bankstel, je tafel op ijzeren poten, je plastic lamp en je mooie verwarming, allemaal helder en fris, wat wil je nog meer?
Waarom helpen de dingen niet een handje mee of en toe?
Ik weet het, het is niet eerlijk van jullie te verlangen getuige à charge te zijn en toch, toch hebben jullie er ook schuld aan, dat zij daar zit te kijken naar haar dode glazen televisie in plaats van wat ze eigenlijk wel wilde, zachtjes haar hand laten glijden over dat fluwelen eikehout, dat ze zo ouderwets vond.
Of hebben jullie ook partijen, dingen, hee dingen, hebben jullie ook allemaal gelijk, als wij maar begrepen hoe?
Zij zit hier naast haar glimmende haard en wacht op de bel die niet gaat, de post die haar deur voorbijgaat, de vriend die niet komt, weet ze misschien, dat ze zich verraden heeft in die eethoek, waarvan ze voorlopig vier stoelen kocht en de zekerheid heeft, dat ze er later twee bij kan bestellen?
Ze denkt, het is hier koud en armoedig, het is hier God-vergeten. Ze heeft de boeken in een kast gelegd, in stapels op elkaar omdat ze anders zo'n rommelige indruk maken.
Alles moest overzichtelijk zijn en toch was het de oorzaak van haar plotselinge verwarring nu.
Ze voelde de neiging in zich opkomen, de boeken hier en daar en overal de kamer in te slingeren, een sigaret op te steken. En de gordijnen dan? En dat alles terwijl ze dacht juist volwassen te zijn geworden. Of had ze verkeerde conclusies getrokken, was er verschil tussen de verwarring opgeborgen in een kast en die, die verspreid door de kamer lag, maar waarbij iemand rechtstreeks naar het boek loopt, dat hij zoekt?
Ze keek naar buiten in de ordelijke straat, ieder huis zijn eigen vuilnisbak, iedere emmer zijn eigen nummer, om de zoveel meter een boom, om de zoveel meter een lantarenpaal. Er is geen verschil tussen buiten en binnen, er komt hier geen bezoek, omdat de mensen willen kunnen merken, dat ze binnen zijn. Wat moet ik doen, dacht ze, hoe moet ik dat veranderen?