‘Ja,’ zei hij tevreden tot zichzelf, ‘ik ben altijd nogal waak...... Drommels,’ viel hij zichzelf in de rede, ‘wat zie ik daar nu? Hier voetstappen en daar in dat boschje zijn de takken saâmgebondenl Wat zal me nu overkomen?’
Verlegen krabde de man zich achter het oor.
‘Ik zal mijn plicht moeten doen,’ zette hij zijn alleenspraak voort. ‘Mogelijk is daar een schuilplaats voor stroopers en dat dien ik te onderzoeken.’
De boschwachter stapte op het boschje toe.
Op dit oogenblik zag Gerrit hem.
Bij het struikgewas gekomen, bleef hij echter staan.
‘Zou ik niet beter doen, door te wachten tot er iemand uitkomt?’ dacht hij. ‘Maar,’ en een angstige gedachte maakte zich van hem meester, ‘als het eens een roovershol is?’
De hand, waarmede hij de takken reeds opzij had geschoven, werd plotseling teruggetrokken. Even dacht de boschwachter na.
‘O!’ zuchtte hij, ‘het kunnen wel roovers zijn, die er in zitten, maar mijn plicht roept mij. Wacht,’ dacht hij, en een tevreden glimlach krulde zijn lippen, ‘ik heb een sabel.’
Moedig haalde hij dit verdedigingsmiddel te voorschijn en met vaste hand duwde hij de takken, die hem den toegang beletten, opzij. Thans bevond hij zich in het boschje.
Nog niet ver was hij doorgedrongen, of de jongens bevonden zich ook reeds daar. Zóóver drongen zij voorwaarts, dat zij dicht in de nabijheid van den boschwachter waren.
Deze had het zacht krakende geluid der takken niet gehoord, omdat hijzelf te veel leven maakte. In stilte dacht de man, dat de roovers dan wel op de vlucht zouden gaan, als zij hem bemerkten. Er gebeurde echter niets.
Spoedig had hij het pad bereikt, dat rond de hut liep.
‘Aha,’ mompelde hij, ‘dat is de weg naar het hol! Ik zal voorzichtig verder dienen te gaan, dan kan ik misschien van verre reeds zien, hoeveel roovers zich daar bevinden.’
De moedige boschwachter sloop nu op zijn teenen, zijn sabel recht vooruit gestoken, het pad op. Zonder iets gezien te hebben, was hij het pad ten einde geloopen.
‘Zoo,’ dacht hij, ‘hier zijn de takken samengebonden.’
Wéér wachtte hij even en beraadslaagde, wat hem nu te doen stond.
‘Terugkeeren?’
Maar hij had nog niets bijzonders ontdekt.