deed hem op de klok kijken. Half twee, ik word oud dacht Leo. ‘'t Is verdomme half twee,’ deelde hij mee.
‘Nee,’ zei Barbara, ‘dat kàn toch haast niet.’
‘Hij heeft gelijk,’ zei Thomas. ‘Zal ik jullie eens wat vertellen, wij zijn in geen jaar zo laat naar bed geweest. Het is een wonder dat we niet onwel geworden zijn om half elf, want dat is onze tijd. Leo, zullen wij de allerlaatste, l'ultimissimo,’ vroeg Thomas.
‘Domani, prègo,’ zei Leo.
‘Ma è domani non è véro?’ En Thomas nam de fles en twee glazen mee naar de open haard die al in slaap was gevallen.
Leo strompelde naar de bank en liet zich neervallen. ‘Je moet er wel een beetje rekening mee houden dat je met een werkend iemand te maken hebt,’ zei hij.
‘Ik weet er alles van,’ zei Thomas, ‘ik doe het zelf ook wel eens en je ziet het dikwijls om je heen.’
‘Je wilt zeker horen hoe het met de wetenschap staat?’ vroeg Leo, terwijl hij gapend het hem aangereikte glas aannam, onderuit in de bank zakte, en het glas op z'n buik zette.
‘Nou nee,’ zei Thomas, ‘laat maar zitten.’
‘Het interesseert je ook werkelijk niets,’ zuchtte Leo.
‘Nee,’ zei Thomas, ‘dat is zo.’ Thomas keek op en zag hoe Martje de tafel aan het afruimen was. ‘Laat toch staan kindje, morgen gaan we verder, ga toch lekker naar bed.’
Martje keek op naar Leo. Leo staarde naar zijn glas en probeerde het zelfstandig op zijn buik te laten staan. Schoorvoetend liep ze op haar vader toe. ‘Welterusten.’
‘Slaap lekker,’ zei haar vader.
‘Welterusten,’ zei Leo zonder van zijn kunst met het glas op te kijken.
Martje zei niets terug en liep met gebogen hoofd en slepende voeten de kamer uit, maar Leo was te dronken om het op te merken.
‘Wat zou ze opeens hebben?’ zei Thomas teleurgesteld.