leiden als de literaire artiesten. Zij liegen niet bewust, maar verzinnen en fabuleren, zij willen charmeren en hun gehoor in spanning houden. Wie aanneemt, dat in ieder mens een (vaak onderdrukte) kunstenaar leeft, kan gemakkelijk in het mondelinge verhaal een bewijs voor zijn veronderstelling vinden. Want het leven is vaak eentonig en verdrietig, maar klaarblijkelijk is er niet meer toe nodig om ons dit alles te doen vergeten, dan achterover in onze stoel te leunen en naar een paar goede bakken te luisteren, of, nog beter, ze zelf te debiteren. Je zit niet altijd op kantoor, je staat niet altijd aan de werkbank, van tijd tot tijd houdt het geldverdienen, opvoeden, huishouden en rekenen even op, zojuist heb je het nog over de kinderen of het eten gehad, straks ga je het bed in om te slapen - maar nu, nu wordt de geest vaardig over je, en wat doorgaans van binnen zwijgt of ten hoogste prevelt, verkrijgt ineens een duidelijke articulatie: de mus, de spreeuw die gewoonlijk in je woont, verheft zich tot ongekende hoogten: je praat, je verzint, je overdrijft, je bent onzakelijk, onbetrouwbaar, ongerijmd, je hebt lust om zonnen te laten opstijgen uit iets wat je in het dagelijks leven als een zwak en miezerig lichtje hebt leren kennen. ‘Hij zit op zijn praatstoel,’ zeggen de anderen en wissen zich de tranen van het lachen uit de ogen. Ah, eens één keer geen toeschouwer of toehoorder te zijn, geen man die instructies in ontvangst neemt, geen lezer van krant of boek, geen stemgerechtigde of gelovige, geen vakman, geen leek, geen cliënt noch patiënt, maar iemand die het zelf voor het zeggen heeft: een poiètès, een dichter, een maker.
Niemand weet, hoe en wanneer een mop ontstaat, en wie als eerste een geschiedenis vertelt of als tiende of honderdste. Het doet er ook niet toe. Filologen en archeologen hebben grappige geschiedenissen die nu nog elke dag onder ons circuleren, in de Griekse tekst en als verweerde inscripties ontdekt, en reizigers hebben sommige ‘sophisticated tales’ onder de primitiefste oerwoudbewoners gevonden. Wat er wél toe doet, is de wijze waarop het verhaal, oud en tevens nieuw, een traditie en toch een plotselinge geestverrukking, gebracht wordt: nu eens omstandig, dan weer gedrongen en exact;