zelden uitgevoerd: ‘Reine de Saba’, ‘Mireille’, ‘Roméo et Juliette’. In de laatste jaren van zijn leven schreef hij alleen nog kerkmuziek.
FAUST. I. In zijn studeercel beklaagt zich de oude geleerde Faust over de leegheid van het leven. Weer heeft een nacht van studie hem onvoldaan gelaten; hij besluit zich te vergiftigen. Wanneer hij den beker aan zijn lippen zet, klinken van buiten blijde Paaschzangen. Alles vervloekend roept Faust Satan aan, die plotseling voor hem staat en naar zijn wenschen vraagt. Faust wil geen goud, en geen macht, maar jeugd en Mephisto belooft aan dezen wensch te voldoen, indien Faust zijn ziel aan hem verkoopt. De oude geleerde aarzelt; dan laat Mephisto hem een visioen zien van een onschuldig meisje aan een spinnewiel: Marguerite; dit brengt Faust er toe, de overeenkomst te teekenen. Mephisto laat hem nu een tooverdrank drinken, waardoor hij plotseling verjongt. Hij wenscht Marguerite weer te zien, Mephisto belooft het hem voor dienzelfden dag. II. Op de kermis bezingen studenten, soldaten en jonge meisjes de geneugten van het leven. Onder hen is ook Valentijn, de broer van Marguerite; in de cavatine ‘Avant de quitter ces lieux’ bidt hij God, zijn zuster te beschermen. Men viert het vertrek van Valentijn met een dronk; wanneer zijn vriend Wagner het ‘Lied van de rat’ wil aanheffen, wordt deze onderbroken door Mephisto, die een ode op het Gouden Kalf zingt. Daarna leest Mephisto uit de hand van Valentijn diens spoedigen dood; den jongen Siebel, verliefd op Marguerite, wordt voorspeld, dat hij geen bloempje zal kunnen aanraken, zonder dat dit dadelijk verwelkt. Wanneer Mephisto den wijn proeft, haalt hij er zijn neus voor op en toovert hij