Verzamelde werken. Deel 4. Cultuurgeschiedenis 2
(1949)–Johan Huizinga– Auteursrecht onbekend[Boekbespreking van G.A. Salander's ‘Vom Werden der Menschenrechte’]Ga naar voetnoot*G.A. Salander, Vom Werden der Menschenrechte. Ein Beitrag zur modernen Verfassungsgeschichte unter Zugrundelegung der virginischen Erklärung der Rechte vom 12. Juni 1776. Leipziger rechtswissenschaftliche Studien, herausgegeben von der Leipziger Juristenfakultät, Heft 19. Theodor Weicher, Leipzig 1926.De schrijver behandelt de beroemde Virginia Bill of Rights, die het voorbeeld werd van zooveel anderen, in Amerika zelf en spoedig daarop in Frankrijk, niet als uitgangspunt van latere ontwikkeling, maar als einduitkomst van voorafgegane. Daartoe laat hij een vrij uitvoerige schets van de geschiedenis der kolonie Virginia, uit staats- | |
[pagina 364]
| |
rechtelijk oogpunt, vooropgaan. Het bevreemdt, hierbij het geschil over de predikantssalarissen in 1755, dat aanleiding gaf tot het eerste optreden van Patrick Henry, niet uitdrukkelijk te zien vermeld. Dan volgt een zorgvuldige analyse van den inhoud van het stuk van 1776, getoetst aan de denkbeelden van Locke, Montesquieu, Blackstone, en in zijn algemeen constitutioneel-historische beteekenis verklaard. Dit maakt het hoofdbestanddeel der studie uit. Toch acht ik het laatste hoofdstuk, dat de vraag betreft, waar de oorsprong van den vorm eener zoodanige verklaring van menschenrechten te zoeken is, niet het minst gewichtige. De schrijver constateert, mijns inziens met recht, dat het wezen der Virginische verklaring van rechten gelegen is in een conservatieve vindiceering van de oude Engelsche vrijheden van den burger, gehuld in de bewoordingen en doorschenen van den glans van het achttiende-eeuwsche ideaal van het natuurrecht. Dat dit laatste het bijkomstige vertegenwoordigt, is de schr. eens met Jellinek, tegen wiens conclusiën, door Troeltsch overgenomen en verwerkt, hij zich evenwel op eenige belangrijke punten verzet. Jellinek zag het uitgangspunt der idee Rechten van den Mensch in het godsdienstig vrijheidsbeginsel en zijn sociale uitwerking, uit welke these Troeltsch in zijn vermaarde verhandeling Die Bedeutung des Protestantismus für die Entstehung der modernen Welt ver strekkende conclusiën trok. Terecht vraagt de schrijver: hoe dan te verklaren, dat de nieuwe vorm niet haar oorsprong neemt in Nieuw Engeland, waar immers het godsdienstige vrijheidsbeginsel constitutioneel en sociaal veel sterker had gewerkt, maar in het aristocratische en anglicaansche Virginia? Jellinek had voorts getracht, tusschen de oudere Engelsche verklaringen van rechten en de nieuwe Amerikaansche een principieel onderscheid aan te toonen, o.a. hierin berustend, dat de eerste de rechten van den burger, de tweede die van den mensch betreffen. De schr. betoogt, m.i. alweer met recht, dat de, bijna onbewuste, verwijding van den burger tot den mensch enkel den phraseologischen invloed van het inmiddels opgekomen natuurrecht beduidt, en dat de Amerikaansche verklaringen geheel organisch uit de Engelsche gewoonte voortkomen. Hij had hierbij, als schakel in den keten, moeten wijzen op de resoluties van de Assembly van Virginia naar aanleiding van de Stamp Act in 1765, die een duidelijke voorphase van den nieuwen vorm uitmaken. | |
[pagina 365]
| |
Ten aanzien van het geheele probleem had het voortreffelijke boek van Bernard Faÿ, L'esprit révolutionnaire en France et dans les Etats Unis au XVIIIe sicèle, 1925, veel profijt kunnen opleveren. Om met enkele kleine gebreken te besluiten: men zou in den betoogtrant wat minder omhaal wenschen. Het schijnt mij niet gewenscht, sprekende van het begin der zeventiende eeuw, de begrippen liberalisme en democratie, als strijdige beginselen, toe te passen (p. 14), evenmin, om Protestantisme, als gelijkbeteekenend met Lutheranisme, tegenover Calvinisme en ‘Täufertum’ te stellen (p. 84). Het woord ‘Hochkirche’ gebruike men niet voor Anglicaansche kerk (p. 84), en het woord ‘Parlament’ niet voor de koloniale of Staten-legislatures (p. 89). Men noeme Sir Edward Coke, ook al was hij Lord Chief Justice, niet Lord Coke (p. 89) en schrijve niet Thomas Pain maar Paine. |
|