De Psalmen des Propheeten Davids, in't Hebreeuz genaamd het lof-bouk: bij den propheet verdeeld in vijf bouken
(1624)–Anthonis de Hubert– AuteursrechtvrijNu naar den oorspronkelicken text van woorde te woorde vertaald, ende in nederduijtzen rijme gesteld op de gewoonelicke wijsen, gelijk men die in de gereformeerde kerken singt
5 ½
VOrsten kind'ren bied't den Heer:
bied't den Heere magt en' eer.
2 Biedet toch
| |
[pagina 58]
| |
den Heer [all 'tsaam]
'tlof en' eer van sijnen naam:
buijg't u voor den Heere [weder]
in [seer] heijlig zierzel neder.
3 'sHeeren stemm' is op de waat'ren
Ga naar voetnoot1Gods macht doet den donder klaat'ren.
'Tis God die op waat'ren [druijszt].
4 'Tis Gods stemm' die kragtig ruijszt:
'tis Gods stemm' die heerlick gaat.
5 'Tis Gods stemm' die zeedren slaat,
ja ook Libans zederboomen
heeft de Heere weg genomen.
6 En' hij weetse so te dwingen
dat sij als een kalf opspringen:
Liban, ende Siron [sprong]
even als 'teenhoornen-jong.
7 Ja des Heeren stem-geluijd
houwt'er vlammen viers ook uijt.
8 'sHeeren stemm sall de woestijne
beven doen van barens pijne:
[ja] de Heere [der heerscharen]
doet het woeste Kades baren.
| |
[pagina 59]
| |
9 'sHeeren stemm' [is't die in spoed
ook] de hinden kalven doet,
ja de boszen heefts' ontboot:
doch spreekt ijder [kleijn en' groot]
hem in sijnen tempel eere.
10 Op den sond-vloed sitt de Heere:
ja de Heer sitt eeuwig, even
als een Koning [hoog verheven].
11 Sijnen volk sall de Heer
sterkte geven [meer en' meer]:
[ja] God sall sijn volk [ook meed]
segenen in [vruegd en'] vreed.
|
|