den. Het enige bezwaar daartegen was dat hij nog steeds niet klaar was. Waarom stelde ze dat toch telkens uit? Rosa pakte haar agenda. Sloot de ogen en sloeg hem open. Juli, dat was fout, dan was de faculteit dicht. Nog eens: Mei. Vrijdag 25 mei, dát zou het worden, Rosa hield wel van volle zalen. Ze zou nog vier maanden hebben, was dat niet wat veel? Maar uiteraard moest de hare beter zijn dan die van haar collega's om eenzelfde waardering te krijgen. Waar ben ik aan begonnen, dacht Rosa, de Heer sta me bij. Leo bleek toch besmettelijk te zijn geweest. Ik zou me beter tot Maria kunnen wenden, zuchtte Roos, in mijn positie.
Uitgeput zaten Arnold en Mattheus die avond aan hun keukentafel. Elk met het hoofd op de armen.
‘Koffie?’ vroeg Arnold.
‘Ja,’ zei Mattheus en er gebeurde niets. ‘We moesten eigenlijk naar bed,’ vond Mattheus en keek eens op naar Arnold.
‘Ik ben te moe,’ zei Arnold.
‘We liggen precies gelijk,’ zei Mattheus.
‘Bingo,’ zei Arnold.
Als ziekenzusters, quizmasters, koetsiers, obers, reisleiders, clowns hadden zij busladingen vol ouden van dagen vertroeteld en geamuseerd. Brillen gezocht, kussentjes verplaatst, pillen geteld, ogen gedruppeld, zoutloze hartige hapjes aangedragen, suikervrije zoete drankjes geserveerd, rolstoelen geduwd, eerste- tweede en derde prijzen uitgereikt aan de sjoel-, de klaverjas-, de dans-, de leuk-servetjes-opvouw- en, niet te vergeten, de bingo-kampioen!
‘Ik kan geen grijze kop meer zien’ zei Mattheus. ‘Wat zou ik blij zijn met een bus vol jongeren.’
‘Je bent gek,’ zei Arnold, ‘daar moet je mee wandelen op plaatsen waar ze de kans lopen van de berg af te sodemieteren, anders is het niet avontuurlijk. En áls ze eraf donde-