Verkenningen van Zuid-Afrika
(2007)–Siegfried Huigen– Auteursrechtelijk beschermdAchttiende-eeuwse reizigers aan de Kaap
[pagina 113]
| |
Hoofdstuk 6 De avonturen van een Surinaamse Fransman in Afrika: de reisbeschrijvingen van François le VaillantDe tegenpool van Peter Kolb in de achttiende-eeuwse literatuur over Zuid-Afrika is de in Suriname geboren Fransman François le Vaillant (1753-1828).Ga naar eind1 Tegenover de in meerdere opzichten uitputtende encyclopedische feitencollectie van Kolb biedt Le Vaillant spannende reisverhalen, de Voyage de M. Le Vaillant dans l'intérieur de l'Afrique uit 1790 en de Second Voyage de M. Le Vaillant dans l'intérieur de l'Afrique uit 1795. Het contrast tussen Kolb en Le Vaillant wordt al zichtbaar als we de frontispices van hun boeken naast elkaar leggen. Frontispices (of titelprenten) hadden de taak om de inhoud van boeken treffend te verbeelden.Ga naar eind2 De titelprenten in de boeken van Le Vaillant en Kolb laten twee manieren zien om de Afrikaanse werkelijkheid te representeren. Met name de titelprent van de Nederlandse vertaling van Kolbs werk verbeeldt de epistemologie die aan het boek ten grondslag ligt (afb. 26).Ga naar eind3 Alles staat in de prent van I.C. Philips in het teken van objectiviteit, nauwkeurige representatie en betrouwbaarheid. De allegorische actie wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door drie vrouwelijke figuren. Op de voorgrond is de ‘Landkunde’ (de chorografie - de regionale aardrijkskunde) in de weer met het samenstellen van een kaart, dezelfde kaart die in de Nederlandse vertaling van Kolbs werk is opgenomen. Ze wordt omringd door putti met tekeningen - verkleinde ilustraties uit het boek - en instrumenten die helpen bij het vervaardigen van getrouwe voorstellingen van de werkelijkheid, zoals een kompas en een verrekijker. Onder de zuil met de boektitel zit de ‘Historikunde’, de beschrijvende wetenschap die zich laat leiden door de derde vrouwenfiguur op de prent, de ‘Ondervinding’ (Experientia). Deze figuur heeft in haar hand een toetssteen, symbool van het vermogen de waarheid te kunnen vaststellen. Ze draagt om haar arm een banderol met het moeilijk leesbare Latijnse motto ‘rerum magistra’, dit wil zeggen de ervaring is leermeester van alle dingen. Epistemologisch is zij de centrale figuur, want volgens de ‘Verklaaring der titelprent’ van Claas Bruin (1671-1732), die een toelichting bevat bij de voorstelling op de frontispice, heeft de Historikunde ‘haare ogen sterk gevest/ Op de Ondervinding die haar nadert ... Zy, aller dingen leermeestres’. Wat de Historikunde schrijft, wordt haar aangereikt door de (persoonlijke) waarneming van de werkelijkheid, de autopsie waarop Kolb zoveel nadruk legde. De aspecten van de werkelijkheid die door de Historikunde beschreven worden, zijn rondom de allegorische figuren afgebeeld: de Tafelbaai met de Tafelberg op de achtergrond, een leeuw, een olifant en enkele Hottentotten. De gebruiker van Kolbs boek moet de boodschap krijgen dat wat hij in het boek gaat lezen en zien een getrouwe kopie is van de Kaapse realiteit. De titelprent van Le Vaillants Voyage (1790) is heel anders (afb. 27).Ga naar eind4 Weliswaar wordt ook hier een onderdeel van de vreemde werkelijkheid afgebeeld in de ge- | |
[pagina 114]
| |
26 Frontispice van Peter Kolb, Naauwkeurige Beschryving uit 1727, de Nederlandse vertaling van Kolbs Capvt Bonae Spei Hodiernvm.
| |
[pagina 115]
| |
27 Le Vaillant met giraffe op de frontispice van zijn Voyage uit 1790. De afbeelding van een giraffe op de titelbladzijde was wat voorbarig, want de jacht op giraffen kwam pas in Le Vaillants volgende boek, de Second voyage uit 1795, ter sprake.
| |
[pagina 116]
| |
stalte van een giraffe en een onduidelijk landschap met exotische fantasiebomen, maar opmerkelijk is vooral de gesticulerende en opvallend geklede figuur van de auteur op de voorgrond. De titelprent in de Voyage refereert naar een belangrijke belevenis van Le Vaillant, die overigens pas in zijn tweede boek, de Second Voyage (1795), zal worden beschreven: het schieten en prepareren van de huid van een giraffe in het zuiden van het huidige Namibië. Le Vaillant was daar geweldig trots op en vertelt ook uitgebreid hoe hij te werk ging om delen van de giraffe te conserveren.Ga naar eind5 Het vinden van een giraffe was het belangrijkste doel van zijn tweede reis in noordelijke richting geweest. Door een giraffe te schieten hoopte hij een roemrijke bijdrage te kunnen leveren aan de natuurlijke historie.Ga naar eind6 Hij had een goede kans beroemd te worden, want giraffen (Giraffa camelopardalis) waren ook na de publicatie van Nieuwste en beknopte beschryving in 1778 nog weinig bekend in Europa. Beschrijvingen, afbeeldingen en lichaamsdelen van giraffen konden daarom rekenen op grote belangstelling.Ga naar eind7 Visueel belangrijker dan de giraffe is de extravagante Le Vaillant-figuur op de voorgrond, met overdadig bepluimde hoed, geweer, pistolen in zijn riem en gehoorzame jachthonden. Zijn wijzende gebaar is vermoedelijk als aanwijzing voor de toeschouwer bedoeld. De Italiaanse kunsttheoreticus Alberti (1404-1472) adviseerde al om wijzende figuren te gebruiken die de aandacht van de toeschouwer moesten vestigen op een onderdeel in de voorstelling.Ga naar eind8 Het gebaar richt de aandacht op de giraffe maar kan tegelijk opgevat worden als bevel aan de jachthonden om de giraffe aan te vallen.Ga naar eind9 Toch trekt vooral de Le Vaillant-figuur de aandacht van de toeschouwer. Hij staat op de voorgrond, is scherper getekend en groter afgebeeld dan de giraffe waarnaar hij wijst. Het wezenlijke verschil tussen de frontispices van Kolb en Le Vaillant is dat Le Vaillant zijn boek niet lijkt te presenteren als objectieve kopie, maar als persoonlijke belevenis. Weliswaar is er ook een humanistisch schrijversportret van Kolb opgenomen in de verschillende edities van Capvt Bonae Spei Hodiernvm, maar dat staat gescheiden van de werkelijkheidsuitbeelding. Op de titelprent van Le Vaillants boek is de auteur geïntegreerd in de werkelijkheidsuitbeelding en voert hij bovendien de regie. De blik van de toeschouwer volgt de hand van de dominante Le Vaillant-figuur, zoals zijn vertellers-persona in het reisverslag de vreemde werkelijkheid voor de lezer ervaarbaar maakt als een serie belevenissen van de auteur. De giraffe op de frontispice is een giraffe die op het punt staat door de schrijver omgelegd te worden als unieke bijdrage tot de natuurlijke historie. Het is Le Vaillants giraffe, een episode uit zijn avonturen en een giraffe waarmee hij de wetenschap gaat verrijken, de grondslag voor zijn roem. Op deze wijze werd de Voyage van Le Vaillant ook in 1789 kort voor de verschijning aangekondigd in het tijdschrift Correspondance littéraire. De anonieme auteur van dit artikel zegt dat men bij het lezen van Le Vaillants boek ‘deelneemt aan zijn [Le Vaillants] vermaak, zijn gevaren, zijn succes; het lijkt wel alsof men met hem op reis gaat en men eindigt het boek alsof men werkelijk een deel van zijn leven met hem heeft doorgebracht’.Ga naar eind10 Door de buitengewone nadruk op subjectiviteit in de representatie bewerkstelligde Le Vaillants boek in formeel opzicht een kleine Franse Revolutie in de wetenschappelijke reisliteratuur.Ga naar eind11 | |
[pagina 117]
| |
PopulariteitLe Vaillant (afb. 28) was overigens geen doorsnee Fransman. Hij werd in 1753 in Paramaribo geboren en woonde daar tot zijn tiende toen hij in 1763 met zijn ouders vertrok naar Frankrijk. Hoewel hij alleen zijn kindertijd heeft doorgebracht in Suriname, legt hij in zijn boeken sterk de nadruk op zijn Surinaamse afkomst. Hij presenteert zichzelf graag als ‘Amerikaanse creool’.Ga naar eind12 Hij is daarmee misschien wel de eerste zelfbewuste Surinamer. Hij had er ook een bedoeling mee. Zijn afkomst moest onder meer zijn weerstand rechtvaardigen tegen heersende wetenschappelijke opvattingen en gebruikelijke manieren van schrijven, zoals ik nog wil laten zien. Le Vaillant was in dit opzicht een vroege postkoloniale schrijver, in de zin van iemand die tegen het centrum ‘terugschreef’ vanuit een, in zijn geval, grotendeels imaginaire positie in een kolonie. Hij construeerde voor zichzelf in zijn verhaal een identiteit als creool om zich daardoor te kunnen onttrekken aan gevestigde Europese wetenschappelijke en literaire conventies. Tussen 1781 tot 1785 maakte Le Vaillant twee lange reizen door Zuid-Afrika, eerst naar het oosten van de Kaapkolonie en daarna naar het noorden, misschien tot in Namibië. De beschrijving van zijn reizen verscheen in twee boeken, de Voyage de M. Le Vaillant dans l'intérieur de l'Afrique, par le Cap de Bonne-Espérance, Dans les Années 1780, 81, 82, 83, 84 & 85 uit 1790, die zijn reis naar de Oost-Kaap beschrijft en de Second Voyage de M. Le Vaillant dans l'intérieur de l'Afrique, par le Cap de Bonne-Espérance, dans les Années 1783, 84 et 85 uit het vierde jaar van de revolutionaire jaartelling (1795) dat een beschrijving bevat van zijn reis naar het grensgebied tussen Zuid-Afrika en Namibië. Beide boeken werden bestsellers. Zijn Surinaamse afkomst zal hem in de Kaapkolonie goed van pas zijn gekomen tijdens zijn reizen. Anders dan sommige van zijn reizende tijdgenoten, zoals de Zweden Sparrman en Thunberg, lijkt hij nergens problemen gehad te hebben om zich in de Kaapkolonie verstaanbaar te maken. Maar door zijn Surinaamse jeugd was zijn Frans helaas niet al te best en moesten zijn geschriften voor de publicatie ervan bewerkt worden. Zijn eerste reisverslag werd geredigeerd door zijn in Frankrijk geboren vader en mogelijk ook door Casimir Varron (1761-1796), een ‘philosophe’ van de tweede rang. Omdat Le Vaillants persoonlijke reisjournalen niet bewaard zijn gebleven, is het onduidelijk hoe groot de invloed van deze redacteurs op de teksten is geweest.Ga naar eind13 Behalve deze twee reisbeschrijvingen publiceerde Le Vaillant tussen 1796 en 1812 een prachtig geïllustreerde zesdelige Histoire Naturelle des Oiseaux d'Afrique, waarmee hij een belangrijke plaats verwierf in de geschiedenis van de ornithologie, niet alleen in Zuid-Afrika, maar ook internationaal.Ga naar eind14 De reisbeschrijvingen van Le Vaillant waren uitzonderlijk populair. Naast verschillende edities in het Frans verschenen er vertalingen in het Duits, Engels, Nederlands, Italiaans, Zweeds en Deens, soms in verschillende edities.Ga naar eind15 Le Vaillant was ook omstreden. Hij zou volgens negentiende-eeuwse ornithologen verschillende vogelsoorten in zijn Histoire Naturelle des Oiseaux d'Afrique zelf hebben bedacht.Ga naar eind16 Volgens latere reizigers was het ook uiterst twijfelachtig dat hij zo ver in | |
[pagina 118]
| |
28 Portret uit 1820 van François le Vaillant op 67-jarige leeftijd (uit: François Levaillant and the birds of Africa, 2004).
| |
[pagina 119]
| |
het oosten en noorden van zuidelijke Afrika was doorgedrongen als hij in zijn reisbeschrijvingen voorgaf.Ga naar eind17 In twintigste-eeuwse publicaties is men echter geneigd hem meer krediet te geven. De historische geograaf Forbes kan niet uitsluiten dat Le Vaillant toch diep in het binnenland gelegen gebieden bezocht heeft;Ga naar eind18 de historische zoöloog Rookmaaker doet zijn best Le Vaillants ornithologische werk te verdedigen.Ga naar eind19 De grote populariteit van Le Vaillant tot in de negentiende eeuw wijst erop dat zijn geschriften kwaliteiten bezaten om een groot publiek te kunnen bereiken. Een van de kopstukken van de Duitse Aufklärung, de literator en geograaf Georg Forster (1754-1794), was bijvoorbeeld vol lof over Le Vaillants Voyage van 1790. Forster schreef maar liefst twee uitgebreide recensies, in de Göttingische Anzeigen (1790) en de Allgemeine Literatur-Zeitung (1791), waarin hij Le Vaillant verheft tot model voor de contemporaine reisliteratuur.Ga naar eind20 Forsters woord had in Noordwest-Europa een groot gewicht, omdat hij de reisliteratuur beroepsmatig goed volgde en zelf ook een belangrijke bijdrage aan het genre had geleverd in zijn verslag van een reis met James Cook naar de stille Zuidzee (A Voyage round the world (1777)) en zijn Ansichten vom Niederrhein (1790), een boek dat binnen de Duitse literatuurgeschiedenis beschouwd wordt als een baanbrekend werk.Ga naar eind21 Forster kende Kaapstad bovendien van korte bezoeken in 1772 en 1775, tijdens zijn wereldreis met James Cook. Forster vond vooral de vorm van Le Vaillants Voyage uitzonderlijk. Over de inhoud was Forster kort. Er stond niet veel in de Voyage wat niet al bekend was uit andere bronnen, al was wat Le Vaillant op dit terrein te bieden had op zichzelf wel de moeite waard.Ga naar eind22 Wat Forster echter vooral trof was de vormgeving, zozeer zelfs dat hij later zijn eigen opvattingen over reisliteratuur aanpaste aan die van Le Vaillant.Ga naar eind23 Le Vaillant was er volgens Forster in geslaagd om zijn lezer tot het einde te blijven boeien door een verhaal te vertellen in plaats van een onsamenhangende hoeveelheid informatie over hem uit te storten, zoals maar al te vaak in andere reisbeschrijvingen gebeurde: Wanneer men deze reisbeschrijving een keer heeft opengemaakt, kan men haar niet ongelezen wegleggen. Terwijl men leest, ontwikkelt het verhaal zich helemaal zonder haperingen, zonder oneffenheden zodat de voorstelling van een ondeelbare, in zekere zin bezielde totaliteit van het begin tot einde aan de lezer tegenwoordig blijft. De werken van smakeloze vlijt verraden daarentegen niet het minste spoor van scheppend vermogen, maar zijn dode samenstellingen [...].Ga naar eind24 Le Vaillant geeft volgens Forster een synthetisch, ‘bezield’ en goed gecomponeerd totaalbeeld. Door vermakelijke anekdotes over zijn huisdieren en vooral over het door Le Vaillant vereerde Gonaqua-meisje Narina, houdt hij de spanning erin (p. 228). Zelfs als Le Vaillants voorstelling van zijn liefdesavontuur met Narina mooier zou zijn dan de werkelijkheid, is dat voor Forster geen bezwaar (p. 228). In zijn tweede recensie drukt Forster zich nog sterker uit. Hij noemt de reisbeschrijving van Le Vaillant daar een ‘kunstwerk’ en de episode met Narina een ‘kleine roman’ | |
[pagina 120]
| |
(p. 275). Hij legt nu helemaal de nadruk op de literaire betekenis van Le Vaillants beschrijving. In het onderstaande wil ik vooral twee facetten van Le Vaillants reisbeschrijvingen onderzoeken. Allereerst Le Vaillants literaire presentatie die Forster zo goed bevalt: Le Vaillants vermogen de zeer diverse ervaringen en observaties tot een persoonlijke belevenis te maken die de lezer in staat stelt zuidelijk Afrika samen met hem te beleven. In dit opzicht had zijn werk een betekenis die uitstijgt boven zijn bijdrage aan de representatie van Zuid-Afrika. Zijn boeken veranderden de conventies van de Europese reisliteratuur. In de tweede plaats wil ik ook zijn wetenschappelijke aspiraties onderzoeken. Le Vaillant werd door sommige tijdgenoten wel degelijk gewaardeerd voor de kennis die hij had verzameld. Met een slag om de arm waren de negentiende-eeuwse Engelse reizigers John Campbell (1766-1840) en William Burchell (1782-1863) bereid het gezag van Le Vaillant als etnograaf te erkennen. Al was hij dan volgens Campbell ‘romantic’, dit wil zeggen extravagant of verbeeldingrijk, toch waren met name zijn beschrijvingen van de Hottentotten uiterst waardevol: ‘yet he gives the best account of the manners and customs of the Hottentots I have seen.’Ga naar eind25 Inderdaad maakte Le Vaillant ondanks al zijn grappen en grollen aanspraak op wetenschappelijk gezag en werden zijn bijdragen door tijdgenoten ook op deze wijze gewaardeerd.Ga naar eind26 | |
EsthetiseringLe Vaillants reisverhalen volgen grotendeels de chronologie van de gebeurtenissen - de ‘natuurlijke aanbiedingswijze’ van een reisverslag, zoals de Zweedse reiziger Anders Sparrman dat noemt.Ga naar eind27 Hier en daar schemert de tekst van dagboekaantekeningen nog door, bijvoorbeeld in de datums die vrij willekeurig genoemd worden. Het geheel is echter voor publicatie bewerkt tot een doorlopend reisverhaal om de vermakelijkheidswaarde te maximaliseren. Le Vaillant is in zijn boek bijzonder prominent aanwezig als verteller, focalisator en personage. Je kunt hem letterlijk niet over het hoofd zien, doordat hij ook veel op illustraties in het boek is afgebeeld.Ga naar eind28 Je ziet hem op verschillende afbeeldingen met een breedgerande en bepluimde hoed rondbewegen. Als hij zelf niet te zien is, dan wel zijn attributen: zijn tent en wagen, huisdieren, personeel. Bijna alle topografische afbeeldingen geven daardoor te kennen dat Le Vaillant ter plaatse aanwezig was, voor het Heerenlogement, in de Olifantsrivier, in Namaqualand, aan de oevers van de Oranjerivier. Het informatiegehalte van dit soort afbeeldingen en de erbij behorende verhalen is vaak gering. Op de prenten zijn de contouren van het landschap meestal nauwelijks of niet te herkennen. De historische geograaf Forbes kon het equivalent van een paar van Le Vaillants topografische afbeeldingen alleen met moeite terugvinden.Ga naar eind29 Zelf heb ik kunnen constateren dat de overeenkomsten tussen het landschap bij het Heerenlogement - waar de situatie sinds de achttiende eeuw weinig | |
[pagina 121]
| |
veranderd is - en Le Vaillants afbeelding ervan in zijn Second Voyage (Pl. iv) minimaal zijn. De prenten lijken daarom minder een informatieve en meer een illustrerende waarde te hebben.Ga naar eind30 Ze geven meer een beeld van de belevenissen van Le Vaillant op een bepaalde plaats - illustreren ze - en geven minder een afbeelding van het landschap. Een voorbeeld hiervan zijn het verhaal en illustratie van Le Vaillants oversteek van de Olifantsrivier, in de Westkaap. In de Second Voyage vertelt Le Vaillant met zelfspot hoe hij deze rivier in het westen van Zuid-Afrika overstak. Omdat hij niet kon zwemmen, werd het een ‘groteske’ vertoning. Op een boomstam zittend alsof het een gezadeld paard was, liet hij zich door zijn inheemse knechten (‘plaisans Tritons’ genaamd in het reisverslag) naar de overkant trekken. Het verhaal wordt in een afbeelding geïllustreerd. We zien Le Vaillant op de voorgrond met bepluimde hoed en volledig gekleed op zijn drijvende boomstam zitten in het water van de woest stromende rivier, voortgetrokken door zijn knechten. Voor het omliggende landschap is daardoor niet veel ruimte. Het is niet meer dan een achtergrond van de voortdobberende reiziger.Ga naar eind31 Verhaal en afbeelding lijken daardoor eerder bedoeld te zijn om de lezer te vermaken dan een beeld te geven van een deel van Zuid-Afrika. Waar het landschap meer aandacht krijgt, zoals in de afbeelding van de ‘Camp de Pampoen-Kraal’ (afb. 29),Ga naar eind32 gaat het maar om een aspect van een overigens clichématig afgebeeld landschap, een natuurlijke ‘grot’ in struikgewas, die door Le Vaillant als onderkomen is gebruikt en waarvan de kwaliteiten door hem in de tekst worden bewierookt als superieur aan de artificiële tuinarchitectuur in Europa.Ga naar eind33 De voorgrond en zelfs de achtergrond zijn druk bevolkt met miniatuurweergaven van een elders in het reisverslag opgenomen afbeelding van een Hottentot. Verder staan Le Vaillants tent en wagens erop, met zijn huisbaviaan Kees op de huif van de wagen en hijzelf met pluimhoed en geweer in miniatuur precies in het midden van de afbeelding. De hele exotische wereld lijkt rond Le Vaillant, als spil, gerangschikt te zijn. De exotische wereld is een decor voor de avonturen van de reiziger Le Vaillant. Le Vaillant gebruikt twee retorische strategieën die ervoor zorgden dat zijn reisverhalen zelfs kritische comtemporaine lezers, zoals Georg Forster, konden boeien. In de eerste plaats construeert hij, zoals we zagen, een centrale figuur in zijn reisverhaal en op illustraties, waarmee lezers zich kunnen identificeren. Zijn reizigers-persona is niet gereduceerd tot een ‘seeing man’, een reiziger die weinig substantie heeft als personage en hoofdzakelijk de omgeving registreert,Ga naar eind34 maar hij is iemand met herkenbare attributen en gevoelens, die liefde, eenzaamheid en melancholie kan voelen, emoties die de geest van de wetenschappelijke onderzoeker eerder vertroebeld moeten hebben, maar die wel hielpen om de ‘gevoelige’ achttiende-eeuwse lezers, die Goethe en Rousseau hadden gelezen, een personage te bieden waarmee zij zich konden identificeren.Ga naar eind35 Het grote voordeel van deze strategie is dat daarmee de fragmentatie wordt voorkomen die zoveel achttiende-eeuwse reisverslagen zo moeilijk leesbaar maakte. Het personale vertelperspectief houdt de overmatige variatie aan gebeurtenissen en wetenswaardigheden onder controle. In de tweede plaats biedt hij vermakelijke en niet helemaal geloof- | |
[pagina 122]
| |
29 Het kamp van François le Vaillant bij Pampoenkraal met de auteur in het centrum van de afbeelding (uit: François le Vaillant. Voyage, 1790).
| |
[pagina 123]
| |
waardige verhalen, die in strekking variëren van kluchtig tot flauw-sentimenteel. Dit soort verhalen zorgen voor spanning, zoals Forster al opmerkte. De twee genoemde strategieën overlappen elkaar in veel gevallen, ook doordat de vermakelijke anekdotes voor een groot deel handelen over Le Vaillant en zijn persoonlijke omgeving. De anekdotes gaan bijvoorbeeld over zijn baard en kleding, zijn tamme baviaan Kees, zijn haan (die hij heeft meegenomen als reiswekker), zijn trouwe knecht Klaas en zijn liefde voor het Gonaqua-meisje Narina. Daarnaast krijgen we jachtavonturen, verhalen over geleden ontberingen en bedreiging door bandieten, de klassieke ingrediënten van avonturenromans. Het opzienbarendste verhaal is ongetwijfeld dat over zijn liefde voor Narina. Forster vond dat al zo mooi, maar twijfelde aan het waarheidsgehalte. Het valt inderdaad te betwijfelen of dit verhaal helemaal waar is. Ook de altijd zeer serieuze Engelse reiziger John Barrow - ‘Mr. Chronometer’ - had al twijfels en stelde daarom zelfs een onderzoek in. Toen hij de omgeving bezocht waar de Gonaqua's hadden gewoond, kon niemand hem iets over Narina vertellen. Haar naam was zelfs een onbekend woord in deze omgeving.Ga naar eind36 De hele Narina-episode heeft ook zo'n sterk bucolisch gehalte dat het verhaal inderdaad aan de literaire verbeelding van Le Vaillant lijkt te zijn ontsproten. Le Vaillant zou Narina voor het eerst hebben opgemerkt tijdens het uitwisselen van geschenken met het opperhoofd van de Gonaqua's. Ze was toen een meisje van zestien dat zich bij de eerste kennismaking terughoudend opstelde. Le Vaillant vond haar bekoorlijk. Zij had de mooiste tanden van de wereld. Met haar sierlijke gestalte zou ze een geschikt model zijn geweest voor de schilder Francesco Albani.Ga naar eind37 ‘Ze was de jongste van de drie Gratiën in de gedaante van een Hottentottin’. ‘Het domein van de Schoonheid’ bleek zich te kunnen uitstrekken tot de Hottentotten.Ga naar eind38 Narina voldeed aan de codes van het classicistische schoonheidsideaal. De bijgaande afbeelding moest dit bevestigen. Op de afbeelding, die een portret van Narina moet voorstellen (afb. 30), is ze afgebeeld in contrapposto: het gewicht op één been, het andere licht gebogen en met uitpuilende heup, een houding die in de schilder- en beeldhouwkunst geassocieerd werd met gratie en mensen uit hogere standen.Ga naar eind39 Ze lijkt in haar houding ook verdacht veel op de Venus de’ Medici, de maatstaf voor vrouwelijke schoonheid voor veel achttiende-eeuwers.Ga naar eind40 Volgens Le Vaillants verhaal was Narina bij de eerste kennismaking een beetje terughoudend geweest, maar nadat hij haar wat geschenken had gegeven werd ze toeschietelijker. De affaire bleef echter beperkt tot wederzijdse plagerijen en vleierijen. Hij plaagt haar wanneer ze met haar vriendinnen gaat zwemmen door op de oever op hun uitgetrokken kleren te gaan zitten. Zij beantwoordde dit met ‘dartele plaagstoten’. Hij schiet vogels voor haar in plaats van voor zijn verzameling,Ga naar eind41 maar hij bewaart toch tegenover haar zijn ‘ingetogenheid’ en stuurt haar naar haar moeder als hij wil gaan slapen.Ga naar eind42 Voor lezers die gewend waren aan achttiende-eeuwse romans was de beschrijving van deze pastorale taferelen prikkelende lectuur. Misschien zullen sommige lezers ook bewust zijn geweest van de dubbelzinnige betekenis van de vogels die werden geschoten.Ga naar eind43 Het Narina-verhaal heeft een dubbele functie. Het verlevendigt allereerst het | |
[pagina 124]
| |
30 Portret van het Gonaquameisje Narina. Ze heeft de houding van de Venus de Medici (uit: François le Vaillant, Voyage, 1790).
| |
[pagina 125]
| |
31 Mannelijke Gonaqua (François le Vaillant, Voyage, 1790).
| |
[pagina 126]
| |
reisverhaal. Le Vaillant gebruikt het verhaal als omraming van een lange beschrijving van de zeden en gewoonten van de Gonaqua's en de kortere beschrijving van de Kaffers. Nadat deze leerzame maar ook wat saaie onderwerpen zijn behandeld, wordt de lezer beloond met een korte afscheidsscène tussen Le Vaillant en Narina. Het verhaal heeft echter ook een functie in het debat over de status van de Hottentotten. Kolb had al veel gedaan om hun morele status te verhogen, maar op esthetisch gebied sloot hij zich aan bij de bestaande opinie dat de Khoikhoi-vrouwen de lelijkste vrouwen op aarde waren.Ga naar eind44 Het Narina-verhaal en de bijgaande afbeelding bewijzen het tegendeel. Khoikhoi-vrouwen kunnen mooi zijn, zoals er trouwens ook fraaie mannelijke exemplaren bestaan. Zij krijgen eveneens een classicistische behandeling om ze voor het Europese publiek te fatsoeneren (afb. 31). De mannen heten bij Le Vaillant Jugurtha en Syphax naar Nubische helden uit Livius beschrijving van de Punische Oorlogen.Ga naar eind45 Le Vaillant maakte de Khoikhoi in de gedaante van de Gonaqua's moreel superieur èn lichamelijk aantrekkelijk. Hij voltooide zodoende de rehabilitatie van de Khoikhoi die door Kolb al zo ver was doorgevoerd. | |
Morele rangordeDe Voyage en de Second Voyage zijn niet alleen egocentrische avonturenverhalen. Ingebed in het reisverhaal, bevatten de boeken ook ‘uitwijdingen’Ga naar eind46 van verschillende lengte met bijbehorende illustraties over botanie, zoölogie en vooral de etnografie van zuidelijk Afrika, waarin Le Vaillant in discussie treedt met de bestaande literatuur. Le Vaillants boeken hebben ook wetenschappelijke pretenties. Ze willen binnen de empirische traditie van achttiende-eeuwse wetenschapsbeoefening feiten presenteren over nog onbekende dieren, zoals de giraffe, en Hottentotten in hun onbedorven toestand. Evenals Kolb ziet Le Vaillant zich op dit gebied als geschiedschrijver, dit wil in de achttiende eeuw zeggen iemand die feiten vastlegt: ‘Ik wil nog eens verklaren dat ik alleen maar een geschiedschrijver ben en dat ik niets wil bewijzen en ook geen feiten wil verklaren.’Ga naar eind47 In het onderstaande zal ik me beperken tot zijn behandeling van etnografische ‘feiten’. Le Vaillant is primair geinteresseerd in ‘wilde’ volken die ver van de koloniale nederzetting wonen. Vandaar dat zijn etnografische beschrijvingen in de Voyage pas beginnen als hij aan de oostelijke grens van de Kaapkolonie de Gonaqua's heeft bereikt. De beschrijving die hij van de Gonaqua's geeft, is de meest uitgebreide etnografische beschrijving uit zijn twee reisverhalen en fungeert als fundament voor de kortere beschrijvingen van andere volken die daarna volgen, in de zin dat bij latere beschrijvingen vaak kan worden volstaan met het aanduiden van overeenkomsten en verschillen met de Gonaqua's. De bestaande literatuur, met name Kolb, is leidraad voor de beschrijvingen en levert een checklist voor onderwerpen die behandeld moeten worden.Ga naar eind48 Tegelijk zet Le Vaillant zich af tegen deze literatuur. Bij de eerste gelegenheid dat Kolb ter sprake komt, vertelt hij bijvoorbeeld al een aangedikte versie van La Caille's laster- | |
[pagina 127]
| |
verhaal over Kolbs luiheid.Ga naar eind49 Men zou aan de Kaap vertellen dat Kolb aan het einde van zijn verblijf aan de Kaap de kroegen afliep om zich door dronkaards de absurde verhalen te laten dicteren die uiteindelijk in zijn boek terechtkwamen.Ga naar eind50 Niettemin vinden we klassieke onderwerpen uit de literatuur bij Le Vaillant terug, zoals een beschrijving van het ‘Hottentot-schortje’, nu verlucht met een naar het leven getekend portret van een vrouw die daarvan de bezitster was (afb. 3),Ga naar eind51 en de gedeeltelijke castratie van Hottentotmannen, waarbij hij niet in de gelegenheid is Kolbs weergave helemaal te weerleggen.Ga naar eind52 Zelfs het verhaal over Narina's schoonheid is ingegeven door de bestaande literatuur, omdat het een weerlegging vormt van de door alle voorgaande schrijvers gevoelde afkeer voor het uiterlijk van Khoivrouwen. Nieuw is echter dat Le Vaillant een primitivistisch schema gebruikt om de verschillende bevolkingsgroepen aan de Kaap tegen elkaar af te wegen. Groeperingen, zoals de Gonaqua's, worden door hem uitgeroepen tot edele wilden, ‘bon Sauvages’,Ga naar eind53 die over bewonderenswaardige morele kwaliteiten beschikken die de Europeanen zijn kwijtgeraakt. Dit schema leidt in grote trekken tot waarderende opmerkingen over veel inheemse volksstammen en kritiek op het koloniale bewind en de mensentypen die het heeft voortgebracht. Primitivisme - de verheerlijking van de natuurmens als voorbeeld van menselijke perfectieGa naar eind54 - was aan het einde van de achttiende eeuw al een gemeenplaats en had in allerlei cultuurproducten zijn neerslag gevonden. De ‘edele wilde’ stond in achttiende-eeuws Europa op het toneel en zong zelfs in de opera.Ga naar eind55 De idee had echter vanaf 1755 een bijzondere lading gekregen in Rousseaus's voorstelling van het primitieve bestaan in zijn Discours sur l'origine et les fondemens de l'inégalité parmi les hommes - voortaan Discours sur l'inégalité.Ga naar eind56 Het thema van deze tekts is het contrast tussen de goedheid van de natuurmens en de morele perversiteit van de egoïstische beschavingsmens. Rousseau beschrijft in zijn Discours sur l'inégalité het verval van het menselijke geluk in de loop van de geschiedenis van de mensheid. In het kort komt het erop neer dat de mens zich, na een periode van een stompzinnig maar tevreden dierlijk bestaan, in primitieve jagersgemeenschappen verenigde en daar een gelukkig evenwicht vond tussen natuur en cultuur, dat echter verstoord werd zodra hij begon met landbouw en metaalbewerking. Vanaf dat moment groeide de ongelijkheid tussen mensen en ontstond de geciviliseerde mens, een gedrocht van corruptie en kwaadwilligheid. Voor empirische gegevens had Rousseau onder meer gebruik gemaakt van Kolbs beschrijving van de Hottentotten.Ga naar eind57 Op de frontispice van de eerste editie van Rousseau's Discours sur l'inégalité is het moment afgebeeld waar deze Hottentot onder de ogen van commandeur Simon van der Stel en zijn landgenoten zijn Europese kleren heeft verwisseld voor een quasi-inheems lendenschortje.Ga naar eind58 Kolbs eerzame Hottentot, die door Rousseau tot edele wilde verder was opgewaardeerd, keert in deze nieuwe gedaante in Le Vaillants Voyage naar Zuid-Afrika terug. Hoewel Le Vaillant Rousseau niet noemt, zijn er duidelijke echo's te horen van het Discours sur l'inégalité in de boeken van Le Vaillant.Ga naar eind59 Allereerst natuurlijk de gedachte dat de mens in zijn natuurlijke toestand moreel superieur is aan de acht- | |
[pagina 128]
| |
tiende-eeuwse bourgeois, hoewel deze gedachte ook gevonden wordt bij andere sympathisanten van het primitivisme.Ga naar eind60 Meer specifiek afhankelijk van Rousseau is Le Vaillants denkbeeld dat primitieve volken nog een indruk geven van de menselijke soort in zijn ‘kindertijd’.Ga naar eind61 Rousseau heeft deze gedachte in iets subtielere vorm uitgedrukt in zijn Discours sur l'inégalité, waar hij een onderscheid maakt tussen het dierlijk onschuldige bestaan van de in isolement levende natuurmens die de ‘kindertijd’ van de mens vertegenwoordigt en een gelukkig evenwicht tussen natuur en cultuur dat gevonden werd toen mensen zich verbonden in primitieve gemeenschappen, dat beschouwd kan worden als de ‘jeugd’ van de mensheid. De cruciale passage uit het Discours sur l'inégalité over deze ‘jeugdfase’ is de volgende: Hoewel de mensen iets minder robuust werden en het natuurlijke medelijden reeds een verandering had ondergaan, moet deze periode in de ontwikkeling van de menselijke vermogens, die toen het midden hielden tussen de indolentie van het primitieve bestaan en de ons geestloze egoïsme, het meest gelukkige en duurzame tijdperk zijn geweest. Hoe meer men erover nadenkt, hoe meer men vaststelt dat dit tijdperk het minste onderworpen was aan veranderingen en het beste geschikt was voor de mens en dat hij het niet had moeten verlaten door een ongelukkig toeval, dat voor het algemene nut nooit had moeten gebeuren. Het voorbeeld van de wilden, die men bijna allemaal in deze toestand heeft aangetroffen, lijkt [de stelling] te bevestigen dat de mens geschapen was om altijd in deze toestand te blijven en dat dit tijdperk de ware jeugd is van de wereld en dat alle latere ontwikkelingen evenzeer stappen lijken te zijn geweest in de richting van de vervolmaking van het individu en uiteindelijk in de richting van het verval van de soort.Ga naar eind62 Met zijn enthousiaste beschrijving van het gelukkige bestaan van de Gonaqua's wilde Le Vaillant hetzelfde aantonen als Rousseau, niet in de vorm van speculatieve geschiedschrijving, maar als waargenomen werkelijkheid. Hij leverde quasiempirische bewijzen voor de speculaties van Rousseau. Deze operatie had minder te maken met het wekken van respect voor de eigen cultuur en natuur van de Gonaqua's dan met Europese speculaties over de beste samenlevingsvorm. Om de Gonaqua's voor dit doel bruikbaar te maken, werden ze door Le Vaillant op een classicistische wijze gefatsoeneerd, zoals we hierboven zagen. Er zijn nog meer Rousseau-ontleningen terug te vinden bij Le Vaillant. Hij merkt op dat primitieve jagersgemeenschappen egalitair zijn. Er zijn geen rangen in de oorlog; iedereen is tegelijk generaal en soldaat.Ga naar eind63 Ook volgens het Discours sur l'inégalité zijn alle primitieve gemeenschappen egalitair totdat landbouw en metaalbewerking hun intrede doen. Verder zou de primitieve mens volgens Le Vaillant geen jaloezie voelen in liefdesverhoudingen,Ga naar eind64 een gedachte die eveneens wordt aangetroffen bij Rousseau, hoewel deze de afwezigheid van jaloezie eerder toeschrijft aan de primitiefste tijd, toen mensen nog niet samenleefden in gemeenschappen.Ga naar eind65 Een belangrijke overeenkomst is Le Vaillants negatieve beeld van de koloniale samenleving aan de Kaap die verwant is aan Rousseaus afkeer van | |
[pagina 129]
| |
de ‘état civile’. De Kaapse koloniale samenleving is een lokale variant van de door Rousseau verafschuwde burgerlijke samenleving. De Kaapse samenleving was volgens Le Vaillant door bedrog tot stand gekomen. De stichter van de Kaapkolonie, Jan van Riebeeck, gebruikte volgens hem alle mogelijke misleidingen om de welwillendheid van de Hottentotten te winnen en zo hun land van ze af te troggelen. ‘Hij bedekte de randen van de gifbeker met honing.’Ga naar eind66 Minstens in de geest Rousseau zijn andere klachten over de koloniale samenleving aan de Kaap. Bedrog is de belangrijkste karaktertrek van de kolonisten uit de directe omgeving van Kaapstad, die tegelijkertijd kruiperig en hooghartig zijn.Ga naar eind67 De Trekboeren zijn de schuldige partij in de grensoorlog met de Kaffers. In dit conflict hebben ze ‘alle wreedheden begaan die in de hel bedacht zijn’.Ga naar eind68 Een bijzonder product van de koloniale expansie in Zuid-Afrika zijn de kinderen van Europese vaders en Khoikhoi-moeders, de ‘Bastaards’, door Le Vaillant ook wel Bastaard-Blanken genoemd. Deze groep bezit vooral de eigenschappen van hun vaders. Ze zijn dapperder, energieker en ondernemender dan de Hottentotten, maar ook kwaadaardiger. De vermenging van Hottentotten met ‘Negers’ had betere resultaten opgeleverd, individuen die hardwerkend en trouw zijn. Ook het zeldzame product uit de verbintenis van een Blanke vrouw en een Hottentot is beter, omdat het kind dan de goede geaardheid van zijn vader heeft, want de man is in Le Vaillants erfelijkheidsleer de dominante partij. Helaas zijn de laatste twee soorten ver in de minderheid tegenover de eerste soort Bastaards, omdat de paring van Hottentotvrouwen met Blanken een talrijker nageslacht oplevert, aangezien blanke mannen actiever zouden zijn dan Khoi-mannen. Daarom voorziet Le Vaillant dat het ‘onrustige’ geslacht van Bastaard-Blanken uiteindelijk de Kaap zal beheersen.Ga naar eind69 Voor de nog bestaande primitieve volken vormt de hebzucht van de koloniale samenleving een ernstige bedreiging, die door Le Vaillant wordt uitgesproken in een innerlijke dialoog, die overigens een echo lijkt te zijn van een passage in Raynals Histoire des deux Indes:Ga naar eind70 Gelukkige stervelingen, zei ik tegen mezelf, behoudt nog lang die kostbare onschuld, maar leef onbekend! Arme Wilden, betreur het niet geboren te zijn onder een brandende Hemel, op droge en arme grond die nauwelijks hei en braamstruiken voortbrengt. Ach, bezie uw omstandigheden liever als een gunst waarop de Hemel jullie opmerkzaam maakt. Jullie woestenijen zullen nooit de begeerte van de Blanken opwekken. Verenig jullie met de gelukkige volksbenden die het geluk hebben ze [de Blanken] niet beter te kennen dan jullie. Vernietig, verdelg tot op de geringste sporen dat gele poeder [goud] dat zich tot metaal ontwikkelt in jullie bergkloven en in jullie rotsen. Jullie zijn verloren als ze het ontdekken. Leer dat het de gezel is van de aarde, de oorsprong van alle misdaden en belet vooral het naderbijkomen van een De Almagro, een Pizarro, een Hernán Cortés en de met bloed bevlekte ster van De Valdivia.Ga naar eind71 Le Vaillant is echter niet consequent in zijn toepassing van het primitivistische | |
[pagina 130]
| |
schema. Vooral in zijn Second Voyage is hij heel wat minder enthousiast over primitieve volkeren. Hij gebruikt daar zelfs een orthodoxe beschavingshiërarchie. Naar aanleiding van zijn bezoek aan de Namaqua's in het zuiden van Namibië beweert hij dat de Hottentotten intellectueel het minst bedeelde volk op aarde zijn.Ga naar eind72 Een ander volk in deze streek is door het graven van putten ontstegen aan de ‘inferioriteit van het bestaan van de wilde’ en de Kabobiquois zijn door hun nomadische levenswijze superieur aan hun buren, onder andere omdat ze beschikken over een ‘meer ontwikkelde moraal’.Ga naar eind73 Tijdens zijn tweede reis ontdekt hij een beschavings-rangorde waarbij degenen die de Europese norm dichter benaderen door hem hoger geclassificeerd worden. Ronduit kolonialistisch is echter het maxime waarmee hij zich tussen de wilden tracht te handhaven: ‘De beste politiek om de Wilden ontzag in te boezemen is om met iets uitzonderlijks indruk op ze te maken, wat ze moet overtuigen dat het ras van de Blanken superieur is aan dat van hun.’Ga naar eind74 Soms vergeet hij zijn primitivistische schema zelfs helemaal. Dit gebeurt als hij plannen ontvouwt voor de stichting van een nieuwe stad met uitgestrekte landerijen en een haven in het gebied Vierentwintig Rivieren, ten noorden van Kaapstad, bij Saldanhabaai, waar hij een landbouwkolonie wil vestigen. Op deze vruchtbare landerijen zouden typische koloniale gewassen verbouwd moeten worden, zoals suikerriet, katoen en indigo.Ga naar eind75 Le Vaillant lijkt zich overigens wel bewust te zijn van zijn inconsistentie. Wanneer hij tijdens zijn eerste reis de Gonaqua's verlaat, zegt hij eerst dat met pijn in zijn hart te doen, omdat hij zich nu weer - in de geest van Rousseau - door de ketenen van de Burgerlijke Samenleving (de ‘Société’) zal moeten laten kluisteren.Ga naar eind76 Dit teneerdrukkende gevoel wordt nog versterkt als hij op de terugweg de eerste tekenen van beschaving aantreft in het huisje van ‘Twee Negers’ die hem vriendelijk ontvangen. Zijn hart is bedrukt. Hij ontvangt hun vriendelijke hulp gelaten, omdat hij bij hen de gebruiken van de Burgerlijke Samenleving herkent. Op dat moment begon hij zelfs de wilde dieren te missen.Ga naar eind77 Maar even later erkent hij dat het allemaal aanstellerij was: Al die schimmige en romantische ideeën die me misleid hadden, al de verdrietigheden waarmee ik mijn hart voedde toen ik de Wilden verliet, begonnen uiteindelijk te verflauwen en de Rede hernam de overhand, die me voldoende duidelijk maakte dat ik andere verplichtingen moest nakomen, omdat ik niet geboren was voor dat zwervende en gevaarlijke leven.Ga naar eind78 Bij de verplichtingen die hem dwongen tot terugkeer dacht hij in eerste instantie aan zijn innige vriendschap met een koloniale ambtenaar, fiscaal Boers. In deze en andere vriendschappen met rijke beschermers uit de koloniale elite, die hij met trots vermeldt, wordt Le Vaillants ambiguë positie als kampioen van de natuurmens nog duidelijker. Zijn reis vanuit Nederland was mogelijk gemaakt door de Amsterdamse bewindhebber van de voc, Jacob Temminck, en nadat hij tijdens oorlogshandelingen gedurende de Vierde Engelse Oorlog zijn bezittingen had verloren, ontving hij van de Kaapse fiscaal Willem Cornelis Boers (1745-1803) een ge- | |
[pagina 131]
| |
heel nieuwe uitrusting.Ga naar eind79 Veel hulp bij de voorbereiding van zijn reizen kreeg hij ook van Gordon, de bevelvoerder van de voc-troepenmacht aan de Kaap, bij wie hij na het vertrek van Boers een tijd in huis woonde. Tijdens zijn reizen maakte hij gebruik van een aanbevelingsbrief van de gouverneur die kolonisten maande hulp te verlenen aan Le Vaillant. Zijn vriendschappen met koloniale ambstdragers waren vooral gebaseerd op een gedeelde interesse voor de exotische natuur van Zuid-Afrika. In ruil voor de hulp die hij van hen ontving heeft Le Vaillant bijdragen geleverd aan de verzamelingen van deze ‘curieux’.Ga naar eind80 De Voyage uit 1790 werd door hem aan Boers opgedragen. | |
Een natuurlijke natuuronderzoekerOndanks zijn materiële afhankelijkheid van koloniale ambstdragers creëert Le Vaillant voor zichzelf een exclusieve positie in zijn verhalen. Dit hoort bij zijn persona van held van het verhaal, die soms de trekken aanneemt van een pikareske held die zich uit alle moeilijke situaties redt. Hij stelt zichzelf voor als de reiziger die altijd vertrouwen kan wekken bij inheemse stammen, die een oorlog wint, factiegevechten beëindigt (waarvoor men hem kapitein van de stam had willen maken), gebrouilleerde familieleden met elkaar verzoent en natuurlijk en masse dieren schiet. In wetenschappelijk opzicht maakt hij aanspraak op een exclusieve positie buiten en zelfs in oppositie tot de gevestigde wetenschapsbeoefening. De aandacht voor de reiziger en zijn ervaringen heeft niet alleen een verteltechnische functie. Le Vaillant gebruikt haar ook om zich af te zetten tegen zijn geleerde collega's. Hij doet zich voor als een gewone jongen zonder de pretenties van (in zijn ogen) studeerkamergeleerden zoals Kolb. De lezer moet weten dat Le Vaillant iemand is die liever vermakelijke anekdotes vertelt over het wangedrag van zijn tamme baviaan dan de lezer te vervelen met geleerde, zoölogische beschrijvingen.Ga naar eind81 Deze teneur is vanaf het begin al aanwezig in zijn verhaal. Het verslag van de eerste reis (Voyage) wordt namelijk voorafgegaan door een beschrijving van de ontwikkeling van de jonge natuuronderzoeker Le Vaillant. Reizigers vertellen bijna altijd over hun uit- en thuisreis, zoals ook Le Vaillant doet, maar het is volgens Le Vaillant wat ongewoon om het reisverslag bij de geboorte van de reiziger te laten beginnen.Ga naar eind82 Men vindt het misschien vreemd dat ik, om het relaas te vertellen van een reis die onlangs in Afrika is ondernomen, gedwongen ben terug te keren naar het verleden en mijn Lezers naar Zuid-Amerika te leiden op het spoor van de eerste voetstappen van mijn kindertijd. Het leek me echter niet onverstandig, door te vertellen over het begin van mijn leven, mijn manier van zien, denken en optreden te rechtvaardigen, die immers altijd de geur van de geboortegrond zal behouden, die [nl. de manier van zien etc.], misschien met strengheid beoordeeld, niet zal nalaten de onverdraagzame geesten te choqueren. | |
[pagina 132]
| |
Dat zijn mensen die zich hun vooroordelen nooit zonder humeurigheid laten ontnemen, zeker niet wanneer men een frontale aanval durft te doen op de beginselen en gebruiken die algemeen aanvaard worden.Ga naar eind83 Zijn Surinaamse afkomst moet verklaren waarom zijn optreden en zienswijze afwijken van wat gangbaar is. Hij vindt het daarom gerechtvaardigd deze zaak aan het begin van zijn reisverslag ter sprake te brengen. Le Vaillant laat het echter niet bij een vermelding van zijn land van herkomst, maar vertelt in het kort ook in een ‘Précis Historique’ in de Voyage zijn wetenschappelijke werdegang, vanaf zijn geboorte in ‘Hollands Guiana’ (Suriname), een gebied waar uitzonderingen op de regel van de natuur gevonden worden, wat misschien ook impliceert dat de lezer de afwijkingen in Le Vaillants verhaal moet aanvaarden. Hij presenteert zich op die bladzijden als een natuurlijke natuuronderzoeker die al heel vroeg in navolging van zijn ouders begonnen is met de favoriete achttiende-eeuwse, wetenschappelijke activiteit, het verzamelen. Ook deze zelfpresentatie is volgens mij literair geïnspireerd. De natuur was in zijn verhaal Le Vaillants belangrijkste leermeester, zoals eerder al voor de jonge Émile uit de gelijknamige roman van Rousseau uit 1762. Rousseau zegt van Émile: ‘Op die manier leerde ik lopen in de wildernis en werd ik bijna geboren als een natuurmens [...] de natuur was mijn eerste leermeesteres.’Ga naar eind84 De kleine Le Vaillant begon met een insectenverzameling, die echter door zijn tamme aapje met spelden en al werd opgegeten,Ga naar eind85 waarna hij maar overstapte op het verzamelen van vogels, een specialiteit die hem na zijn Zuid-Afrikaanse reis beroemd maakte. Zijn opvoeding verklaart volgens hem zijn latere reislust en rechtvaardigt ook zijn uitvallen tegen de gevestigde wetenschap, verderop in zijn reisverslag. Hij doet zich vanaf het begin voor als een onconventionele, door de natuur zelf gekweekte natuuronderzoeker die lak heeft aan de systematiek van de gevestigde wetenschap. Zijn gebrek aan wetenschappelijke opleiding wordt bovendien verholpen door zijn vertrouwdheid van jongs af aan met de natuur en natuuronderzoek. Zijn gezonde wetenschappelijke nuchterheid kwam al vroeg aan het licht. Toen hij in zijn jeugd drie jaar in Parijs verbleef, ‘brandde hij elke dag wierook voor het standbeeld’ van de welsprekende Buffon, maar kon hij toch niet ‘aan de wetenschapper de overdrijvingen van de poëet vergeven’.Ga naar eind86 Hiermee doelde hij tegelijk op de befaamde stijl van Buffon en elementen in diens Histoire naturelle die hij aanvechtbaar vond. Door zich voor te doen als iemand zonder formele opleiding deed hij echter geen afstand van wetenschappelijk gezag. Weliswaar distantieert hij zich bij herhaling van de geleerde wereld,Ga naar eind87 maar dat wil niet zeggen dat hij ook afstand doet van alle middelen om wetenschappelijk serieus genomen te worden. Het is eerder zo dat zijn gebrek aan wetenschappelijke achtergrond en literaire vermogensGa naar eind88 omgebogen wordt tot een voordeel dat de betrouwbaarheid van zijn mededelingen moet verhogen. Er is wel degelijk een ‘retoriek van betrouwbaarheid’Ga naar eind89 terug te vinden in zijn verhaal. Om, zoals Le Vaillant, geen kennis van het schrijven van boeken te hebbenGa naar eind90 is misschien wel een voordeel, omdat je dan zuiverder kunt ob- | |
[pagina 133]
| |
serveren. Je kunt feiten opmerken die zich aan de systematiek van de wetenschap onttrekken. Is de natuur niet zelf onsystematisch?Ga naar eind91 Het ontbreken van een verfijnde stijl hoefde ook geen gemis te zijn. Een gebrek aan literaire vermogens werd al sinds Montaigne als een bewijs van betrouwbaarheid beschouwd, want ongeschoolden waren minder geneigd een vervalst beeld van de werkelijkheid te geven.Ga naar eind92 Le Vaillant hamert ook steeds op autopsie. Hij legt daar vooral de nadruk op bij verschijnselen die zijn lezers misschien ongeloofwaardig vinden: ‘ik zal tot vervelens toe herhalen: ik heb het gezien; en de meest welsprekende geschriften of de schitterendste redevoeringen zullen mij nooit anders laten denken.’Ga naar eind93 De retoriek van betrouwbaarheid blijft echter beperkt tot afzonderlijk beweringen, terwijl het reisverslag in zijn geheel een opvallend literaire vorm heeft. | |
BesluitDe literaire eisen van een vermakelijk verhaal wegen bij Le Vaillant uiteindelijk zwaarder dan de conventies van wetenschappelijke betrouwbaarheid en volledigheid. Zijn verhaal is volgens zijn zeggen gebaseerd op verhalen die hij gewoonlijk aan vrienden vertelde. Een plan ontbreekt eraan en eigenlijk had een van zijn luisteraars het ook wel kunnen opschrijven.Ga naar eind94 De spanning van het verhaal is belangrijker dan volledigheid. Een ‘bekwame schrijver’ zorgt ervoor dat hij de beschrijvende gedeeltes, die Le Vaillant uitwijdingen noemt, zo kort mogelijk houdt, om de gang van het verhaal niet teveel te onderbreken.Ga naar eind95 Bij etnografische beschrijvingen meent hij daarom te kunnen volstaan met aanvullingen bij zijn omstandige beschrijving van de Gonaqua's. Deze literaire pragmatiek in het reisverslag is in mindere mate ook te bespeuren bij andere reisbeschrijvingen aan het einde van de achttiende eeuw, zoals die van Anders Sparrman. Men was gaan afzien van de saaie, systematisch opgebouwde reisbeschrijvingen van de soort die Kolb schreef. De encyclopedisch geordende informatie van Kolbs reisbeschrijving was weliswaar gemakkelijk te raadplegen, maar moeilijk te lezen. Vandaar dat schrijvers van reisverslagen aan het einde van de achttiende eeuw overschakelden van het systematisch beschrijven van elementen van de vreemde werkelijkheid naar een samenhangend verhaal van ervaringen die in de loop van de reis werden verzameld. De systematiek werd niet helemaal afgeschaft, maar ondergeschikt gemaakt aan een overkoepelend vertelperspectief.Ga naar eind96 Dat zien we heel duidelijk bij Le Vaillant. Le Vaillant ging in dezelfde richting, maar verder dan andere schrijvers van reisteksten, omdat hij zichzelf ook tot centrale figuur van zijn verhaal verhief. Hij vestigde geregeld de aandacht op zichzelf als reiziger - ‘Me voilà’Ga naar eind97 - meer dan nodig was voor het verloop van het verhaal. Zo geeft hij een gedetailleerde beschrijving van zijn opschik voor een bezoek aan het stamhoofd van de Gonaqua's. Die opschik had in Le Vaillants voorstelling een functie in de interactie met het Gonaqua-stamhoofd, omdat hij op die manier kon laten zien hoe anders hij was dan de Trekboeren waarvan de Gonaqua's het slachtoffer waren geweest. Terwijl de Trek- | |
[pagina 134]
| |
boeren slordig gekleed gingen, was Le Vaillant extravagant uitgedost en droeg hij een (keurig gekamde) baard. De beschrijving van zijn uiterlijk is tegelijk bedoeld om de lezer te amuseren, op dezelfde manier als de anekdotes over zijn baviaan Kees. Met een sneer in de richting van de geleerde reisbeschrijvingen zegt hij over de Kees-episode: ‘Deze bijzonderheden [over het gedrag van Kees, de baviaan] zullen misschien onbenullig lijken [...]’ maar zijn mogelijk interessanter dan uitgebreide en vervelende zoölogische beschrijvingen.Ga naar eind98 De overheersende indruk die Le Vaillants werk achterlaat is dat de werkelijk-heidsuitbeelding ondergeschikt gemaakt is aan een discursieve presentatie die de lezer moet meevoeren. Een anonieme Duitse recensent van de Voyage [...] van het natuurwetenschappelijke tijdschrift Magazin für das Neueste aus der Physik und Naturgeschichte meende daarom dat Le Vaillants reisverslag meer uitblonk door ‘Unterhaltung’ dan ‘Gelehrsamkeit’.Ga naar eind99 Le Vaillant verschaft dit vermaak niet alleen door amusante verhalen te vertellen, maar ook door aan te sluiten bij de ideeënwereld van zijn lezers. Rousseau en zijn primitivistische voorgangers hadden deze lezers onder meer geleerd dat wilde mensen gelukkig waren en Le Vaillant geeft ze wat ze willen horen. Het valt daardoor niet goed uit te maken of zijn voorstelling van de Hottentotten een apologie is of een manier om het behagen te wekken van de lezer. Het had hoe dan ook consequenties voor het gehalte van zijn etnografie. Door de Gonaqua's te modelleren volgens de gangbare primitivistische en classicistische schema's geeft hij ze weliswaar een voor achttiende-eeuwse lezers aantrekkelijke gedaante, maar ontneemt hij ze ook hun eigenheid. Narina heet niet Narina (‘bloem’) en ze is geen Venus de' Medici.Ga naar eind100 Dat het ook anders kon, is te zien aan de etnografische voorstellingen van Gordon. Le Vaillants etnografische vertoog is bovendien tegenstrijdig, doordat hij literair geïnspireerde verontwaardiging over de dreigende ondergang van gelukkige inheemse samenlevingen afwisselt met kolonisatieplannen. Ook vanuit een wetenschappelijk gezichtspunt was de nadruk op ‘Unterhaltung’ gevaarlijk, omdat ze afbreuk deed aan zijn geloofwaardigheid. Hij heeft zich hier min of meer uit gered door van zichzelf een natuurlijke en creoolse natuuronderzoeker te maken die zich door zijn vertrouwdheid met de exotische natuur boven de regels van de wetenschap verheven voelde. Anders dan Europese studeerkamergeleerden achtte hij zich niet gebonden door systematiek. Een exotische identiteit moest de garantie zijn voor een superieur inzicht in de exotische natuur, terwijl zijn onconventionele vertelstijl de informatie optimaal toegankelijk maakte voor zijn lezers. Gezien Barrows reacties overtuigde dit niet al zijn lezers. Maar nieuwe waarnemingen konden dit gebrek aan gezag voor andere lezers wel compenseren.Ga naar eind101 Hoewel Le Vaillants werk belangrijk was voor de poetica van de reisliteratuur, heeft hij maar in een beperkte mate invloed gehad op de reisliteratuur over Zuid-Afrika.Ga naar eind102 Zijn tijdgenoten zetten zich vooral tegen hem af. De enige die hem vermoedelijk imiteerde was de Nederlands-Duitse reiziger Jacob Haafner (1755-1809). Blijkens verwijzingen in Haafners Verhandeling over het nut der zendelingen en zendelingsgenootschappen uit 1805 kende Haafner de reisbeschrijvingen van Le Vaillant.Ga naar eind103 | |
[pagina 135]
| |
32 Jacob Haafner en zijn Khoikhoivriendin onder de Nederlandse vlag. Haafner imiteerde Le Vaillant met zijn romance (uit: Jacob Haafner, De werken van Jacob Haafner, deel I, 1992).
| |
[pagina 136]
| |
Het is daarom goed mogelijk dat de beschrijving van een romance tussen Haafner en ‘een jong Hottentotsch meisje’ in zijn postuum in 1820 gepubliceerde Lotgevallen en vroegere zeereizen zijn bestaan dankt aan Le Vaillants Narina-verhaal.Ga naar eind104 Haafner vertelt dat hij het meisje tijdens zijn tweede verblijf aan de Kaap (1769-1770) ontmoet had, toen hij planten liep te zoeken op de ‘Leeuwenstaart’ bij Kaapstad. Hij zag haar op de top van de berg. Ze bleek te behoren tot een groep onafhankelijke Hottentotten - evenals Narina - die de Kaap bezocht om met het Nederlandse bestuur te onderhandelen. Ook dit naamloze meisje was bij nadere beschouwing mooi: Buiten het walgelijk mengsel van vet en roet, waarmede zij, even als alle andere van hare natie, bestreken was, en dat ook eigenlijk tot hare gedaante niets afdeed, was zij het bekoorlijkste en fraaist gevormde vrouwenbeeld, dat men zich met mogelijkheid voorstellen kan.Ga naar eind105 Ze contrasteerde sterk met de ‘doorgaande afzigtigheid van hare natie’,Ga naar eind106 wat in een voetnoot door Haafner nog wordt uitgewerkt. Behalve dat het meisje naamloos blijft, is de ontmoeting ook veel soberder beschreven dan het geval was in de Narina-episode van Le Vaillant. Er gebeurt niet veel meer dan dat het meisje met de hand over het gezicht van Haafner strijkt. Als hij haar de volgende ochtend weer opzoekt is haar stam verdwenen. Op de bergtop vindt hij alleen de kralen die zij gedragen had: ‘dit was het eenigste aandenken, hetwelk ik van mijne Hottentotsche geliefde behield’.Ga naar eind107 De illustratie bij Haafners liefdesgeschiedenis (afb. 32) suggereert meer dan de tekst en lijkt een merkwaardige mengsel te zijn van Le Vaillants afbeelding van Narina (afb. 30) en die van de vrouw die haar ‘karos’ openslaat om het ‘Hottentot-schortje’ te tonen (afb. 3). Van dat laatste is hier overigens niets te zien omdat het meisje om haar middel een primitief fantasie-rokje draagt. Nieuw is natuurlijk dat Haafner met een wandelstok in zijn hand naast het meisje is afgebeeld en boven het tweetal de Nederlandse vlag wappert.Ga naar eind108 Toen Haafners boek in 1820 werd gepubliceerd was het wapperen van die vlag alleen nog een herinnering. De Engelsen hadden de Kaapkolonie inmiddels in bezit genomen. Engelse reizigers gingen vanaf dat moment ook een bepalende invloed uitoefenen op de beeldvorming over Zuid-Afrika. |
|