‘Die zijn daar beter dan hier,’ zei Leo en dacht aan de middenschool waar meer dan de helft van Hugo's dikkopjes zijn of haar verstand aan het verliezen was.
‘God nog aan toe,’ zei Hugo, ‘ik zou geen oog dicht doen.’ En hij piekerde erover hoe hij dit nieuws voor Wiesje zou kunnen verzwijgen. ‘Heeft hij je naam?’
‘Nee,’ zei Leo, ‘daar was het te laat voor.’
‘Maar je betaalt zijn opvoeding?’
‘Ten dele,’ zei Leo bescheiden.
‘Ook dát nog,’ zuchtte Hugo, ‘als ik dát geweten had.’
‘Wat dan?’ vroeg Leo opeens nieuwsgierig.
‘Ach dan had ik je toch nooit met die andere zaak belast.’
‘Oh dát,’ zei Leo, ‘ik was blij dat ik je helpen kon. Ik weet zo'n beetje wat de kinderen je moeten kosten. Al wat van moeder gehoord?’
‘Ik dacht het niet, straks even aan Wiesje...’
En daar kwam Wiesje al binnen.
‘Nee,’ vond Wiesje, ‘ik begin me wel ongerust te maken.’
‘Welnee,’ zei Hugo wat al te bezwerend, ‘daar moet je je niet bezorgd over maken, die amuseert zich kostelijk. Ergens is het toch een fantastische vrouw,’ vond Hugo opeens en hij dacht met bewondering aan Leo's vermogen tot zwijgen. Zo iets zou hij niet voor elkaar gekregen hebben. Stille wateren, diepe gronden vond Hugo.
‘Ja 't is wel parmantig allemaal,’ zei Leo niet zonder enige trots.
‘Nou ik vind het onverantwoordelijk om niet even te bellen, typisch moeder,’ zei Wiesje, ‘wat drinken jullie daar?’ Ze had de cognac graag tot haar eigen verjaardag gespaard gezien.
‘Ook een glaasje?’ vroeg Hugo.
‘Nee hoor, dat is aan mij niet besteed.’
‘Glaasje fris?’ vroeg Hugo vriendelijk.
‘Hè ja, heerlijk,’ zei Wiesje alsof het champagne betrof.