dicht bij de aarde is gebleven; en men kan zich voorstellen, dat hij in die verhalen over agrarische koningen en hun kudden runderen en schapen iets anders las dan de geletterden en humanisten, wier aandacht zich veelal tot de formele zijde van hun lectuur zal blijken te bepalen.
Is daarmee het een veroordeeld, en zou alleen het andere - het lezen om de inhoud ‘tout court,’ dat immers neerkomt op het zoeken naar een bevestiging van zichzelf, naar een rangschikking van de eigen gedachten, een ordening of verzameling van hetgeen men eigenlijk al weet - de naam van ‘lezen’ mogen verdienen? De erudiet voelt zich in zijn kamer vol boeken soms vreselijk benauwd: in plaats van het ene substantiële brok dat hem voor lange tijd een gevoel van verzadiging zou kunnen geven, vindt hij niets dan lekkere beetjes binnen zijn bereik, waarvan de geur en smaak hem telkens niet langer dan een kort ogenblik kunnen bekoren. Bijna zou hij ertoe kunnen komen, de eenvoudige lezer, die man uit één stuk, die in alle tevredenheid steeds weer dezelfde maaltijd ter tafel ziet verschijnen, om zijn stoerheid te benijden. Maar dan bedenkt hij, dat het leven zovele vormen kent en dat de nervositeit die met het reageren op die veelvormigheid gepaard gaat, eer een teken van onverflauwdheid en gezondheid is dan van slijtage en ontaarding. Klinkt dit als een ‘oratio pro domo’? Het wordt slechts bij wijze van zelfrechtvaardiging gezegd.
Het is één ding, heimwee naar het ene, ongedeelde en ongebroken leven te hebben; het is een ander ding, te weten waar men staat. Men is stedeling, men leeft op een snijpunt van culturen, het erfgenaamschap van vele eeuwen draagt men met zich om, een nieuwe wereld die aan het ontstaan is, verlokt, verschrikt, en maakt onzeker. Kan men die pluraliteit met het simpele gebaar van de Homeruslezende boer tegemoet treden? Kan men, als White, het komen en gaan van een bepaald vogeltje bespieden, of dagenlang op de loer liggen naar de gedragingen van insekten? Het is een retorische vraag, die hier wordt gesteld, maar dat zij gesteld wordt, is toch wel nuttig. Niemand is namelijk zozeer een kind van zijn tijd, dat hij nooit eens wensen zou, de hele boel, cultuur,