De weg naar Monomotapa
(1996)–Siegfried Huigen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
4 ‘De geschiedenis is een groot wiel’
| |
[pagina 96]
| |
moeten plaatsen, even opzij geschoven. Hij was immers iemand met grote sympathie voor Afrikaners.Ga naar eind3 Echte Zuid-Afrikaanse geschiedschrijving, dat wil zeggen Zuid-Afrikaanse historische publicaties geschreven in het Nederlands, waren de boeken van Lion Cachet en Du Plessis.Ga naar eind4 Een geschiedenis van Zuid-Afrika, zoals Theal die in verschillende versies in het Engels had geschreven, was er echter nog niet. Dat was jammer, want hoe goed Theal ook was, de gewone man kon zijn werk niet lezen. Die moest het voorlopig nog stellen met een schoolboekje van honderd bladzijden, Kijkjes in Onze Geschiedenis, ‘het prachtige werkje van den heer Nico Hofmeyr’.Ga naar eind5 Toch was er gelukkig zicht op verbetering: Thans tracht men (den heeren Jacques Dusseau & Co. komt de eer dezer poging toe) om een serie uit te geven, die den roman met de geschiedenis verbindt, en zal eene ‘Historie Bibliotheek’ verschijnen, waarvan reeds twee deelen ‘David Malan’ en ‘Liefde en Plicht’ zijn verschenen, en de anderen binnen kort het licht zullen zien. In hoeverre die serie een succes zal zijn, is nog te bezien; er is echter geen twijfel of het denkbeeld is het rechte; maar veel, ja bijna alles, zal van de uitvoering er van afhangen, (p. 62) Tot zover het artikel uit Ons Tijdschrift. De serie, die er zo veelbelovend uitzag, is er in twee series gekomen onder de titel ‘Zuid-Afrikaansche Historie-Bibliotheek’ (voortaan: zahb), geschreven door J.F. van Oordt (1856-1918) onder het pseudoniem D'Arbez.Ga naar eind6 De ‘1e serie’ bestaat uit boeken die voor het eerst tussen 1896 en 1898 zijn verschenen. In totaal zijn er in de eerste serie twaalf, en later door toevoeging van Bladen uit de Geschiedenis in 1913, dertien titels gepubliceerd. Binnen deze reeks overheersen boeken over de geschiedenis van de Grote Trek en de Boerenrepublieken. De eerste serie werd tussen 1914 en 1921 opnieuw in ‘verbeterde druk’ uitgegeven. De verbeteringen bestaan uit het gebruik van de Kollewijn-spelling, die aan het begin van de eeuw in Zuid-Afrika was ingevoerd om het Nederlands voor een Afrikaans publiek toegankelijker te maken, en uit stilistische en taalkundige verbeteringen in het Nederlands en het vaak in dialogen gebruikte Afrikaans.Ga naar eind7 Daarnaast zijn er inhoudelijke veranderingen, het meest ingrijpend in Macht en Recht, dat oorspronkelijk in twee delen was verschenen, maar in de herdruk van 1920 werd ingekort tot een deel.Ga naar eind8 Om deze reductie te bereiken werd het hele in de geschiedenis ingebedde, fictionele verhaal eruit gesneden.Ga naar eind9 Zoals verderop zal blijken, hadden deze veranderingen soms ook gevolgen voor de historische beeldvorming, de zaak waar het mij in dit hoofdstuk in hoofdzaak om gaat. Tussen 1918 en 1921 verscheen de ‘2e serie’, die zes deeltjes telt, met overwegend onderwerpen uit de voc-tijd. Dankzij deze tweede serie heeft de zahb in zijn geheel een ongeveer gelijke verdeling tussen onderwerpen uit de voc-tijd en uit de negentiende eeuw. | |
[pagina 97]
| |
De zahb werd in zijn geheel in het Nederlands uitgegeven tussen 1896 en 1921. Daarna verschenen enkele delen uit de reeks in Afrikaanse vertaling, tot in de jaren veertig (zie: Bijlage). De oplagen waren voor Zuid-Afri-kaanse begrippen groot. Van de bestseller van de eerste serie, Mooi Annie, verschenen 8000 boeken in acht oplagen in het Nederlands.Ga naar eind10 Daarna volgden er nog een Afrikaanse toneelbewerking door Léon Fouché (1929) en negen oplagen in Afrikaanse vertaling.Ga naar eind11 Wat betreft de aantallen exemplaren van de delen van de zahb, zijn alleen de door Nienaber in de jaren dertig verzamelde cijfers beschikbaar, door Nienaber aangeduid als verkoopcijfers. In 1936 waren van de Afrikaanse vertaling van Mooi Annie 24000 exemplaren verkocht. Tot 1936 zijn er in het totaal 58000 Nederlandse exemplaren van boeken van de zahb verkocht en 66000 boeken van de Afrikaanse vertalingen.Ga naar eind12 Men vergelijke deze cijfers met de oplage van het door historici van geschiedschrijving steeds weer aangehaalde werk van het Genootskap van regte Afrikaners, Die geskiedenis van ons land, in die taal van ons volk, dat evenals de reeks van D'Arbez bedoeld was als geschiedenisboek voor de jeugd.Ga naar eind13 De eerste oplage van dit boek bedroeg 500 exemplaren.Ga naar eind14 De oplaag van de tweede druk uit 1895 heb ik niet kunnen achterhalen, maar dit boek is veel minder aantrekkelijk uitgegeven dan de delen van de zahb. Anders dan de zahb heeft het dichtbedrukte bladzijden en mist het illustraties en een spannend verhaal. Het is zeer de vraag of het in deze uitvoering een groot publiek heeft bereikt. Een belangrijke reden voor de populariteit van de zahb was vermoedelijk de manier waarop de boeken werden uitgegeven: als serie-werk. Uitgave van boeken in series werkte, voorzover bekend, verkoopbevorderend. Serieboeken waren relatief goedkoop en daarmee binnen het bereik van een groot publiek. De prijs van de complete eerste serie van twaalf delen bedroeg dertig shilling portvrij. Afzonderlijke delen kostten twee shilling en negen pence.Ga naar eind15 Voor Zuid-Afrika was het belangrijk dat de boeken per post besteld en betaald konden worden. Daardoor waren de boeken ondanks een gebrekkig boekhandelsnetwerk overal waar een postkantoor was verkrijgbaar. Wie tevreden was met één boek uit een serie was meestal ook bereid de andere delen aan te schaffen.Ga naar eind16 De populariteit van de zahb was bovendien van lange duur. Begin jaren twintig merkte de recensent van Van Klerk tot Goeverneur, een boek over voc-gouverneur Rijk Tulbagh, op: ‘[de werken van D'Arbez] werden en worden nog veel gelezen, zowel door de jeugd als door de volwassenen. Eenvoudig van vorm en inhoud, hebben ze veel gedaan om de leeslust onder het volk op te wekken en de kennis van de Afrikaanse geschiedenis te bevorderen.’Ga naar eind17 Ook vijftien jaar later, in 1936, is dit nog zo: ‘Dié Historie-Biblioteek was vir 'n lang tyd die mees geliefde boeke onder ons Afrikaanse jeug, en vandag nog vind hul veel byval.’Ga naar eind18 | |
[pagina 98]
| |
Afb. 10 De omslag van een deeltje van de ‘Zuid-Afrikaansche Historie-Bibliotheek’ van D'Arbez.
| |
Het belang van de ‘Zuid-Afrikaansche Historie-Bibliotheek’De auteur van de serie, J.F. van Oordt, was een zoon van de classicus, journalist en historicus J.W.G. van Oordt, een Nederlander die zich in Kaapstad gevestigd had en verbonden was aan Nederlandstalige periodieken als Het Volksblad, De Zuid-Afrikaan en Ons Land.Ga naar eind19 De jonge Van Oordt heeft na zijn geboorte in Zuid-Afrika van zijn tweede tot zijn zeventiende jaar in Nederland gewoond en is daarna teruggegaan naar Zuid-Afrika. Uit zijn Nederlandse periode dateert Van Oordts pseudoniem. Hij kreeg er, | |
[pagina 99]
| |
vermoedelijk vanwege zijn Zuid-Afrikaanse afkomst, de bijnaam ‘zebra’ die hij later omkeerde tot ‘D'Arbez’.Ga naar eind20 Na een aanvankelijk voorspoedig begin van zijn carrière in het Kaapse onderwijs raakte hij aan de drank. Vanaf dat moment had hij alleen losse beroepen. Een daarvan was zijn aanstelling als ‘schrijver’ bij de firma Dusseau in Kaapstad in 1896, eerst voor de ‘Zuid-Afrikaansche Volksbibliotheek’, later voor de ‘Zuid-Afrikaansche Historie-Bibliotheek’.Ga naar eind21 Onder zijn eigen naam heeft J.F. van Oordt een omvangrijk en monumentaal uitgegeven boek over Paul Kruger geschreven: Paul Kruger en de opkomst van de Zuid-Afrikaansche Republiek.Ga naar eind22 In vergelijking met wat er tot dat moment aan Afrikaner geschiedschrijving was gepubliceerd, is dit een indrukwekkend boek door omvang (900 bladzijden) en documentatie. Het staat op een gelijk niveau met het veel bekendere werk van F. Lion Cachet, De Worstelstrijd der Transvalers. Wetenschappelijke aandacht voor het werk van D'Arbez ontstond pas in de jaren dertig toen de Nederlandse geschriften uit Zuid-Afrika herontdekt werden. Vrucht van de nieuwe aandacht was P.J. Nienabers studie uit 1936, D'Arbez as skrywer. Het boekje is nog steeds nuttig vanwege de biografische en feitelijke gegevens die erin verzameld zijn. Nienaber had namelijk nog toegang tot documenten en getuigen die tegenwoordig niet meer beschikbaar zijn.Ga naar eind23 Daarbuiten heeft het niet veel meer te bieden dan soms zeer korte samenvattingen van de publicaties van D'Arbez. Na Nienabers werkje en een samenvatting daarvan in het tweede deel van Elizabeth Conradie's Hollandse skrywers in Suid-Afrika, kreeg D'Arbez alleen obligate vermeldingen in de nieuwere literatuurgeschiedenissen. Oorzaak van deze geringe belangstelling is natuurlijk de keerzijde van het succes: de populaire vorm van zijn werk. Een recensent van een van D'Arbez' boeken uit de jaren twintig noemt met schroom de heftige begeerte die hij als kind voelde om alle in het rood gebonden deeltjes van de zahb op zijn boekenplank te krijgen. Als volwassene zag hij maar al te goed de gebreken, zoals de gebrekkige ‘karaktertekening’.Ga naar eind24 Die recensent had daar groot gelijk in. De boekjes van D'Arbez zijn, zoals veel Trivialliteratur, geschreven volgens een vaste formule. De fictieve helden ‘krijgen’ daarin bijna steeds de heldinnen aan het eind van het verhaal. Bij de beoordeling moet men er echter rekening mee houden dat de esthetische doelstellingen van D'Arbez bescheiden waren. Hij heeft de boeken in de eerste plaats geschreven om de historische kennis van vooral jeugdige lezers te vergroten. Dit doel heeft hij bereikt. De delen van de zahb bevorderden de kennis over de geschiedenis toen er nog geen breed opgezette geschiedwerken voor Afrikaners bestonden. Al heeft het werk van D'Arbez geen grote literaire waarde, het is in elk geval wel van zeer groot historiografisch en ideologisch belang. De zahb van D'Arbez verscheen in een tijd dat de grondslagen van het Afrikaner nationalisme werden gelegd. De Zuid-Afrikaanse historicus Van Jaarsveld heeft aangetoond dat het Afrikaner nationalisme goed doorbrak na de Transvaalse oorlog van 1880-1881, toen de Transvalers hun zelfstandigheid herwonnen na succesvol militair optreden tegen de Engelsen.Ga naar eind25 De oorlog | |
[pagina 100]
| |
deed een saamhorigheidsgevoel ontstaan onder de Afrikaners in geheel Zuid-Afrika. Het vaderland werd voor hen nu meer Zuid-Afrika in zijn geheel en minder de eigen staatkundige eenheid, de Kaapkolonie, de Zuid-Afrikaansche Republiek (Transvaal) of Oranje-Vrijstaat. Terwijl de Afrikaners voorheen in hun eigen staatkundige verbanden geleefd hadden zonder zich veel aan te trekken van wat er gebeurde met hun cultuurgeno-ten in andere staten, voelden ze nu voor het eerst een onderlinge verbondenheid door familiebanden, taal, godsdienst en een gemeenschappelijke geschiedenis.Ga naar eind26 Binnen dit kader wordt het belang van de zahb zichtbaar. In de opbouwfase van het Afrikaner nationalisme aan het einde van de negentiende eeuw verschenen de boeken van D'Arbez die de geschiedenis vanuit Afrikaner gezichtspunt voor het grote publiek presenteerden. Dat de Afrikaners een gemeenschappelijke geschiedenis hadden, was tot de jaren tachtig van de negentiende eeuw een vaag besef, dat door historische publicaties eerst moest worden aangescherpt. Door bij grote groepen Afrikaners zo'n besef van een gemeenschappelijk verleden te kweken, konden de boeken van de zahb een bijdrage aan het nationalisme leveren bij de afstammelingen van de Voortrekkers én bij hen die altijd in de Kaapkolonie waren blijven wonen. Door het propageren van een eigen, Afrikaner beeld van de geschiedenis konden ze ook het gevoel van eigenheid en eigenwaarde van de Afrikaners ten opzichte van de Engelsen helpen versterken.Ga naar eind27 Volgens de leider van de Afrikaner Bond, Jan Hofmeyr, was kennisname van het eigen verleden het belangrijkste middel om ‘nationaal zelfrespect’ te ontwikkelen onder Afrikaners.Ga naar eind28 Gezien het bovenstaande is het verbazend dat historici zo weinig aandacht gegeven hebben aan de zahb. De zahb is vermoedelijk de meest gelezen representatie geweest van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis voor een Afrikaner publiek in de opbouwfase van het Afrikaner nationalisme. Van Jaarsveld is een uitzondering, maar ook hij besteedt (als enige) maar enkele regels aan D'Arbez' zahb in zijn talrijke publicaties over Afrikaner nationalisme en Afrikaner geschiedschrijving.Ga naar eind29 De verwaarlozing van D'Arbez door Van Jaarsveld verbaast mij nogal, omdat hij zijn lezers verzekert dat men zich bij het onderzoek naar historische beeldvorming niet moet beperken tot traditionele geschiedwerken.Ga naar eind30 Recent wordt de zahb ook niet aan de orde gesteld door Leonard Thompson en P.J. du Plessis in studies over Afrikaner historiografie. Thompson noemt alleen de titel van Liefde en plicht, het boek van D'Arbez over Slagtersnek, in een hoofdstuk over de historiografie van Slagtersnek.Ga naar eind31 In zijn bespreking van Piet Retief(1906) van Gustav Preller merkt Du Plessis zelfs op: ‘Tot en met die verskyning van Piet Relief word dit algemeen aanvaar dat die geskiedenis van die Groot Trek vaag en onbekend is en dat dit na alle waarskynlikheid so sal bly.’Ga naar eind32 Toch had D'Arbez vóór Preller al twee boeken over de Grote Trek gepubliceerd, waaronder een deel, Tusschen Berg en Zee, waarin Piet Retief optreedt.Ga naar eind33 Het andere, David Malan, was een van de bestsellers van de zahb.Ga naar eind34 | |
[pagina 101]
| |
Dit gebrek aan aandacht voor de zahb lijkt me een ernstige leemte in de studie van Afrikaner geschiedschrijving en het Afrikaner beeld van het verleden. De boeken van de zahb hadden immers een grotere verspreiding dan historische narratio's en werden bovendien gedurende vele tientallen jaren gelezen, zoals we zagen.Ga naar eind35 Dat is zeer zeker niet het geval geweest met de kranteartikelen die de voornaamste bron zijn in Van Jaarsvelds onderzoek. Als het gaat om de receptie, het aantal lezers dat de boeken van de zahb wisten te bereiken, overtrof D'Arbez alles wat er tot dan toe voor een Afrikaner publiek over Zuid-Afrikaanse geschiedenis was geschreven. Om het scherp te stellen: het Afrikaner beeld van het verleden is in de vroege fase van het Afrikaner nationalisme vermoedelijk vooral verbreid door de boeken van de zahb. Pas met het werk van Gustav Preller kwam er iets beschikbaar van een andere auteur dat ten dele gelijkwaardig was. Ten dele, want anders dan D'Arbez deelt Preller de beperkingen van de meeste Afrikaner-geschiedschrijving doordat hij de voc-tijd verwaarloost. Dat D'Arbez in zijn representatie van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis historiografie met fictie mengde, vermindert in beginsel niet het belang van de zahb voor de historische beeldvorming. Geschiedschrijving en fictie werden in Zuid-Afrika, blijkens het al eerder aangehaalde opstel over de ‘Zuid-Afrikaansche Litteratuur’, rond de eeuwwisseling als nauw verwante genres gezien.Ga naar eind36 Daarin was de zahb trouwens ondergebracht binnen het genre geschiedschrijving. Vervolgens was ook de ‘gewone’ negentiende-eeuwse geschiedschrijving verhalend, waarbij de verhalende vorm ook nog, zoals Hayden White heeft duidelijk gemaakt, de strekking van de presentatie placht te bepalen.Ga naar eind37 Dezelfde feiten krijgen immers een andere betekenis wanneer ze zijn opgenomen in een verhaal dat eindigt met succes, dan in een verhaal waarin de opeenvolging van gebeurtenissen wordt voorgesteld als leidend tot een uiteindelijke nederlaag. Bovendien kan de historische narratio soms afwijken van de eis dat het vertelde steeds ondersteund moet zijn door andere narratio's of bronnenmateriaal, zoals een passage uit de ‘serieuze’ Kruger-biografie van Van Oordt duidelijk maakt: Een donkere wolk trok over de aangezichten van de Boeren-Voormannen, bij het hooren van deze woorden; bliksemschichten flikkerden als het ware uit de scherpe ogen van Paul Kruger toen zulke valsche aantijgingen zijne ooren bereikten. (Paul Kruger, p. 256-7) In de bovenstaande beschrijving wordt een perspectief gehanteerd dat niet op documenten of historische studies gebaseerd is. Niemand heeft de bliksemschichten in de ogen van Paul Kruger zien flikkeren. De auteur heeft ze er ter wille van de levendigheid van zijn verhaal aan toegevoegd. De passage is daardoor niet te onderscheiden van die uit een historische roman. Literair is ook het metaforische taalgebruik (‘donkere wolk’, ‘bliksemschichten’).Ga naar eind38 | |
[pagina 102]
| |
Tenslotte had D'Arbez in de zahb evengoed de pretentie de waarheid te bieden als de schrijvers van Die geskiedenis van ons land in die taal van ons volk (1877), een boek dat in studies over Afrikaner historiografie een centrale plaats inneemt.Ga naar eind39 | |
De Zuid-Afrikaansche Historie-Bibliotheek en de Zuid-Afrikaanse historiografieHet werk van D'Arbez ontstond tegen de achtergrond van een reeds bestaande praktijk van historische beeldvorming in Zuid-Afrika, vooral in het onderwijs. In Bladen uit de geschiedenis onzer voorouders beklaagt D'Arbez zich erover dat Afrikaners op school worden gedwongen de Britse geschiedenis te leren, terwijl ze onkundig gelaten worden ten aanzien van hun eigen voorouders uit Europa.Ga naar eind40 Hij beklaagt zich niet over de Engels-koloniale historiografie van Zuid-Afrika, de zogenaamde ‘Cape History’, die in veel gevallen de Afrikaners vijandig gezind was.Ga naar eind41 Toch moet de reeks van D'Arbez gelezen worden tegen de achtergrond van de Engels-koloniale geschiedschrijving, ondanks het ontbreken van directe verwijzingen, omdat dit soort historiografie aan het einde van de negentiende eeuw in Zuid-Afrika vooral op de scholen een dominante positie innam; en D'Arbez wilde met zijn reeks juist de jeugd bereiken. Schoolboekjes waren in de Kaapkolonie, waar D'Arbez de meeste tijd van zijn leven gewoond heeft, in elk geval steeds Engelse schoolboekjes.Ga naar eind42 Voor een indruk van het geschiedenisonderwijs in de Kaapkolonie aan het einde van de negentiende eeuw kunnen we terecht in de satirische herinneringen van de schrijver O'Kulis (Willem Postma), Die Eselskakebeen. Postma bracht zijn schooltijd door in Burgersdorp (Kaapkolonie).Ga naar eind43 Bij het geschiedenisonderwijs werden volgens O'Kulis alleen Engelse boekjes gebruikt van schrijvers als Wilmot, Whiteside, Leith en Sidwell. Daarin en tijdens het onderwijs werd een zeer negatief beeld gegeven van de voorouders van de ‘Boeren’: ‘Die Voortrekkers was in één woord 'n spul klipkoppe en dwarstrekkers wat dit lastig gevind het om onder wet en orde te leef, en wat daarom altyd verder getrek het (glo om sonder wet en orde te leef?).’Ga naar eind44 Daartegenover werd het Engelse optreden steeds geprezen of vergoelijkt. Het resultaat van het onderwijs was dat O'Kulis zich indertijd voor zijn voorouders diep schaamde: ‘Ek het gewens my voorvaders moes nie geleef het nie [...].’Ga naar eind45 Ook later, in de eerste decennia van de twintigste eeuw, bestond er onder Afrikaners nog grote ontevredenheid over het geschiedenisonderwijs.Ga naar eind46 Voorzover het de schoolboekjes betreft, overdrijft O'Kulis. Niet alle door hem genoemde schoolboekauteurs geven een negatief beeld van de Afrikaners en hun voorouders. Er waren grote verschillen.Ga naar eind47 Enerzijds hebben Leith en Wilmot de neiging om de geschiedenis van de voorouders van de contemporaine Afrikaners te verwaarlozen. Leith besteedt in zijn berijmde geschiedenis van Zuid-Afrika, A metrical outline. | |
[pagina 103]
| |
Cape history and chronology, weliswaar aandacht aan de voc-tijd, zoals alle Engelse geschiedenisboekjes uit Zuid-Afrika, maar zegt bijna niets over de negentiende-eeuwse geschiedenis van de voorouders van de Afrikaners. Hij noemt Slagtersnek en de Grote Trek alleen maar. De Transvaalse oorlog van 1880-1881 verzwijgt hij zelfs.Ga naar eind48 Het werk van Wilmot tendeert in dezelfde richting.Ga naar eind49 Hij besteedt minimale aandacht aan de Grote Trek (ongeveer één bladzijde, p. 59-60) en de opstand in Transvaal in 1880-1881 (één bladzijde, p. 95-96). Hij spelt zelfs het woord ‘Afrikaander’ twee maal als ‘Afrikunder’ (p. 96). Tegenover dit volslagen gebrek aan interesse in Afrikaner-geschiedenis bij Wilmot en Leith, staat Whiteside's A new school history of South Africa. De Boerenrepublieken worden daarin bedeeld met een kwart van het totaal aantal bladzijden. Whiteside is bovendien niet erg negatief over de Boeren. Weliswaar zijn ‘the Dutch Farmers’ die in 1880 in Transvaal in opstand kwamen ‘ignorant and uneducated’, anderzijds zijn ze ook ‘intensely religious’ en goeie schutters.Ga naar eind50 Whiteside staat bovendien gematigd kritisch tegenover de Jameson-raid. Hij noemt de betrokkenheid van Rhodes en Jameson in het complot en wijst op de slechte organisatie van de opstand in Johannesburg. Niettemin is hij vol sympathie voor de opstandige Johannesburgers en veroordeelt hij het beleid en de hoogwaardigheidsbekleders van de Zuid-Afrikaansche Republiek die aan het meest energieke deel van haar inwoners - de ‘uitlanders’ - volwaardig burgerschap onthielden (p. 99-100). De meeste aandacht en sympathie krijgen de Afrikaners en hun geschiedenis van Henry Sidwell in The story of South Africa. Hij geeft bijvoorbeeld vrij uitgebreid aandacht aan ‘The emigrant Boers’ (p. 87-95), want ‘the story of the gallant Dutchmen is a stirring one [...]’. Iemand als Piet Retief is ‘intelligent, brave, and God-fearing’. De inheemse bevolking is daartegenover een ‘Savage Foe’ (p. 89). Zowel bij Whiteside als bij Sidwell is een van de oorzaken van de Transvaalse opstand van 1880-1881 het optreden van de Britse administrateur O.W. Lanyon.Ga naar eind51 Deze Engelse schoolboeken uit Zuid-Afrika stemmen overeen in hun negatieve eindoordeel over de voc-tijd, iets wat tot voor kort trouwens een geloofsartikel was in de Zuid-Afrikaanse historiografie in het algemeen. De voc had economisch, religieus en onderwijskundig gefaald, is het eindoordeel van Wilmot.Ga naar eind52 De andere teksten die een achtergrond vormen van de zahb zijn de vroege Afrikaner geschiedwerken. Evenals het werk van D'Arbez waren ze een poging om een tegenbeeld van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis te ontwerpen tegenover dat van de Engelse historici. Ook dit tegenbeeld had echter zijn beperkingen. Bij de geschiedschrijving vanuit een Afrikaner gezichtspunt ontstond er aan het einde van de negentiende eeuw een tendens om weinig aandacht te geven aan ‘die ou Hollandse tyd’, zoals Die geskiedenis van ons land het in 1877 nog uitdrukte. Met uitzondering van Die geskiedenis, het schoolboek van Nico Hofmeyr, Kijkjes in onze geschiedenis, en het door de Nederlander Aitton geschreven Geschiedenis van Zuid-Afrika concentreert de Afrikaans-Hollandse geschiedschrijving zich op de negen- | |
[pagina 104]
| |
tiende eeuw, de geschiedenis van de Grote Trek en de Boerenrepublieken, en wordt de tijd voor 1800 geheel verwaarloosd. In een van zijn latere boeken signaleert ook D'Arbez de eenzijdige gerichtheid op de periode 1836-1880.Ga naar eind53 Aanvankelijk sloot D'Arbez zich echter aan bij deze trend om de Nederlandse periode uit de Zuid-Afrikaanse geschiedenis te verwaarlozen. Driekwart van de boeken die hij aan het einde van de negentiende eeuw schreef, wijdde hij aan de negentiende eeuw, de periode van Britse overheersing. Pas met het verschijnen van de tweede serie, in de jaren 1910 en '20, ontstond er een evenwicht tussen boeken over de periodes van Britse en Nederlandse overheersing in Zuid-Afrika, omdat onderwerpen uit de voc-tijd overwegen in de tweede serie. Pas toen kon ook gezegd worden dat D'Arbez op een populair niveau het werk van Theal qua chronologische dekking ging benaderen. Tot aan de dood van D'Albrez, in 1918, heeft niemand de Zuid-Afrikaanse geschiedenis vollediger voorgesteld dan hij. Een nog vollediger voorstelling was weliswaar te vinden in het werk van Theal, maar helaas was zijn in het Engels geschreven werk te moeilijk voor gewone Afrikaners en de schoolgaande Afrikaner jeugd.Ga naar eind54 Er verscheen alleen een Nederlandse vertaling van de beknopte versie onder de titel Geschiedenis van Zuid-Afrika van 1586 tot 1814, vertaald door president Reitz van Oranje Vrijstaat, met medewerking van D'Arbez' vader J.W.G. van Oordt.Ga naar eind55 Niettemin nam het werk van Theal voor (ontwikkelde) Afrikaners een bijzondere plaats in. Theal was een ander geval dan de gebruikelijke ‘Cape History’. Hij is steeds door Afrikaners bejubeld als iemand die begrip had voor hun geschiedenis.Ga naar eind56 In de meeste van zijn boeken verwijst D'Arbez in de tekst of in voetnoten instemmend naar het werk van Theal. In David Malan, een boek over de Grote Trek, gaat dit zelfs vergezeld van de aanbeveling om verder te lezen in ‘het uitmuntend werk van den heer Dr. G.M. Theal, getiteld: “Geschiedenis der Boeren in Zuid-Afrika”’.Ga naar eind57 In dit boek, The history of the Boers in South Africa, een studie over de Grote Trek, komt Theals sympathie voor de Afrikaners het duidelijkst naar voren. Belangstelling voor het onderwerp Grote Trek zegt al iets over Theals bijzondere positie in de Zuid-Afrikaanse geschiedschrijving in de negentiende eeuw. Sommige exponenten van ‘Cape history’ waren immers geneigd de geschiedenis van de Afrikaners in de negentiende eeuw te verwaarlozen. Bovendien verdedigt Theal de ‘emigranten-boeren’ in The history of the Boers tegen aantijgingen van zendelingen als zouden de ‘emigranten’ hun zwarte personeel mishandelen of tot de status van slaven degraderen.Ga naar eind58 Hoewel Theal de Afrikaners in zijn geschiedenis in bescherming neemt, kan hij geen Afrikaner historicus heten, nog afgezien van de taal. Hij was geen aanhanger van het Afrikaner nationalisme zoals de in het Nederlands en het Afrikaans schrijvende historici dit wel waren. Het was hem niet te doen om Afrikaner hegemonie, maar om verzoening tussen Boer en Brit, zoals Saunders en Schreuder hebben duidelijk gemaakt.Ga naar eind59 Bovendien blijft zijn perspectief op het gebeuren Engels. Wanneer bijvoor- | |
[pagina 105]
| |
beeld de slag bij Boomplaats (1848) wordt beschreven, kijkt de verteller mee over de schouder van de Engelse bevelhebber Harry Smith. De Boeren bevinden zich op een afstand en uit het zicht.Ga naar eind60 Er lag dus een grote taak voor een nationalistisch bezielde popularisator van de geschiedenis. De geschiedenis moest nog vanuit Afrikaner-perspectief op een toegankelijke wijze tot in bijzonderheden herschreven worden. Bovendien moesten de Afrikaners en hun voorouders beter zichtbaar worden gemaakt.Ga naar eind61 Dat is de taak die D'Arbez op zich nam in de zahb. In Voor land en volk leidt dit tot een omkering van het perspectief ten opzichte van Theals representatie. We worden nu beter op de hoogte gehouden van de opstelling van de Boeren bij Boomplaats dan van die van de Engelsen. De lezer ziet nu vanuit de positie van de Boeren het Engelse leger naderen.Ga naar eind62 | |
Een populaire vorm voor historische stofOm zijn doel te bereiken, gebruikt D'Arbez de historische roman. De historische roman is voor D'Arbez geen doel op zichzelf, geen kunstwerk, maar een educatief hulpmiddel. De verhalen worden niet verteld om de lezer een literaire ervaring te geven, maar om kennis te verschaffen over het verleden. Fictie is daarbij een lokmiddel. In het voorwoord van het eerste deeltje van de tweede serie van de zahb zegt D'Arbez dat zo: Deze tweede Serie zal in dezelfde stijl en geest als de reeds verschenen deeltjes zijn, dat is, 't zal geschiedenis behandelen in meer of min romantiese vorm. Hoofd-doel blijft, ons Volk op aangename wijze bekend te maken met onze geschiedenis. Alle geschiedkundige feiten zullen zuiver histories worden weergegeven; de romantiese draad is er slechts ingeweven om de boekjes aangenamer en meer aantrekkelik voor de lezer te maken. De boekjes zullen in bevattelike vorm en in eenvoudig Hollands worden geschreven, zodat zelfs kinderen van 13 of 14 jaar ze kunnen verstaan, want, hoewel ik hoop dat ook ouderen van dagen de werkjes met plezier zullen lezen, zijn de boekjes hoofdzakelik voor onze opkomende jeugd bedoeld.Ga naar eind63 D'Arbez combineert het opdissen van historische gegevens met een ‘subplot’, zoals hij dit twee keer noemt, een verhaal waarin de helden hun doel meestal bereiken en daarna nog lang en gelukkig leven.Ga naar eind64 De Afrikaner lezer die het einde van dit verhaal verlangt te kennen, verorbert tegelijk de minder smakelijke historische kost en weet, als hij het boek uit heeft, wat meer van zijn eigen geschiedenis.Ga naar eind65 De boeken van de zahb (in totaal negentien titels) voorzagen met hun ‘romantiese’ ‘subplot’ ook in een andere leemte. Ze boden aangename en voor Afrikaners geschikte lectuur. Engelse boeken waren immers voor veel Afrikaner lezers onbegrijpelijk.Ga naar eind66 Zelfs Nederlandse boeken waren vaak te moeilijk. Voor Hollandse Zuid-Afrikanen geschikte en vooral ‘gezonde’ lectuur moest door plaatselijke schrijvers, zoals D'Arbez, geproduceerd worden.Ga naar eind67 | |
[pagina 106]
| |
De zahb is steeds gepresenteerd als een middel om lezers met de Zuid-Afrikaanse geschiedenis bekend te maken.Ga naar eind68 Om te voorkomen dat de fictie afbreuk zou doen aan de geloofwaardigheid, gebruikt D'Arbez soms middelen die de indruk moeten wekken van een scheiding tussen fictie en historische zekerheid. Als lezer weet je dan precies wat je van het verhaal moet geloven. Enkele dikwijls gebruikte middelen om dit te bereiken, zijn een verdeling van historische en fictionele stof over verschillende hoofdstukken, zoals in Mooi Annie, en aanwijzingen waar de voorstelling in het boek afwijkt van de historische werkelijkheid. Dit doet D'Arbez bijvoorbeeld door te zeggen dat de weergave van een gesprek een reconstructie is.Ga naar eind69 In de meeste gevallen geeft hij de mate van fictionering echter niet aan en bestaan er geen gescheiden hoofdstukken voor fictie en waarheid. Jan van Riebeeck zegt dingen die nergens gedocumenteerd zijn en fictieve personages ontvangen bevelen van historische helden.Ga naar eind70 Of dit het lezerspubliek is opgevallen, mag men betwijfelen. De historische betrouwbaarheid van de reeks kreeg altijd de nadruk.Ga naar eind71 Dat is ook veel later nog het geval bij de Afrikaanse vertaling van Tusschen Berg en Zee, die in 1936 verschijnt onder de titel Die slag by Bloedrivier.Ga naar eind72 De verschijning van het boek in vertaling wordt in het ‘Voorwoordjie’ van de vertaler in verband gebracht met de Bloedrivier-herdenking van 1938. Bij Bloedrivier werd de dood van Retief gewroken: Hierdie feit [de overwinning op de Zoeloe's] sal in die hele Suid-Afrika en ook in stamverwante lande herdenk word en dit sal daarom nodig en nuttig wees dat ons kinders en jongmense weet, wat manne as Andries Pretorius, Hendrik Potgieter, Piet en Dirk Uys en ander toentertyd gedoen het. Daarom het ons hierdie boek nou in Afrikaans uitgegee [...]Ga naar eind73 Een boekje van D'Arbez is in de jaren dertig nog steeds een geschikt middel om een breed publiek de nodige historische kennis te verschaffen, waardoor het de herdenking op zijn waarde kan schatten. | |
VerhaallagenDe zahb van D'Arbez dekt een lange periode uit de Zuid-Afrikaanse geschiedenis, beginnend bij Van Riebeeck en eindigend met de Jameson-raid van 1895. Als een proloog daartoe heeft D'Arbez een reeks schetsen geschreven over het leven van de voorouders van de Afrikaners, kleine monografieën over Germanen, Galliërs en Nederlandse middeleeuwers.Ga naar eind74 De heldenrollen van D'Arbez' historische representaties worden steeds vervuld door de Afrikaners en hun voorouders: de Europese stamvolken, vrijburgers, trekboeren, voortrekkers. De schurken zijn ambtenaren van de Compagnie, de ‘kaffers’ en vooral de Engelsen, zoals we nog zullen zien. | |
[pagina 107]
| |
Bij een verscheidenheid aan onderwerpen zijn alle deeltjes van de zahb steeds op een gelijksoortige wijze geconstrueerd. Ze zijn allemaal uit drie lagen opgebouwd: (1) een fictionele ‘subplot’, (2) een voorstelling van een bepaald historisch gebeuren of historisch tijdperk, en (3) een op de achtergrond aanwezige voorstelling van de totale Zuid-Afrikaanse geschiedenis van 1652 tot 1895 (eerste serie) of tot de jaren 1910 (tweede serie en ‘verbeterde’ druk van de eerste serie). Dit totaaloverzicht bevat lessen voor het heden en functioneert tegelijk als kaderverhaal voor de afzonderlijke delen van de zahb. Deze verhaallagen corresponderen respectievelijk met hoofdtitel, ondertitel en reekstitel. De hoofdtitel komt veelal overeen met de fictionele subplot door het verhaalthema of de hoofdpersonages daarin aan te geven (1). Bijvoorbeeld: Mooi Annie; of, De schipbreukelinge. De ondertitel situeert het verhaal historisch: Een historisch Kaapsch verhaal uit de 18de eeuw (2). In dit voorbeeld is de historische situering globaal, maar bij de meeste titels is zij erg precies: Liefde en plicht. Een historisch verhaal uit de jaren 1815 en 1816; Onder de vierkleur. Een verhaal uit den tijd van den Jameson-aanval; De nichtjes van de kommandeur. Een histories Zuidafrikaans verhaal uit de jaren 1652-1656. De reekstitel, ‘Zuid-Afrikaansche Historie-Bibliotheek’, correspondeert met het totaalbeeld van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis (3). De verschillende lagen staan in een hiërarchische verhouding tot elkaar. De subplot (1) dient als smaakmaker voor de rest. De episode uit de geschiedenis die in een boek aan de orde wordt gesteld (2) is qua strekking ondergeschikt aan het totaaloverzicht in het kaderverhaal. Als er tegenstrijdigheden ontstaan tussen de lagen, worden ze uiteindelijk aangepast aan het kaderverhaal (3). In het onderstaande zal ik dit allemaal proberen aan te tonen. Wanneer ik zeg dat D'Arbez de Zuid-Afrikaanse geschiedenis tot 1895 dekt, ga ik uit van de tweede laag. In de derde laag wordt ook een heel enkele keer gerefereerd naar gebeurtenissen van na 1895. Deze derde laag bestaat uit relatief korte opmerkingen die over de afzonderlijk boeken verspreid zijn. De boeken ‘gaan’ echter steeds over gebeurtenissen uit de tweede en eerste laag. Een kaderverhaal ontstaat pas wanneer deze over de delen van de zahb verspreide beweringen over het verloop van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis met elkaar in verband gebracht worden. Daarbij ga ik ervan uit dat de zahb als een geheel, bestaande uit met elkaar samenhangende delen, kan worden gelezen. Zo'n lezing is gerechtvaardigd door de uniforme presentatie van de reeks in rode banden met gelijke belettering, maar vooral door kruisverwijzingen tussen de verschillende deeltjes. Regelmatig attendeert de verteller zijn lezers erop dat een bepaald onderwerp in een ander deel van de reeks aan de orde komt. Een andere zaak is echter problematischer voor het bestaan van de derde laag met een historisch totaalbeeld. De drie lagen zijn wel overal te onderscheiden, maar dit wil niet zeggen dat ze ook geheel gescheiden van elkaar bestaan. Fictie en historische representatie worden immers vaak met elkaar vermengd. | |
[pagina 108]
| |
Enerzijds kon bij de inkorting van het aanvankelijk tweedelige Macht en Recht volstaan worden met het verwijderen van de fictionele subplot. De twee lagen bestonden hier naast elkaar. Anderzijds wordt fictie in heel wat boeken met de representatie van historische episodes vermengd. Er is dan geen structurele scheiding van fictie en historische representatie, dus van de lagen (1) en (2), hoewel het waarheidseffect van de reeks volgens D'Arbez steunt op een scheiding van fictie en waarheid. Als er geen duidelijke scheiding is aangebracht in de tekst, wordt het onderscheiden van fictie en waarheid uiteindelijk aan de lezers overgelaten. Dit schept een risico voor een romanschrijver als D'Arbez. Uit de theorie van Menakhem Brinker over het functioneren van de realistische tekst leren we namelijk het volgende: de voorstellingen en kennis van de (historische) werkelijkheid die de lezers hebben, bepalen wat als historisch en wat als fictioneel wordt opgevat.Ga naar eind75 Bij een slecht geïnformeerd publiek als dat van de zahb kan de auteur er niet op rekenen dat zijn lezers het onderscheid tussen fictie en waarheid maken, als hij geen duidelijke signalen geeft. De goed geïnformeerde lezer is echter wel in staat om te onderscheiden welke tekstdelen steunen op bronnen en ‘echte’ geschiedwerken, en dus als historiografie opgevat kunnen worden en welke delen dat niet doen en dus fictief zijn.Ga naar eind76 Voor mij als onderzoeker hoefde de vermenging daarom geen ernstige problemen te scheppen. Met de gangbare negentiende-eeuwse geschiedwerken bij de hand, was het meestal niet moeilijk om vast te stellen waar de fictie begint. Daarom is het onderscheid tussen zuivere fictie (1) en historische representatie (2) ook gerechtvaardigd waar er sprake is van vermenging.Ga naar eind77
In de meeste boeken van de zahb wordt de lezer al snel na het begin de min of meer fictieve wereld van de subplot binnengeleid. Het meest geslaagd in dit opzicht is wel het begin van Zwart en wit waar een eenzame ruiter door een blakend landschap rijdt. In andere gevallen is het begin minder subtiel. De lezer wordt dan door de verteller aan de hand genomen om rond te kijken en naar gesprekken te luisteren.Ga naar eind78 De kern van de subplot is in de meeste gevallen een liefdesverhaal waarin de jonge held en heldin elkaar na enkele hindernissen krijgen. Held en heldin zijn steeds voorbeeldige vertegenwoordigers van de Afrikaners of hun voorgeslacht (Hugenoten, Nederlanders). Het zijn eenvoudige mensen met eenvoudige namen. Opvallend is vooral dat de meeste heldinnen in de romans van D'Arbez Annie heten en bovendien gezet of sterk en toch aantrekkelijk zijn.Ga naar eind79 Alleen bij uitzondering zijn de vrouwen elegant, zoals de titelheldin van Mooi Annie, maar die elegantie wordt dan gecompenseerd door de eenvoud van de aanstaande echtgenoot, een in het pioniers-bestaan geharde trekboer. Met hun eenvoud worden deze vrouwen aan de lezeressen voorgehouden als rolmodel. Wellicht zijn de stevig gebouwde heldinnen minder bedreven in het voeren van beschaafde conversatie dan Kaaps-Hollandse meisjes met een Engelse kostschoolopleiding achter de rug; daar staat tegenover dat ze beschikken over een robuuste degelijkheid | |
[pagina 109]
| |
die onder invloed van Engelse manieren bij de moderne Afrikaners dreigt te verdwijnen.Ga naar eind80 De mannen hebben namen als Piet en Jan en zijn harde werkers of dappere strijders voor het eigen volk. Naast de liefde zorgen ook jacht, oorlog, schipbreuk en pioniersleven voor verwikkelingen in de subplot. Door de jeugdige leeftijd en lage maatschappelijke status van de helden uit de subplot kunnen de jonge lezers zich goed met hen identificeren. De historische figuren zijn voor dergelijke identificatieprocessen te oud en te belangrijk. De helden van D'Arbez' boeken functioneren daardoor op dezelfde wijze als de scheepsjongens van Bontekoe en zoveel andere fictieve jonge helden uit historische jeugdromans. De subplot moet de lezer ertoe brengen het nuttige met het aangename te verenigenen. Zoals de term ‘subplot’ al aanduidt, vervult de fictie een dienstbare rol. De nuttige historische kennis vormt de hoofdzaak van de romans. Daarbij kan het om allerlei zaken gaan zoals die ook in de geschiedschrijving van Theal aan de orde komen: belangrijke gebeurtenissen, personen, zeden en gewoonten van een bepaald tijdperk, of een combinatie daarvan. Het zijn echter steeds zaken die tot de eigen Afrikaanse traditie behoren. Typisch Engelse gebeurtenissen uit de Zuid-Afrikaanse geschiedenis blijven buiten beschouwing. D'Arbez heeft daarom niets te vertellen over Engelse aangelegenheden als de 1820-Settlers, de Zoeloe-oorlogen in Natal of de Engelse gouverneurs van de Kaapkolonie. De eigen geschiedenis is die van de voc-tijd, de Grote Trek en de Boerenrepublieken, daar waar de voorouders bij historische gebeurtenissen betrokken waren. De helden zijn voc-gezagsdragers, Voortrekker-leiders en presidenten van de Boerenrepublieken. Vanzelfsprekend is de beoogde lezer een Afrikaner, zoals de schrijver dat zelf ook zegt te zijn. Aan Engelse lezers heeft hij geen boodschap: Ik schrijf voor mijne Mede-Afrikaners, voor hen, die, ik hoop, hun land en volk lief hebben en die kunnen sympathiseeren met de groote moeilijkheden waarmede de Zuid-Afrikaansche Republiek te kampen heeft. Ik schrijf niet - en ik hoop nooit te zullen schrijven - ten gunste der algemeene politiek die Engeland jaren lang (ik had bijna gezegd een eeuw lang) in Zuid-Afrika volgt; ik schrijf niet voor Engelsche lezers.Ga naar eind81 | |
Het historische kaderverhaalDe ‘algemeene politiek’ van Engeland brengt ons bij de derde laag in de zahb, het historische kaderverhaal, dit wil zeggen het beeld van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis van 1652 tot het nabije verleden. Dit kaderverhaal functioneert, anders dan de tweede laag, minder als middel om historische informatie over te dragen en meer als interpretatiekader. Het historische kaderverhaal laat zien hoe de gerepresenteerde episodes in het grotere geheel van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis passen en welke betekenis aan | |
[pagina 110]
| |
de episodes moet worden toegekend. Het kaderverhaal is in de reeks aanwezig in de vorm van losse uitspraken. Na lezing van de delen zijn deze uitspraken echter door de lezer met elkaar te combineren tot een sluitend geheel dat van het grootste belang is voor de vaststelling van het geschiedbeeld dat met de zahb wordt overgedragen. Zoals zal blijken uit de laatste afdeling van dit hoofdstuk, dwingt het kaderverhaal de andere lagen steeds in zijn gareel. In de terminologie van Derrida kan gezegd worden dat het kaderverhaal voor lezers van de zahb een parergonaal karakter heeft. Het is als randverschijnsel in de vorm van losse opmerkingen in de tekst aanwezig, maar het is tegelijk van grote invloed op de betekenisproductie. Het kaderverhaal begrenst het veld waarin de episodes optreden en bepaalt hun betekenis voor de geschiedenis in zijn geheel.Ga naar eind82 De uiteindelijke waarheid over de Zuid-Afrikaanse geschiedenis is erin ondergebracht. De waarheid over de geschiedenis is bij D'Arbez tegelijk de absolute waarheid over het verleden, die de Engelsen in veel gevallen aan de Afrikaners onthouden hebben, en de waarheid van en voor de Afrikaner, zoals we in het citaat hierboven zagen. Dat het hierbij om een partijdige waarheid gaat, blijkt uit het voorwoord van De strijd om recht, een boek over het conflict tussen Kaapse vrijburgers en gouverneur Willem Adriaan van der Stel. De historische studies en documentatie hadden D'Arbez voor de keuze gesteld om zijn verhaal voor of tegen Van der Stel te schrijven. Theal had in zijn werk partij getrokken voor de vrijburgers. De koloniale archivaris Leibbrandt had echter beweerd dat het gelijk aan de kant van de gouverneur lag. D'Arbez kiest vervolgens partij op grond van nationalistische en niet van historiografische overwegingen: Aangezien de zaak naar mijn bescheiden mening nog niet uitgemaakt is, heb ik het raadzaam geacht om, wat de voornaamste feiten aangaat, Dr. Theal's verhaal te volgen, als meer overeenkomende met ons algemeen Zuid-Afrikaansch nationaal gevoel, en om onze voorouders ten minste de eer voor het ogenblik te laten dat zij streden voor hun recht.Ga naar eind83 Wanneer het gaat om de tijd na 1795, dan is de waarheid onaangenaam voor de Engelsen; het is een waarheid die het Engelse optreden in Zuid-Afrika ontmaskert. In de kern komt dit optreden neer op de uitoefening van Macht tegenover het Recht op zelfbeschikking van de Boeren. Elk verhaal waarvan het gebeuren zich voltrekt na 1795 is een voorbeeld van dit grondpatroon. Het Engelse onrecht kan op het episodische vlak velerlei vormen aannemen, waarvan ik alleen enkele voorbeelden noem. In Liefde en plicht is het hardvochtig optreden van de Engelse gouverneur tegen de opstandelingen van Slagtersnek, in Een vader des volks de bezetting van de diamantvelden die tot de Oranje-Vrijstaat behoren, in Macht en Recht de bezetting van de Zuid-Afrikaansche Republiek. Door het ontbreken van eendracht zijn de Afrikaners meestal niet in staat om tegenstand te bieden tegen de Engelse overmacht. Als het, zoals in 1880-1881, wel lukt, dan kunnen ze de Engelsen verslaan (Macht en Recht). | |
[pagina 111]
| |
Door deze aaneenrijging van gesmoorde opstanden biedt de geschiedenis van de Afrikaners dan ook de aanblik van een ‘treurspel’ dat zich uitstrekt tot aan de vrede van Vereeniging in 1902.Ga naar eind84 De contemporaine leiders van de Nationale Partij uit de jaren 1910, zoals Tielman Roos, zetten de traditie voort van degenen die in 1795 in Graaff-Reinet voor het eerst in opstand kwamen.Ga naar eind85 Een constante in het onrechtvaardige optreden van de Engelsen tegen de Afrikaners is de verwerpelijke gedachte dat alle mensen gelijk zijn: Het Engelsche denkbeeld, sinds het begin dezer eeuw [dit wil zeggen de negentiende eeuw] door hen toegedaan, was dat van gelijkheid tusschen alle menschen, waardoor de kaffer op gelijken trap stond met den blanke.Ga naar eind86 Daarom is het dat Engelsen, daartoe aangezet door de zendelingen, met name die van de London Missionary Society, steeds de zijde kiezen van de ‘kleurlingen’, zowel van de kaffers als van het Hottentot-personeel, tegen de Boeren.Ga naar eind87 Hierdoor weigerden de Engelsen bijvoorbeeld om het ‘inboorlingenvraagstuk’ op te lossen door de kaffers uit Oost-Kaapland te verjagen toen daar de gelegenheid nog toe bestond.Ga naar eind88 Dezelfde Engelse politiek heeft ervoor gezorgd dat Natal aan het einde van de negentiende eeuw ‘feitelijk aan het Zwarte Ras behoort’.Ga naar eind89 Overigens zijn de Engelsen voornamelijk als politieke mogendheid verwerpelijk. De zahb bevat talloze passages waarin Engelse individuen of groepen gunstig voorgesteld worden. Zo wordt zelfs het lot beklaagd van de ‘Berg-Schotten’ die voor maar één shilling als soldaat hun leven op het spel zetten in de strijd tegen de Boeren gedurende de oorlog van 1880-1881.Ga naar eind90 Maar deze sympathieke voorstelling bevindt zich op het niveau van de historische episode, de tweede laag in mijn analyse, die uiteindelijk ondergeschikt is aan de negatieve voorstelling van de Engelse politiek in het kaderverhaal. Ik zal in de volgende afdeling van dit hoofdstuk nog terugkeren naar dit soort tegenstrijdigheden. Op zichzelf beschouwd zijn de inboorlingen met wie de Afrikaners in conflict raken een geringer probleem. Weliswaar kunnen de inboorlingen sluw en verraderlijk zijn, zoals Dingaan, maar met het nodige geweld zijn ze steeds weer rustig te krijgen. In deze confrontaties sneuvelen de kaffers altijd bij bosjes. De geringere aandacht voor de rol van de zwarten, van wie er één in Zwart en wit zelfs sympathiek wordt voorgesteld, heeft mogelijk als verklaring dat er van hen geen dreiging meer uitging in de tijd dat de zahb werd geschreven. Hun staten waren toen bijna allemaal onderworpen aan Engels of Afrikaner gezag.Ga naar eind91 Als politieke factor waren de zwarten voorlopig buiten spel gezet. Vanaf de Jameson-raid in 1895 en na de verloren oorlog van 1899-1902 lagen de zaken ten aanzien van de Engelsen anders. In de representatie van historische episodes uit de voc-tijd moeten vooral de voc-ambtenaren uit de achttiende eeuw het ontgelden. Ze zijn corrupt en ijdel.Ga naar eind92 Daarnaast is er echter ook een lovende biografie van de achttiende-eeuwse voc-gouverneur Rijk Tulbagh opgenomen in de reeks.Ga naar eind93 | |
[pagina 112]
| |
Met als uitzondering de periodes van het bewind van Willem Adriaan van der Stel en de tijd van de Kaapse patriotten-beweging uit de achttiende eeuw, wordt het voc-gezag op het episodische niveau over het algemeen als draaglijk voorgesteld. Dit is nog meer het geval als vanuit de periode van Britse overheersing op de voc-tijd wordt teruggekeken. De tijd van ‘Jan Companie’ is dan zonder meer te verkiezen boven de Britse tijd. De Afrikaners stonden in de voc-tijd immers nog onder hun eigen gezag. In de boeken die de overgang tussen beide regimes bevatten, wordt dat goed zichtbaar.Ga naar eind94 De Kaapse Patriottenbeweging was zeker ontevreden met het gezag van de voc, maar als het erop aankomt willen de mokkende patriotten wel in het geweer komen tegen een Britse aanval en stellen ze ten tijde van het Britse bewind vast dat alles nu veel erger is dan vroeger.Ga naar eind95 De Bataafse tijd van 1803 tot 1806 wordt als een ideale periode voorgesteld. Korte tijd werden de Afrikaners toen geregeerd door bewindhebbers die hun welzijn op het oog hadden en die in staat waren hun eigen negrofiele neigingen te bedwingen.Ga naar eind96 Deze gunstig uitvallende vergelijking met de Britse periode is uiteindelijk belangrijker dan de hekeling van de corruptie in de achttiende eeuw. Het gunstige oordeel is immers opgenomen in een voorstelling van de hele Zuid-Afrikaanse geschiedenis, het historische kaderverhaal, waarin het mogelijk is om periodes met elkaar te vergelijken, wat niet gebeurt bij de hekeling van individuele gevallen van corruptie.Ga naar eind97 Hoewel de Afrikaners en hun voorouders in de zahb steeds het recht aan hun kant hadden, vergen hun percepties van niet-blanken enige uitleg en verdediging. Het is niet goed duidelijk aan wie deze verduidelijkingen gericht zijn. Het kan zijn dat D'Arbez hierbij mede een Nederlands publiek of dissidenten uit Afrikaner kring in gedachte had.Ga naar eind98 Het valt ook niet uit te sluiten dat hij aan Engelse lezers uit Zuid-Afrika heeft gedacht. De voorouders van de Afrikaners waren volgens D'Arbez overtuigd van de minderwaardigheid van alle niet-blanken. Buitenstaanders vinden dit soort opvattingen onbegrijpelijk ‘om geene andere reden dan dat zij de geschiedenis van den Afrikaanschen Boer en die zijner ontwikkeling niet verstaan’.Ga naar eind99 Begrip is echter mogelijk als men weet dat de Bijbel voor de Afrikaners de leidraad in hun bestaan was. In de Bijbel lazen de grensboeren dat zwarten als afstammelingen van Kaïn of Cham gedoemd zijn tot de rol van ‘waterputters en houthakkers, de knechten der knechten’.Ga naar eind100 In zijn pogingen het racisme van de voorouders te verdedigen, verbergt D'Arbez overigens niet dat ze soms wreed optraden tegen inboorlingen. In Mooi Annie wordt bijvoorbeeld beschreven hoe een hele stam Bosjesmannen uitgeroeid wordt, inclusief vrouwen en kinderen: Het was thans geen gevecht meer; het was een slachting. Binnen een half uur tijds lagen Boschjesmans, meiden en kinderen dood of zieltogend tegen den grond, en toen de Boeren dit zagen, sprongen zij de kom in, met geladen geweer in de hand. Wat nog leefde kreeg een tweeden kogel, zelfs de kleine kinderen die op de ruggen hunner doode of stervende moeders zaten te kermen, ontvingen met de kolf van het geweer den genadeslag.Ga naar eind101 | |
[pagina 113]
| |
D'Arbez geeft toe dat het hierboven beschreven optreden van de Boeren wreed is. Maar, vindt hij, je moet alles binnen zijn eigen tijd zien. De Bosjesmannen waren immers ook wreed tegen de grensboeren en gevangen Bosjesman-vrouwen liepen vaak weg. Als je dit weet, ‘valt er veel te zeggen ter verontschuldiging dier grensboeren’. Bovendien stonden de Bosjesmannen niet veel hoger dan de bavianen op de trappen van de evolutie. ‘Het was een wilde dierennatie, die even als leeuwen en zulke roofdieren meer moest worden uitgeroeid.’Ga naar eind102 Het is verkeerd hierover te oordelen volgens de negentiende-eeuwse ideeën van de Engelse zendelingen, vond D'Arbez.Ga naar eind103 | |
De lessen van de geschiedenisHet bovenstaande is het dominante geschiedbeeld in de zahb. De toepasbaarheid van dit geschiedbeeld op het heden wordt gerechtvaardigd door geschiedfilosofische uitspraken. D'Arbez zag de geschiedenis als een cyclisch gebeuren, dit wil zeggen dat de geschiedenis zich volgens een zich herhalend patroon voltrok: ‘de geschiedenis is een groot wiel, dat steeds ronddraait, en waarbij oorzaken en gevolgen elkaar onverbiddelijk volgen’.Ga naar eind104 Steeds treden de Engelsen onderdrukkend op. De Afrikaners reageren hierop met een opstand die in veel gevallen mislukt door gebrek aan eendracht. Het cyclische geschiedbeeld ondersteunde allereerst het Afrikaner nationalisme. De geschiedenis liet steeds zien dat het rechtvaardige streven naar zelfbeschikking van de Afrikaners en hun voorzaten tegenover Engelse machtspolitiek te staan kwam. Het beleid van de Afrikaner Bond of de Nationale Partij (na 1914) naar een ‘Afrika voor de Afrikaanders’, zoals de door D'Arbez geciteerde slagspreuk van de Afrikaner Bond luidt, lag in het verlengde van het streven van de voorouders in het verleden. Het cyclische verloop van de geschiedenis legitimeerde het Afrikaner nationalisme. Binnen het zich herhalende patroon van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis hadden de voorouders van de Afrikaners het goede nagestreefd wanneer ze zelfbeschikking wilden. Als de Afrikaner Bond en later de Nationale Partij hetzelfde willen voor geheel Zuid-Afrika, dan staan ze in dezelfde goede traditie. De Engelsen blijven zich daarentegen voortbewegen over het slechte pad. De cyclische opvatting over de geschiedenis maakt het ook verantwoord om een lerende werking aan geschiedschrijving toe te kennen. Als de geschiedenis zich voltrekt volgens een zich herhalend causaal patroon, dan is het gerechtvaardigd lessen te trekken uit het verleden.Ga naar eind105 De Afrikaners kunnen leren dat ze de Engelsen en de kaffers nooit moeten vertrouwen en dat ze, wanneer ze eendrachtig zijn, de vijand kunnen verslaan.Ga naar eind106 Voor de eigen tijd betekent dit, dat het ‘Afrikaanderisme’, het Afrikaner nationalisme als krachtenbundeling van de Afrikaners uit alle regio's, een tegenwicht kan bieden tegen Engelse machtspolitiek.Ga naar eind107 | |
[pagina 114]
| |
Deze lessen kunnen niet getrokken worden uit de Nederlandse periode. Daarvoor verschilde de aard van het Nederlandse gezag te zeer van het Engelse. Het liet zich niet leiden door gelijkheidsidealen, die een belangrijke aanleiding waren voor conflicten tussen de Hollandse bevolking en het Engelse bestuur in de tijd na 1795/1806.Ga naar eind108 Daardoor hebben de representaties van het gebeuren uit de Nederlandse tijd een veel vrijblijvender karakter in de zahb. Met uitzondering van de opstand van de vrijburgers tegen gouverneur W.A. van der Stel en de patriotten-beweging aan het einde van de achttiende eeuw die voor D'Arbez een voorafspiegeling zijn van latere opstanden tegen het Engelse bewind, biedt de Nederlandse periode de aanblik van een verzameling faits divers, zonder verband met het heden. Het gevolg hiervan is dat in de teksten over de Nederlandse periode de subplot veel sterker op de voorgrond treedt. Veel van deze verhalen zijn in de eerste plaats romans, verhalen over een schipbreuk of over het pioniersbestaan waar de geschiedenis soms alleen zorgt voor een inkleuring van de achtergrond. Bij de teksten over de Britse tijd is juist de omgekeerde tendens te zien. Daar domineert veelal de historische voorstelling, de tweede laag in mijn model. De teksten over de Nederlandse en de Britse periode in de Zuid-Afrikaanse geschiedenis zijn ongelijk verdeeld over de twee series. In de eerste serie zijn maar drie van de twaalf, later dertien boeken gewijd aan de Nederlandse periode. In de tweede serie zijn ze alle zes geheel of gedeeltelijk aan de Nederlandse tijd gewijd.Ga naar eind109 D'Arbez motiveert de verschuiving van zijn belangstelling in de tweede serie met het argument dat de ‘Hollands-sprekende bevolking’ van Zuid-Afrika een te eenzijdige belangstelling heeft voor de periode 1836-1880, de ‘voortrekkers-periode’.Ga naar eind110 Door meer aandacht aan de Nederlandse tijd te geven wil hij het geschiedbeeld in evenwicht brengen.Ga naar eind111 De verschuiving in D'Arbez' belangstelling kan echter ook opgevat worden als een aanwijzing voor een minder felle anti-Britse strekking van de zahb in de jaren 1910. Dit is ook zichtbaar in de veranderingen die in de eerste serie zijn aangebracht bij de ‘verbeterde druk’ in de jaren 1910. Ik zal hier enkele voorbeelden van geven. In Macht en Recht leidt de herziening tot het wegvallen van de fictionele subplot waarin de perfide Engelsman Miller de voorbeeldige Afrikaanse Annie ontvoert. Deze subplot met zijn schaking en bevrijding weerspiegelt de bezetting en bevrijding die Transvaal in de periode 1877-1881 doormaakt. De weglating van de subplot in Macht en Recht kan natuurlijk ook verklaard worden uit de behoefte om de twee delen die de oude versie besloeg, te reduceren tot een deel, iets wat door de scheiding tussen historische representatie en fictief verhaal in dit boek gemakkelijk ging. Dit is echter niet het geval bij een verandering in Tusschen Berg en Zee. Dit ‘verhaal uit den strijd der Boeren in Natal van 1838-1841’, zoals de ondertitel van het boek luidt, sluit af met een klacht van ‘de Afrikaner’ over het verlies van Natal. In de eerste druk is deze klacht als volgt geformuleerd: | |
[pagina 115]
| |
Niet dat hij alleen treurt dat dit land ontnomen is aan zijn volk, hem ontstolen is door dat volk dat zich in grootheidswaanzin de Paramount Power in Zuid-Afrika noemt; dat zou nog het minste zijn. (p. 203) In de ‘verbeterde’ druk wordt het: Niet dat hij alleen treurt. Dat dit schone land aan zijn volk ontnomen is, dat is niet het ergste. (p. 194) Wat in de eerste druk een tegen Engeland gerichte aanklacht was, werd in de ‘verbeterde’ druk een weeklacht. De angel is eruit.Ga naar eind112 In Onder de vierkleur wordt het boek in de verbeterde druk afgesloten met het tafereel waarin de hoofdfiguur zich met zijn geliefde in de Transvaalse vlag wikkelt om in deze toestand haar ja-woord te ontvangen op zijn huwelijksaanzoek. Het bijtend anti-Engelse slot dat hierop volgt in de eerste druk is weggelaten. In dit slot werd smaad uitgestort over degenen die de onafhankelijkheid van de Zuid-Afrikaansche Republiek bedreigden en de lof gezongen van het Afrikaner nationalisme dat dankzij de Jameson-raid versterkt werd.Ga naar eind113 Toch zijn deze voorbeelden onvoldoende om als een sterk argument voor een veranderde gezindheid in de zahb gedurende de jaren 1910 te kunnen dienen. Er worden elders in de ‘verbeterde druk’ van de eerste serie immers heel wat anti-Engelse passages gehandhaafd. Meer bewijskracht heeft het feit dat er in de nieuwe tweede serie geen enkel boek over de oorlog van 1899-1902 of de rebellie van 1914 verschijnt.Ga naar eind114 Het historisch laatste gebeuren is de Jameson-raid van 1895. Dit ongebruikt laten van het zwaarste anti-Britse geschut is wel een sterk argument voor de gedachte dat de zahb in de jaren 1910 milder is geworden. Wat er in de tweede serie nog aan anti-Britse historische representatie werd toegevoegd, heeft betrekking op het begin van de Britse periode in een boek dat voor een groot deel nog speelt in de tijd van Nederlandse overheersing.Ga naar eind115 Een verklaring voor de minder anti-Britse strekking van de zahb in de jaren 1910 kan misschien gevonden worden in de historische omstandigheden van de eerste tijd na Unie-wording. Aan het einde van de negentiende eeuw werd de Britse politiek gekenmerkt door ‘jingoisme’ en imperiale expansie, gericht tegen de Boerenrepublieken. In 1910 werd de Unie van Zuid-Afrika gesticht met de Afrikaners Botha en Smuts aan het hoofd van de nieuwe staat. Het Britse imperialisme was van nu af op zijn retour. Er was daardoor minder reden tot klagen. De regeringsideologie stond bovendien in het teken van verzoening tussen de ‘rassen’, dit wil zeggen de Afrikaners en de Engelsen in Zuid-Afrika.Ga naar eind116 Toch was op economisch en cultureel gebied het Britse overwicht vooralsnog groot en waren er in 1914 nog genoeg ontevredenen om datzelfde jaar de Nationale Partij te stichten of om in opstand te komen tegen de regering (de Rebellie). Overigens liet zelfs een Afrikaner-nationalist als Hertzog, de leider van de Nationale Partij, soms verzoenende geluiden horen. Hij keerde zich in 1917 tegen het | |
[pagina 116]
| |
voorstel om van Zuid-Afrika een republiek te maken met het argument dat men ten tijde van de wereldoorlog niets moest doen dat kwetsend zou kunnen zijn voor de ‘Engelssprekende landgenoten’.Ga naar eind117 Binnen dit historische kader wordt D'Arbez' gewijzigde opstelling begrijpelijk. In de tijden van Britse druk en in de ogen van Afrikaners onrechtvaardig optreden van het Britse gezag verschafte hij in de eerste serie vooral historische exempla van onrechtvaardig Brits optreden in het verleden. Daar kon men uit leren hoe het eigentijdse Britse optreden beoordeeld moest worden. Na 1910 was daaraan bij D'Arbez of zijn uitgever minder behoefte. De boeken van de eerste serie werden nog eens in ‘verbeterde druk’ en gedeeltelijk aangepast uitgegeven en boden voldoende materiaal over onrechtvaardig Brits optreden in de negentiende eeuw. Aan nog meer, waarvoor de Boerenoorlog toch genoeg materiaal bood, was kennelijk geen behoefte. De tweede serie werd daarom voornamelijk gevuld met verhalen uit de politiek ongevaarlijke Nederlandse periode. | |
De ZAHB en het standaardbeeld van Afrikaner geschiedschrijvingWat is nu de plaats van D'Arbez in de Afrikaner-historiografie van zijn tijd? De auteurs over de vroege Afrikaner-geschiedschrijving houden er een standaardbeeld op na dat beknopt is samengevat door Thompson: With du Toit's [als mede-auteur van Die geskiedenis van ons land] successors, the picture also became increasingly clear cut: the Boers are always right, their enemies [zwarten en Engelsen] always wrong. It was polemical history, viewed exclusively from the Boer standpoint and written with a polemical purpose.Ga naar eind118 Een vaste ingrediënt van het standaardbeeld is bovendien de vaststelling dat er in de Afrikaner geschiedschrijving een besef te vinden is van de uitverkorenheid van de Afrikaners. Ze zijn een uitverkoren volk met een opdracht, bijvoorbeeld om Afrika open te leggen voor beschaving en christendom. Deze interpretatie van het Afrikaner geschiedbeeld is in zijn geheel al te vinden in Van Jaarsvelds opstellen over dit onderwerp.Ga naar eind119 Sindsdien is wat Van Jaarsveld heeft opgemerkt hoofdzakelijk herhaald door Van Jaarsveld zelf, Thompson, Moodie, Smith en, in een modern theoretisch jasje, door Praeg.Ga naar eind120 Ten onrechte wordt daardoor de indruk gewekt dat het laatste woord over dit onderwerp is gesproken. Van Jaarsvelds opstellen zijn echter verre van volledig. Behalve dat hij de zahb niet behandelt, geeft hij over de negentiende-eeuwse geschiedschrijving alleen uiterst summiere aanduidingen over aard en strekking van sommige teksten in zijn opstel ‘Die ontstaan van die Afrikaanse geskiedskrywing’ en The Afrikaner's interpretation of South African history.Ga naar eind121 Moodie baseert zijn voorstelling van het Afrikaner geschiedbeeld voornamelijk op Die geskiedenis van ons land, de toespraken van Paul Kruger en Een eeuw van onrecht, | |
[pagina 117]
| |
zonder zijn selectie te motiveren. We moeten maar geloven dat deze teksten representatief zijn. Nergens wordt er in bestaande studies goed beredeneerd welke negentiende-eeuwse geschiedwerken tot de Afrikaner geschiedschrijving gerekend moeten worden. Voor auteurs als Thompson, Moodie, Smith en Praeg is het niet eens een probleem. Zij praten over Afrikanergeschiedschrijving alsof iedereen weet wat daarmee wordt bedoeld. De enige die het probleem van de afbakening van het corpus heeft onderkend, is (alweer) Van Jaarsveld. Zijn oplossing van het probleem presenteerde hij in de jaren vijftig in het opstel ‘Die ontstaan van die Afrikaanse geskiedskrywing’. Maar Van Jaarsvelds oplossing is tamelijk onbevredigend. Hij benadert het probleem van de afbakening van het corpus vanuit de vraag wanneer de Afrikaanse geschiedschrijving begon. Hij doet dit in navolging van een soortgelijke kwestie in de literatuurgeschiedschrijving.Ga naar eind122 Daar ging het erom vast te stellen wanneer de Afrikaanse literatuur ten opzichte van de Nederlandse begonnen was.Ga naar eind123 Deze vraag werd op drie manieren beantwoord: alleen teksten in het Afrikaans behoren tot de Afrikaanse letterkunde; teksten in het Afrikaans en in het Nederlands die geschreven zijn in Zuid-Afrika behoren tot de Afrikaanse letterkunde (het criterium ‘bodem’); teksten in het Afrikaans en teksten in het Nederlands waarin een Afrikaanse volksgeest te vinden is, behoren tot de Afrikaanse letterkunde. Taal (Afrikaans) en bodem (afkomstig uit Zuid-Afrika) zijn voor Van Jaarsveld niet doorslaggevend. Geschiedwerken in het Nederlands, bestemd voor de Nederlandse markt, kunnen volgens hem ook tot de Afrikaanse geschiedschrijving gerekend worden. Voor Van Jaarsveld vormt de ‘geest’ van het werk het criterium. Daarbij is deze geest - anders dan bij Elizabeth Conradie in Hollandse skrywers uit Suid-Afrika en D.J. Opperman - geen volksgeest, maar een soort mengsel van volksgeest en tijdgeest, als ik Van Jaarsveld goed begrijp. Zij is volgens hem verbonden met het tijdperk van de ‘ontwaking’ van het Afrikaner nationalisme, dit wil zeggen de periode 1871-1881: Hier geld dit die agtergrond en ‘gees’ waarvan dit uitvloeisel was [...] Eers toe die Afrikaanssprekendes homself in 'n krisistyd ontdek het, het hy sy eie verlede ontdek en was die gevolg die skrywe van ‘Afrikaanse’ geskiedenisboeke wat die nuwe nasionale selfbewuswording weerspieël het.Ga naar eind124 Zo'n geest in de boeken is natuurlijk al spookachtig, maar de oplossing wordt nog onbevredigender als Van Jaarsveld deze geest aan de verkeerde groep mensen ketent. Terwijl hij praat over het ‘proses van nasionale bewuswording van die Afrikaanssprekendes’ (p. 43, mijn cursivering, S.H.) van na 1871, blijkt de door hem bedoelde nationale tijdgeest hoofdzakelijk gevonden te worden in Nederlandstalige geschiedwerken die in veel gevallen door Nederlanders geschreven zijn (p. 43).Ga naar eind125 Maar als we de aanduiding ‘Afrikaanssprekendes’ terzijde laten, steekt er overigens wel een kern van waarheid in Van Jaarsvelds afbakeningscri- | |
[pagina 118]
| |
terium. Misschien kunnen we proberen het criterium voor de afbakening van de vroege Afrikaner-geschiedschrijving daarom op een andere manier te formuleren om het bruikbaar te maken. Geschiedschrijving is een zaak van representaties en het is gebruikelijk geschiedschrijving te typeren op grond van de aard van de representatie. Er is sprake van marxistische of nationalistische geschiedschrijving, wanneer de geschiedverhalen binnen het kader van marxistische of nationalistische ‘grands récits’ (Lyotard) verteld worden.Ga naar eind126 Afrikaner geschiedschrijving zou dan een soort nationalistische geschiedschrijving kunnen zijn, geschreven binnen het grote verhaal van het Afrikaner nationalisme. Dit laatste kan omschreven worden als een pleidooi voor het streven naar politieke zelfbeschikking van de Afrikaners als een groep met bepaalde kenmerken.Ga naar eind127 Iets van dit pleidooi voor zelfbeschikking, moet in de historische representaties gevonden kunnen worden om ze tot de Afrikaner geschiedschrijving te kunnen rekenen. Grosso modo komt men met een dergelijk criterium uit bij ongeveer hetzelfde tekstcorpus van hoofdzakelijk Nederlandstalige historische representaties die geschreven zijn door mensen met op z'n minst sterke Nederlandse connecties, zoals D'Arbez.Ga naar eind128 Door deze sterke Nederlandse connecties is het ook moeilijk een grens te trekken met representaties die voor een Nederlands publiek bedoeld waren. Langs een andere weg zijn we hiermee bij een indelingscriterium uitgekomen dat veel lijkt op dat van Van Jaarsveld. Niettemin blijven we zitten met het probleem dat we slechts provisorische uitspraken kunnen doen als we willen vaststellen hoe D'Arbez past binnen de standaardvoorstelling van het Afrikaner geschiedbeeld. De standaardvoorstelling is immers gebaseerd op een zeer onvolledige beschrijving van een meestal onduidelijk afgebakend corpus. Als we D'Arbez' zahb met het (niet erg degelijk onderbouwde) standaardbeeld vergelijken, dan zijn er een paar opvallende verschillen. Er is in de zahb op het vlak van het kaderverhaal - de voorstelling van de gehele Zuid-Afrikaanse geschiedenis - zeer zeker een strijd tussen Afrikaner recht en Brits onrecht en tussen rechtvaardige Afrikaners en barbaarse zwarten, die overeenstemt met de kern van het gangbare standaardbeeld. Daartegenover staat echter dat D'Arbez ook aandacht schenkt aan de voc-tijd. Op dit punt wijkt hij af van degenen die door Moodie als vertegenwoordigers van het standaardbeeld zijn uitgeroepen en iemand als Preller die zich concentreert op de Grote Trek.Ga naar eind129 D'Arbez had dit verschil zelf ook al opgemerkt. Daarnaast is de rol van de goddelijke Voorzienigheid, die volgens het standaardbeeld van groot belang is, in het werk van D'Arbez beperkt en de uitverkorenheid van het Afrikaanse volk tot de taak van kerstening van het binnenland, zelfs afwezig.Ga naar eind130 Als godsdienst al een rol speelt, dan voornamelijk als eigenschap van de personages. D'Arbez' hoofdfiguur in Onder de Vierkleur is een geamuseerd getuige van Boeren-godsdienstzin en wordt terechtgewezen door de boer bij wie hij als onderwijzer in dienst is. Volgens die boer kan hij beter de bijbel lezen, in plaats van allerlei geleerde | |
[pagina 119]
| |
boeken. Van het opvolgen van deze raad is echter geen sprake.Ga naar eind131 Deze afwijking van het patroon is wellicht verklaarbaar uit J.F. van Oordts agnosticisme. In het enige werkelijk autobiografische, nog wel in het Engels geschreven ego-document over zijn worsteling met de drankzucht, A mad passion, laat J.F. van Oordt zich kennen als een cynische agnosticus: What a miserable animal man is! How infinitely below the very beasts of the field? His very sexual life proves it. Only man does not want to know this. He has grown spiritually fat upon the idea, that he is the Lord of Creation, the creature made after the image of his Creator, and hence ‘Of its owm [sic] beauty is the mind diseased’.Ga naar eind132 Er is nog een belangrijke afwijking van het bij de historici gangbare standaardbeeld over de Afrikaner voorstelling van het verleden. In het standaardbeeld wordt er stilzwijgend van uitgegaan dat de Afrikaner voorstelling van de geschiedenis homogeen is. Er is daarin een duidelijke rolverdeling tussen helden en schurken, met de voorouders van de Afrikaners in de rol van helden. Dit is niet steeds het geval in de zahb. Er zijn in de zahb bovendien tegenstrijdigheden. Ik zal daarvan een voorbeeld geven. In de eerste plaats is er een losse opmerking die het conflict tussen Boer en Brit niet langer voorstelt als een gevecht tussen Recht en Macht,Ga naar eind133 zoals het standaardbeeld wil, maar als een gevecht tussen de handelsgeest van de stedelijke Engelsman, die deel is van een groot imperium, en de Afrikaner van het platteland, die door zijn beperkte kennis van de wereld maar beter niet te veel invloed op de politieke gang van zaken kan hebben. De stedelijke achtergrond van de Engelsman en zijn handelsgeest verklaren ook waarom de Engelsen de kaffers te vriend willen houden. Dat is geen gevolg van domme filantropie, zoals D'Arbez steeds elders beweerd had, maar van een behoefte aan kopers van industriële producten: men moet zijn klanten te vriend houden. In dit conflict zal de Afrikaner het uiteindelijk wel afleggen tegen de economisch superieure Brit die de geschiedenis aan zijn kant heeft. Overal laat de geschiedenis immers zien dat de industrie het wint van de landbouw. Geheel in strijd met het voorgaande volgt dan echter de verzekering dat het in Zuid-Afrika allemaal anders zal lopen omdat het platteland hier wél sterk is. De hele passage laat zich lezen als een verspreking die bij de auteur van de zahb andere ideeën doet vermoeden dan het geschiedbeeld dat hij zijn lezers in de regel voorhoudt. Die indruk wordt nog eens versterkt door een opmerking in De dochter van de zeekapitein, een boek uit de tweede serie, waar de auteur zijn meegevoel toont met de moeilijkheden die de regering van de Unie heeft met de domme landbouwers en veeboeren, aan wie eigenlijk alle medezeggenschap ontzegd behoorde te worden (p. 163-4). Het bovenstaande voorbeeld betreft niet meer dan een inconsistente passage en een andere passage waarin een van het kaderverhaal afwijkende opinie verkondigd wordt. Er zijn echter twee boeken uit de eerste serie die in hun geheel innerlijk tegenstrijdig zijn en waarbij het beeld van de geschiedenis bovendien gedeeltelijk afwijkt van het standaardbeeld: Zwart | |
[pagina 120]
| |
en wit; Een verhaal uit de Vrijstaatse Basuto-oorlog (1896) en Liefde en plicht; Een historisch verhaal uit de jaren 1815 en 1816 (1897). Een nadere beschouwing van deze afwijkingen heeft als bijkomend voordeel dat de eerder door mij gesignaleerde gelaagdheid van de zahb daardoor beter zichtbaar wordt. In Zwart en wit vindt de held van het verhaal, Jan Wilken, een gewonde kaffer die hij voor verzorging naar het huis van de bevriende familie Swanepoel brengt. De Swanepoels nemen de kaffer liefderijk op. Zowel voor Jan als voor de meeste leden van de Swanepoel-familie is het verzorgen van een gewonde kaffer iets vanzelfsprekends. De toekomstige vrouw van Jan, Sannie, ‘een mooi en enigszins dik meisje’ zoals de meeste heldinnen van D'Arbez, heeft medelijden met de ‘gewonde Basuto’: ‘Arme kaffer! zei Sannie’ (p. 12). Voor het gezinshoofd is het verzorgen van de kaffer deel van zijn christenplicht. De enige die er andere opvattingen op na houdt is broer Piet Swanepoel: ‘Wat mankeer jou, Jan, om so'n spektakel te maak o'er een kaffer?’ vroeg de jonge Piet Swanepoel, die reeds een volwassen man van over de 25 jaar was, en hard van natuur. ‘Een mens sal dink d'is die koning van Engeland, wat daar by die rivier lê, in plaats van een kaffer. Wat het dit daarop aangekom, als die kerel doodgaan! Die swartgoed is ons al sonde genoeg, en hoe minder van hulle is, des te beter vir ons. Nou het jij die oubaas jammerhart gemaak, en vir ma ook, en hulle sal nou regtig die kaffer gaan oppas net als een witmens. (p. 13) Voor uitspraken als die van Piet heeft D'Arbez elders in de reeks begrip. Je moet zoiets binnen zijn tijd verstaan, zegt hij dan.Ga naar eind134 Hier worden de uitspraken echter in de mond gelegd van iemand die niet alleen ‘hard van natuur’ is, maar die verderop in het verhaal deserteert uit het leger van de Vrijstaatse Boeren als die tegen de Basuto's ten strijde trekken (p. 126). Piets woorden worden door zijn zus Sannie bovendien met een verwijzing naar de barmhartige Samaritaan weerlegd (p. 13). Later in het verhaal oogst de familie Swanepoel de beloning van haar barmhartigheid als de Basuto's de Vrijstaat aanvallen. Dankzij de geredde kaffer Tsekelo die de zoon is van het stamhoofd van de Basuto's, wordt hun huis gespaard. De oude Swanepoel merkt hierover op: ‘Zalig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden’ (p. 90). Later sparen Jan en Tsekelo elkaar nog eens in een nachtelijke confrontatie. Al met al propageert de subplot de opvatting dat morele en godsdienstige plichten over rassengrenzen heen reiken. Hiermee in strijd is een hoofdstuk dat los van de fictieve subplot de historische waarheid wil vertellen. Daarin wordt het geval van een naïeve Kapenaar verteld die ervan uitging dat de kaffers hem niets zouden doen als hij hun niets deed en prompt door hen gedood werd (p. 96). Een gelijksoortige anekdote betreft twee Transvalers (p. 150-1). In de representatie van het historische gebeuren met commandant Weppener als centrale historische figuur, is de boodschap dus: pas op als je te maken krijgt met kaffers, ze zijn niet te vertrouwen. Ook verder sluit de historische representatie over de Basuto-oorlog aan bij het kaderverhaal in de zahb. | |
[pagina 121]
| |
Dankzij de ‘negervriend’, de Engelse gouverneur Wodehouse ontstaat er een grensgeschil met de Basuto's over land waarop de rechten van de Basuto's overigens heel verdedigbaar zijn (p. 40). Desondanks zijn niet de Basuto's, maar de Vrijstaatse Boeren binnen de voorstelling van de historische werkelijkheid in Zwart en wit de sympathieke partij. In Zwart en wit wijkt alleen de subplot af van de andere lagen, maar in Liefde en plicht is zowel de representatie van het centrale historische gebeuren als de subplot afwijkend van het historische kaderverhaal. Onderwerp van Liefde en plicht is de opstand van Slagtersnek in 1815. Deze opstand ontstond nadat Frederik Bezuidenhout, een boer uit het oosten van de Kaapkolonie die wegens mishandeling van een Hottentot-arbeider voor het gerecht gedaagd was, zich tegen arrestatie verzette na niet op dagvaardingen gereageerd te hebben. Hij werd in een vuurgevecht met soldaten gedood. Zijn familie en de grensboeren in de omgeving probeerden toen de wapens op te nemen tegen het koloniale Engelse gezag. De opstand mislukte en vijf van de zes leiders van de opstand werden vervolgens opgehangen op de plaats waar ze het Britse gezag hadden afgezworen: bij Slagtersnek.Ga naar eind135 Slagtersnek kreeg in de Afrikaanse geschiedschrijving van voor de Boerenoorlog een belangrijke plaats inboeken, zoals Die geskiedenis van ons land (1877), die het brute optreden van het Britse gezag tegen de Afrikaners wilden bewijzen.Ga naar eind136 De vader van D'Arbez, J.W.G. van Oordt, publiceerde als eerste over dit onderwerp een boek dat steunde op bestudering van beschikbaar archiefmateriaal: Slagtersnek. Een bladzijde uit de voorgeschiedenis der Zuid Afrikaansche Republiek.Ga naar eind137 Slagtersnek is voor J.W.G. van Oordt vooral een ideologisch probleem. Het conflict tussen het Britse gezag en de opstandelingen is volgens hem te wijten aan de denkbeelden van Rousseau die via de zendelingen invloed kregen op het Britse bestuur. Deze denkbeelden leerden dat alle mensen gelijk zijn, terwijl dit niet zo was volgens de Afrikaners en J.W.G. van Oordt zelf. De ‘kleurlingen’ - bedoeld worden alle zwarten - zijn een ‘tot dienen geroepen volk’ (p. 72) dat geen recht van klagen heeft. Bezuidenhout had dus gelijk toen hij niet reageerde op de dagvaardingen: [...] wil de overheid in een land als Zuid Afrika waarlijk regt doen, dan moet zij beginnen met aan het dienstvolk praktisch en metterdaad te toonen dat het beter uitkomt om het zijn baas naar den zin te maken dan klagten te opperen, (p. 102) Het hele geschiedbeeld van vader Van Oordt was gebaseerd op racisme. De Boeren behoren een Romeinse aristocratie te vormen. Daartegenover was ‘het naturellendom, het regte slijk om tot onderlaag eener maatschappij vast te trappen’ (p. 139). Zolang dit niet ingezien werd en wordt, zijn er problemen in Zuid-Afrika (p. 139-140). J.W.G. van Oordts zoon D'Arbez komt in hetzelfde jaar 1897 met een verhaal dat goed gedocumenteerd is in vergelijking met andere representaties. Zijn verhaal is in zijn soort even volledig als dat van zijn vader. | |
[pagina 122]
| |
Afb. 11 De eed van de opstandelingen bij Slagtersnek (uit: D'Arbez, Liefde en plicht).
Op de niveaus van de subplot en de representatie van het centrale historische gebeuren geeft D'Arbez echter een totaal andere voorstelling dan zijn vader in Slagtersnek. Hoofdfiguur in Liefde en plicht is de historische figuur luitenant Rousseau. Hij stond aan het hoofd van de troep Hottentot-soldaten (pandoeren) die de ongehoorzame Frederik Bezuidenhout hadden doodgeschoten. Rousseau heeft in Liefde en plicht een liefdesverhouding met Sannie Faber, de fictieve dochter van een van de latere leiders van de opstand. Hij is een sympathieke figuur die zich in een loyaliteitsconflict bevindt nadat zijn toekomstige schoonouders in opstand zijn gekomen. Hetzelfde geldt voor Sannie. Ze worden beiden heen en weer geslingerd tussen liefde en plicht. Op het moeilijk van de subplot te scheiden niveau van de representatie van de historische episode is er een conflict gaande tussen hartstocht en verstand. D'Arbez kiest hierin tot het moment van de executie de partij van de Engelsen en de Afrikaners die hen helpen. Het optreden van de opstandelingen wordt gekenmerkt door het ontbreken van zelfbeheersing, ondoordacht handelen, domheid.Ga naar eind138 De Engelsen gaan daarentegen verstandig te werk.Ga naar eind139 Zelfs de zendelingen worden in bescherming genomen. Wanneer de opstandelingen denigrerende opmerkingen over de zendelingen maken, distantieert D'Arbez zich daarvan in voetnoten.Ga naar eind140 Een en ander is in strijd met het historische kaderverhaal van de zahb waarin de Engelsen, geïnspireerd door de zendelingen, steeds schurken zijn. Nu zou men kunnen denken dat het doorbreken van het schema in de historische representatie verband houdt met de aanwezigheid van Afrika- | |
[pagina 123]
| |
ners aan de kant van de Engelsen. In Liefde en plicht helpen een brave luitenant Rousseau en een verstandige commandant Nel de Engelsen tegen een zootje opstandelingen. Al hebben er in de historische werkelijkheid inderdaad Afrikaners aan Engelse zijde gestreden, de karakterisering van deze actors als braaf of verstandig hangt af van het beeld dat men van hun optreden wil geven. Volgens Heese, die in Slagtersnek en sy mense niet alleen de ware toedracht probeert te reconstrueren van het gebeuren rond Slagtersnek, maar ook een overzicht biedt van de historische beeldvorming, is de voorstelling in Liefde en plicht in elk geval een opmerkelijke afwijking van het in de Afrikaner historiografie gangbare patroon (p. 55). Zo wordt Rousseau bij vader Van Oordt in zijn boek over Slagtersnek bijvoorbeeld voorgesteld als ‘een met de Engelschen meêlopenden Afrikaander [...] die aan zijn beweerden ambtspligt boven zijn waren pligt tegenover een mede-Afrikaander de voorkeur heeft geschonken’.Ga naar eind141 Pas aan het einde van het verhaal, wanneer de gouverneur geen genade wil geven aan de opstandelingen, maakt D'Arbez de strekking van de representatie van de episode Slagtersnek weer ondergeschikt aan het kaderverhaal van de zahb. Het niet verlenen van gratie is ‘eene groote fout’ (p. 177).De executie is zo gruwelijk dat de verteller zegt zich te moeten dwingen om het toneel toch te beschrijven (p. 197). In overeenstemming met het kaderverhaal is de dichotomie van goed en kwaad weer hersteld: de Engelsen zijn weer schurken en de Afrikaners slachtoffers. In een epiloog wordt een vergelijking getrokken tussen het optreden van de Engelse gouverneur in 1816 en dat van Kruger na de Jameson-raid: een geliefde vergelijking van D'Arbez. Kruger schonk de ter dood veroordeelde putschisten wel genade ‘en toonde [...] dat de eenvoudige Boer beter begrip had van genade, dan de beschaafde Gouverneur die het doodvonnis van 1816 onderteekende’ (p. 214).Ga naar eind142 Zwart en wit en Liefde en plicht maken twee dingen duidelijk. In de eerste plaats blijken de verhaallagen soms qua strekking een eigen bestaan te kunnen leiden. In Zwart en wit wordt in de subplot de universaliteit van morele en godsdienstige waarden gepropageerd, in strijd met wat er gezegd wordt in de representatie van het centrale historische gebeuren en het kaderverhaal. Het gebruikelijke etnocentrische discours botst hier met een discours over menselijke gelijkwaardigheid dat zijn wortels heeft in de Verlichting. In Liefde en plicht wijken zowel subplot als representatie van de historische episode af van het kaderverhaal van de zahb. In afwijking van de gangbare voorstelling en het kaderverhaal is het goede te vinden aan de kant van de Engelsen en hun Kaaps-Hollandse bondgenoten. Aan het einde van Liefde en plicht is de gebruikelijke voorstelling echter weer hersteld. In een poging om de daardoor ontstane discrepanties op te lossen laat D'Arbez zijn held Rousseau ontslag nemen uit Britse dienst. Met dit ontslag bevindt het goede zich weer veilig aan de Afrikaner kant. De wrede dader is nu de meedogenloze Engelse gouverneur. De voorouders zijn slachtoffers geworden die recht op genade hadden. De twee boeken laten ook zien dat het homogene geschiedbeeld soms doorbroken wordt in de zahb. | |
[pagina 124]
| |
Alleen dankzij abrupte veranderingen in de visie van de verteller op het gebeuren kan de homogeniteit van de voorstelling provisorisch gered worden. Maar dan moet je wel bereid zijn om deze veranderingen te accepteren, om gewillig de verteller te volgen als hij het Britse gezag, dat eerst zo redelijk was, aan het slot plotseling van genadeloos optreden beschuldigt, ook als er door het onbesuisde optreden van de opstandelingen soldaten gesneuveld zijn. Als men echter tegendraads wil lezen, met veronachtzaming van de hiërarchische ordening van de verschillende lagen, dan blijft men zitten met tekstfragmenten die niet op elkaar aansluiten. Van een homogeen geschiedbeeld is dan geen sprake. |
|