dwars zette, omdat deze niet in het algemene schema paste. Het was een overwinning op lokaal niveau, die evenwel, zodra een landelijke minderheid zich met de kwestie inliet, in een nederlaag verkeerde. Vraag: kan men het overwicht van de meerderheid ook in de cultuur invoeren? Nee, zegt de minderheid, daarvoor is de cultuur nu eenmaal te belangrijk. Ja, zegt de meerderheid, want de politiek is toch ook belangrijk, ja, nog belangrijker, en zij wordt wél door de meerderheid bepaald.
De kwestie is onoplosbaar - tenzij men het over de boeg van het aristocratisme van de kunst zou willen gooien. Maar dit is een dooddoener die in een tijd waarin iedere zuigeling met de moedermelk ook een flinke slok Picasso drinkt, plus de nodige Genet, plus het tachisme, plus Thelonious Monk, plus noem maar wat op aan grilligs en agressiefs, toch eigenlijk niet langer opgaat. De ouderen, die met dit alles te kort hebben geleefd om als ‘nourris dans le sérail’ te gelden, bevinden zich misschien numeriek nog in de meerderheid en kunnen hier en daar nog een kortstondige overwinning boeken, maar het is waarschijnlijker, dat zij zich zullen beijveren bij die minderheid - die het inderdaad allemaal al weet - zo spoedig mogelijk aansluiting te vinden. En dan is het best mogelijk, dat zij vroeg of laat gebruskeerd zullen worden. Ten slotte zijn zij inderdaad slechts ‘homines novi’...
En een overjarige ‘homo novus’ is een weinig verheffend gezicht. Vandaar dat de raad die Willy Haas eens gegeven heeft, nog niet zo dwaas is: wie oud is, moet er niet voor terugschikken zich achterlijk en bekrompen te laten noemen: hij moet niet opzijgaan voor het woord ‘fossiel’. Laat hij, zo kunnen wij hieraan toevoegen, zich met de gedachte troosten, in de meerderheid te zijn - zij het dan in een meerderheid die op de terugtocht is, en laat hij bedenken, dat als het waar is, dat hij niet meer in de breedte en lengte zal kunnen groeien, de vergelijking met het plantenrijk ook nog verder voor hem opgaat: de oude boom blijkt immers nog in lengte van jaren op zijn eigen sap te kunnen teren. In zoverre kan een schrijver als de oude Montaigne als voorbeeld voor allen dienen. Hij trok, toen zijn kinderen op hun bestemming wa-