Verzamelde werken. Deel 2. Nederland
(1948)–Johan Huizinga– Auteursrecht onbekendKortzichtige monumentenzorg
| |
[pagina 587]
| |
der Abdij werken de niet-Gothieke gebouwen, d.w.z. het Polderhuis, het hotel en het Notarishuis in hun eenvoud en echtheid bijna meer mee dan de gerestaureerde gedeelten. Die sfeer gaat men nu reddeloos verstoren. Men gaat er - hoe moet blijken, want van den oorspronkelijken toestand der hotel-zijde is weinig meer bekend dan dat daar gebakken en gebrouwen werd - een kunsthistorisch-correct geheel scheppen, maar tegelijk ‘een dooien boel’. Er zullen ambtenaren naar hun bureau's fietsen, en toeristen zullen door hun brillen in hun roode of blauwe boekjes turen. De logeergasten zullen wel in Vlissingen onderdak vinden. Maar men, dat wil zeggen de Middelburgers zelf en duizenden landgenooten, voor wie ‘de Abdij’ een lief ding in hun leven is geworden, zal niet meer in de frissche stilte van een zomermorgen of in den droom van een vallenden avond voor ‘de Abdij’ gezeten, zijn koffie of zijn bier vergeten voor de onvergelijkelijke bekoring van de schoonste stad van Nederland. Och lieve menschen in Den Haag, weest toch wijzer! Slaat geen schennende handen aan iets wat ge niet herstellen kunt: een sfeer, een stemming. Ze worden in ons kleine dicht bebouwde land bij den dag zeldzamer, die plekken, waar iedereen, als hij maar een kwartier heeft uit te sparen van arbeid en zorgen, de wanklanken van het hedendaagsch bestaan een oogenblik kan vergeten in de overgave aan een zuiver en eenvoudig schoon. Hier valt zulk een plek te behouden. Behoudt haar. |
|