zou gaan praten op de manier, waarop de anderen het deden.
Ik weet eigenlijk nog niet of hij het wel eens gedaan heeft.
Ik merkte alleen wel, dat niemand erg verwonderd deed, toen ze hoorden, dat ik in verwachting was.
Nu, achteraf, geloof ik, dat het daardoor gekomen is: nu moest Jean Paul wel alle aandacht aan mij gaan besteden. Eerst geloofde hij me niet; maar toen ik begon te huilen, toen kwam hij naar me toe en zei: Wat wil je, wil je het houden of weg laten maken?
Ik moet me wel heel erg vergissen, als ik het me verkeerd herinner, dat hij er niet aan twijfelde of ik wilde het kind kwijt. Maar ik wilde het houden, en Jean Paul werd boos. Het kan toch niet, ik kan m'n studie toch niet opgeven, zo maar een kantoorbaantje nemen; luister nou toch naar me, het kan toch niet, denk nu eens na, waarom kun je nou nooit eens gewoon nadenken?
Ik ben bang, dat ik nooit gewoon zal kunnen nadenken, daarom zei ik maar dat hij niet hoefde te trouwen, ik zou er zelf wel voor zorgen.
Dat wilde Jean Paul niet, dat zou een rotstreek zijn, zei hij. Als we zuinig deden, hij zou werkstudent kunnen warden,...
We begonnen het steeds minder erg te vinden, al huilde ik wel veel.
Als ik er aan denk hoe vervelend ik moet zijn geweest, voel ik me gewoon misselijk worden. Jean Paul zei zelfs, dat het misschien wel het beste was nu het zo liep, want dat hij anders nooit volwassen had willen worden, en nou moest het wel nu hij voor ons tweeën zorgen moest. Wat was ik opgelucht, toen ik hem hoorde zeggen, dat ie het prettig vond voor ons te moeten zorgen.
Toen we trouwden, was iedereen even aardig voor ons. We kregen zoveel voor de baby en ons zelf, ja zelfs zorgde iemand voor een huffs. 't Was ongelooflijk hoe lief ze waren.
Soms dacht ik wel, dat ze het een beetje deden, omdat ze