alles vertellen,’ zuchtte mevrouw De Zeeuw. ‘Hij dacht nog steeds dat het alleen om “Laat te Velde” ging, dat is namelijk zíjn probleem. Maar het onze is veel gecompliceerder. Vind je niet?’ vroeg mevrouw De Zeeuw.
Arnold dacht na terwijl hij de thee inschonk.
‘Heerlijk,’ vond mevrouw De Zeeuw, ‘dat ik er niet op hoef te letten of er niet te veel melk ingedaan wordt.’
‘Waarom zegt u niet dat u naar Zwitserland gaat en dan komt u naar óns toe!’
‘Ja,’ vond mevrouw De Zeeuw, ‘leuke boel, dan zet mijn zoon me in een toestel van Swissair naar Zürich en ik maar hopen dat dat geval naar Malaga vliegt, kóm zeg.’
‘Overstappen,’ peinsde Arnold.
‘Overstappen doe ik niet, wie overstapt moet wachten en wie wachten moet, moet staan daar heb ik géén zin in. Nee, zo mal krijg je me niet hoor,’ lachte mevrouw De Zeeuw.
‘Als u nu eens samen met Mattheus...?’
‘Kun jíj niet?’ vroeg mevrouw De Zeeuw.
‘Mattheus heeft nog maar pas z'n rijbewijs gehaald,’ aarzelde Arnold.
‘Goeie oefening,’ vond mevrouw De Zeeuw, ‘je moet die jongen niet zo betuttelen, dat is echt niet goed hoor Arnold.’
‘Nee,’ zei Arnold, ‘misschien hebt u gelijk,’ en dacht aan Rosa. De hemel diende geprezen dat dat gekutkever ook afgelopen was. Ieder bezoek was een kans op rampen. Mattheus was die Truus gaan vertrouwen en Arnold hield zijn hart vast voor Mattheus' nieuwe en initiatiefrijke levensvisie.
‘Weet je wat ik ook zo'n handige tip vond,’ onderbrak mevrouw De Zeeuw zijn gedachtengang. ‘Om je duitjes in een washandje op je buik te hangen, hoewel, ik mag wel een sloop nemen,’ piekerde mevrouw De Zeeuw. ‘Ik begrijp overigens niet waarom de mensen elkaar nog moeten plagen door lelijke dingen over elkaar te vertellen.’ Arnold