- want anders dan onopzettelijk kan ik het me niet voorstellen - eens het boek van Eckermann in handen, dan zal hij gaan ontdekken, dat het standbeeld leeft. Hij weet, neem ik aan, dan nog niets van de kanselier von Müller of Riemer of Frédéric Soret af. Met die laatste zal hij intussen ook via Eckermann kennismaken, zij het ook in de eckermannse versie. Voorlopig is Goethe voor hem uitsluitend via Eckermann aan het woord, en men mag het stellen zoals men wil, maar een volhardender, een onafgeleider, een systematischer oor zal hij, om toegang tot Goethes gedachtenwereld te vinden, zich moeilijk kunnen verschaffen. Het is waar: hij zal zich vaak niet aan de indruk kunnen onttrekken, dat hij bij de rondgang door dit gebied nogal sterk op de gids aangewezen is, en voor geval hem zulks hindert, weerhoudt hem niets zijn onderzoekingen op eigen hand voort te zetten. De aanvankelijk onverschillige raakt zijns ondanks immers snel geboeid. Het is bij voorbeeld al prettig, als je weleens van die fameuze uitspraak, dat alle gedichten gelegenheidsgedichten zijn, hebt gehoord, haar in de context, onder het hoofdje 18 september 1823, tegen te komen. Later, veel later, zul je bemerken, dat als Goethe zegt: ‘Von Gedichten, aus der Luft gegriffen, halte ich nichts,’ hij niet alleen gedichten op het oog heeft, maar allerlei beeldende uitingen. Je zou het woord, zo je daar behoefte aan mocht hebben, zelfs als argument tegen de abstracte kunst kunnen gebruiken.
Toch kan ik me moeilijk voorstellen, dat er mensen zijn die Eckermann steeds herlezen. Hiermee bedoel ik niet me de ironie van Heine ten aanzien van Goethes ‘famulus’ eigen te maken. Heine mocht Goethe niet, zoveel te minder nog diens spreekbuis. Maar er heerst in deze gesprekken - dat zal toch geen lezer kunnen ontgaan - een merkwaardige monotonie. Kent men eenmaal Müller en Riemer en heeft men, Goethe-lezer geworden zijnde, het geluk het smalle deeltje Soret in de oorspronkelijke Franse tekst in handen te krijgen, dan begrijpt men, dat Eckermanns Goethe, de mens Goethe, nauwelijks bestaan heeft. Toon, gebaar, optreden, zij zijn honderdmaal zo gevarieerd geweest als de manier waarop de arme huisleraar die, na een keer door de grote man ontvangen