21 Over tevredenheid
‘Toen uw vader overleed,’ zei de advocaat en hij keek Wiesje daarbij doordringend aan, ‘toen stond de inboedel op uw moeders naam.’ Hij wierp een blik op Leo en Hugo op wier steun hij wist te mogen rekenen. ‘Begrijpt u?’
Wiesje knikte, wat haar betreft konden ze nu wel vertrekken, het was een verloren zaak. Maar Leo had het uitje betaald en de advocaat hield wel van het onderwijs.
‘En dan was er nog dat laatste puntje.’ Hij moest even op zijn spiekbriefje kijken. ‘Er ontbraken wat spulletjes.’ Wiesje knikte, dit was haar laatste kans.
‘En daarin,’ zei de jurist, ‘staat úw woord tegenover dat van uw moeder. Uw moeder verklaart,’ en hij zocht mevrouw De Zeeuws lila briefje even op uit de stapel, ‘dat zij die aan u heeft gegeven. En u zegt dat u ze niet gekregen hebt. Als ik u een goede raad mag geven,’ zei de advocaat, ‘dan moet u die zaak laten rusten.’
‘Maar...,’ stotterde Wiesje: ‘Ik héb ze niet gekregen.’
‘Ik neem het direct aan,’ zei de advocaat, ‘maar er is een lichtpuntje.’ Wiesje had geen hoge verwachtingen van het lichtpuntje. ‘Uw moeder is volledig bereid die zaak te laten rusten. En nogmaals, als ik u een goede raad mag geven: doet u dat nu ook.’
Hugo en Leo knikten eendrachtig.
‘Belooft u me nu dat u het van u af zult zetten?’
Dat was waarvoor ik hem gehuurd had, dacht Leo tevreden.
Wiesje zweeg.
‘Dat is voor iedereen het beste,’ vond de jurist. ‘Uw moeder is tevreden, uw man,’ Hugo knikte blij mee, ‘en uw broer, wat wilt u nog meer?’