Caroline
Toen was het voorbij, Caroline nam de trein naar Nice en Marseille waar de sterren voor het grijpen lagen in de salle à manger van het casino-
Caroline, dwaas die ik was, te denken dat ze mij mee zou willen nemen, dat bedoelde ik toch nietwaar?
We gaan weg Caroline, kom, weg van hier, naar bomen in de zon, wit steen en blauwe luchten.
En je fantaseerde met me mee, je was niet hardvochtig, het kostte maar zes glazen wijn, weinig vind je, om de mislukking van het doen te voorkomen?
Ik amuseerde je, je hoefde zelfs niet aan de zon te denken, zelfs niet aan de zee, toen je zei hoe we vis zouden eten die we zelf gevangen hadden.
En nu ga je alleen, en jawel, je komt terug in Parijs, maar Parijs is groot, en ik ben niet in alle cafés tegelijk zoals jij.
En wetende dat ik op je wacht kun je lief zijn voor de anderen.
En als ik eens niet deed, wat wij van mij verwachten?
Dan nam je een ander uit de salle à manger en waren er twee zoals ik; en nu, nu kun je misschien nog ontkomen.