zelfs wel met jou mee terug. Het is reuze vermoeiend zo'n tocht als je wat ouder bent.’
‘Begrijp ik goed dat u uw geld hierin gestoken hebt?’
‘Zeg,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘sinds wanneer heb jij iets met mijn zaken te maken?’
Dat begon Roos zich eens te meer af te vragen.
‘Zijn jullie van plan haar te belazeren of niet, dat wilde ik graag weten.’
‘Wij?’ Mattheus stak zijn hoofd boven de pergola uit: ‘Hadden wij niet een afspraak Truus, wij saampjes?’
Rosa boog het hoofd.
‘Ik dacht nog even, leuk daar heb je Truus, mooi niks, jij komt hier een beetje de gezelligheid verpesten tussen ons drietjes.’
Arnold stond op alsof het om een verrijzenis ging, liep op Mattheus toe en sleurde hem van de ladder af.
‘Jij hebt geluld,’ schreeuwde Arnold, ‘jij gore rotnicht.’
‘De beits dondert eraf,’ riep Mattheus nog, maar het was al gebeurd en even daarna kon men op de witte terrastegels goed zien hoe prettig van uitstrijken hij geweest moest zijn.
‘Jij hebt haar verteld over... over...,’ Arnold stotterde en keek eens naar Rosa, ‘over mijn werk.’ Arnold huilde bijna van kwaadheid.
Mevrouw De Zeeuw legde haar breiwerk in haar schoot.
Rosa stond op: ‘Kom mee naar binnen.’ Gedwee liepen ze mee.
Rosa sloot de deur met een stevige klap. Terwijl mevrouw De Zeeuw buiten haar breiwerkje weer opnam, wees Rosa hen ieder een kant van de keukentafel. Mattheus zat met gebogen hoofd en Arnold jankte in zijn zakdoek: ‘Kolerelijer.’
‘Hou op met dat gejank,’ zei Roos.
‘Er valt hier niks te janken,’ vond Mattheus.
‘Hou jij je bek,’ zei Roos.