‘Nee,’ zei Roos naar waarheid.
‘Omdat jij als enige van onze vakgroep een dubbel inkomen hebt.’
‘Wat vertel je me nou?’ zei Roos. Van der Loo had haar nog nooit zo dom zien kijken.
‘Schnabbels bedoel je?’
‘Welnee,’ zei Van der Loo, ‘Léo.’ Zo had Roos het nog niet bekeken.
‘Maar je weet toch hoe het zit tussen Leo en mij, dat kan elke dag uit zijn.’
‘Dat weet ík, ook pas sinds kort trouwens,’ zei Van der Loo. ‘Maar dat weten zíj niet.’
‘Ben je tegenwoordig verplicht je privé-leven in de groep te bespreken, te gooien bedoel ik,’ zei Roos.
‘Voor je nou kwaad wordt,’ vond Van der Loo, ‘moesten we eerst maar 'ns bestellen kind.’
Het restaurant was ongemerkt volgelopen. Rosa bekeek zichzelf eens in de spiegel. Ze had een kleur van opwinding, óf van de cognac. Hoe het ook zij, dacht Roos, het flatteert, en ze fleurde er een beetje van op.
‘Ben jij het daar nou mee eens, met die flauwekul?’ vroeg Rosa nadat de bestelling vlekkeloos verlopen was.
‘Nee,’ zei Van der Loo, ‘ik had graag de besten behouden.’
Rosa was gevleid.
‘Je moet niet zo gesloten zijn,’ vond Van der Loo, ‘dat wekt argwaan.’
‘Ja, ja,’ zei Roos, ‘in de groep bedoel je.’
‘Je houdt ze te veel op een afstand, dat roept agressie op.’
‘Van de groep,’ zei Roos. Van der Loo knikte.
‘En jij dan,’ vond Rosa, ‘doe jij ooit een mond open, je hebt niet eens het lef om van je tweede huis te vertellen en ik zal m'n verloren liefdes op de vergadertafel moeten deponeren?’