kelen pleitte dus klaarblijkelijk in zijn voordeel, evenals de beknopte statuur van Cotta dat deed.
De Engelse kunstcriticus Herbert Read heeft eens in een essay van zijn afkeer van de ‘Grand Manner’ getuigd en zich daarbij op de bekende theorie van Adalbert Stifter beroepen, die men in diens inleiding tot Bunte Steine kan vinden. Bij Stifter betekent het kleine meer dan alleen maar voorwerp van een esthetische voorkeur: het is de drager van een levensleer, het drukt een filosofie uit. Wat is groot? wat is klein? vraagt Stifter. De bliksem vinden wij groot, en zo ook de storm, de aardbeving en de vulkaan. Maar zijn zij wel groot? Zijn zij niet de incidentele werkingen van een eenzijdige kracht? De werkingen gaan voorbij, en de resultaten worden spoedig vergeten. Maar de kracht die achter die kracht staat, die ten slotte het lava in de vuurspuwende berg omhoog stuwt, is dezelfde die de melk in het napje van de arme vrouw doet zwellen en overlopen - zij alleen, die algemeen en overal werkzaam is, is groot. Zo is het in de natuur, zo is het ook in de ziel van de mens. Toorn, destructiedrift, de machtige bewegingen van het gemoed zijn op zichzelf niet groot. Maar groot is het kleine: de overal werkzame, alle mensen genegen zijnde, alle mensen behoedende zachte wet, die wil dat ieder geacht, geëerd en onverlet naast de anderen voortbestaat, die wil (de formule kan niet vaak genoeg herhaald) dat ‘elk mens gehoed wordt als een kleinood’.
Zo zal menigeen bij zichzelf kunnen constateren, dat het niet altijd de grootste kunstwerken zijn, die hem trekken. Niet de Staalmeesters of de Nachtwacht houden hem het langst vast, maar de blinde Tobias bij het vuur: het schilderij van Rembrandt, waarop die twee oude mensen, Tobias en Sara, zijn afgebeeld, in afwachting van hun zoon die met de Engel is meegegaan om voor zijn vader het geneesmiddel te halen. Het is een doek, misschien niet groter dan veertig bij achtentwintig centimeter, maar waarin men alles terugvindt, waarop dit leven, dat ook ons leven is, uitloopt: het man en vrouw zijn, het vader en moeder zijn, het oud en moe en tevens het bedrijvig zijn, het geduld, de roerloosheid, de nooit eindigende verwachting. Louter kleine dingen, zal