neerslag of weerkaatsing van woorden die, gerangschikt en wel, reeds van te voren onder een hersenpan lagen te wachten, is dit een onaannemelijke situatie. Allicht moeten wij toegeven, dat het hier gekozen voorbeeld wel wat erg extreem is. Maar het blijft een feit - en iedere dichter die de macht van het rijm heeft leren kennen, iedere prozaschrijver die voelt, dat hij in iedere nieuwe zin een kracht loslaat, die zich tegen die van de vorige keert, zal dit kunnen beamen - het blijft een feit, dat de man die met woorden omgaat, evenzeer door woorden gehanteerd wordt als dat hij ze zelf hanteert: niet wat hij denkt, maar wat hij voor zich ziet, het laatste staartje van het laatste woord dat hij zich zojuist heeft laten ontglippen, stuurt hem in een bepaalde richting. Stuurt hem meestal zonder dat hij het zelf weet.
Men zegt weleens, dat de beste dingen in het leven ons gratis geschonken worden. Zoals zoveel wijsheden, is ook deze tegelijk waar en niet waar. Niemand zal ontkennen, dat het een geweldig iets is, wanneer een gedicht zich vrijmaakt van de dichter of wanneer een stuk proza zo zacht en toch zo gearticuleerd tot ons spreekt, dat het ons te moede wordt als werd een omzichtige Boeing aan de grond gezet. Dit is het moment waarop de lezer bij zichzelf knikt: inspiratie. De lezer kan het weten, want hij constateert bij zichzelf de symptomen die het onmiskenbare saluut vormen, zodra die inspiratie die hij ‘poëzie’ noemt, zich vertoont. Een gevoel van trots, van godenbloed in de aderen, en een jeuken van de hoofdhuid. Waar eerst niets was, staan nu woorden, soms veel, soms minder, soms maar een stuk of drie. Tussen het toneelstuk dat Hilaire Belloc in verrukking bracht, Le misanthrope van Molière, en de zinsnede uit Vergilius, ‘sunt lacrimae rerum’, die Theodor Haecker een schrijversleven lang fascineerde, ligtkwantitatief eenheel onderscheid, maar kwalitatief komen zij op hetzelfde neer: woorden die ons zomaar, ongevraagd en om niet geschonken worden, een uiting of communicatie die strikt genomen ongemotiveerd is, de uitkomst van een inval, het volstrekte tegendeel van een statistiek. Is het daarom, dat wij niet kunnen aangeven (en onder dit ‘wij’ vallen ook dichter en schrijver), hoe poëzie, die blijk-