vreemde architecten. Maar de uitmiddelpuntigheid en het bezwaar van het samenhokken met landgenooten? - Beide vallen nog al wat mee. De Cité Universitaire ligt nu nog eenigszins aan den rand, maar de trek van het studieleven en zijn bewerktuiging gaat dien kant uit. Groote steden dijen snel uit. Het Leidsche Plein lag ook nog niet zoo lang geleden op de grens der bewoonde wereld. En wat Uw voorkeur voor het quartier latin betreft, zijt ge wel zoo zeker van Uw innig doordringen in het Fransche volk? Zult ge daar niet veeleer op een kluitje zitten, in plaats van de prikkelende collectiviteit van het nieuwe academische kwartier te genieten, waar de verschillende nationale huizen volstrekt niet alleen door eigen landgenooten bevolkt worden, maar een voortdurende uitwisseling het internationaal contact levend houdt? Het echt Fransche element zult ge er zeker genoeg vinden. Het internationaal contact, de internationale waardeering, dat is het voornaamste wat de Cité Universitaire heeft te geven. Dit is van nog grooter gewicht dan het nationaal belang, dat daar een bloeiende Nederlandsche inrichting zal staan, waar zuivere kennis verkrijgbaar is omtrent Nederland en de Overzeesche gewesten, waar goede vertegenwoordigers zijn aan te treffen van ons volk, bereid en in staat om zijn eer hoog te houden. Ons gansche lot als volk en staat veroorlooft ons en schrijft ons voor, om bij uitstek internationaal te zijn. Wat onze studiegewoonten betreft voldoen wij aan dien eisch niet genoeg. Zoekt aanrakingen buitenslands. Gij Nederlandsche studenten zijt geroepen om het voorbeeld te geven en het zaad te zaaien van een gezond, onvooringenomen internationalisme met behoud van eigen aard. Helpt voor Uw deel de wereld afleeren zich te gedragen als een conflict van stekelvarkens. Ge vindt er daarginds plaats en gelegenheid toe. Gij studenten moet thans ons land overtuigen, dat daar in Parijs een hoog belang te dienen valt, dat het Nederlandsche huis voltooid móet worden, en liefst spoedig. Die algemeene overtuiging zult ge bevorderen, niet juist door elk veel, - dat verwacht niemand -, maar door allen iets te offeren. |
|