‘Waar?’ vroeg Ernest.
‘Op de grond natuurlijk,’ hielp mevrouw De Zeeuw.
‘Ik zie geen grond,’ zei Ernest.
‘Neem een chocolaatje,’ zei Roos. ‘Mag het?’ vroeg ze.
‘Dat vindt zo'n kind niet lekker,’ wist mevrouw De Zeeuw.
‘Grazie,’ bedankte Ernest, ‘benissimo,’ en hij wapperde zijn bruine handje langs zijn oor.
‘Eet je veel chocolade thuis?’ vroeg mevrouw De Zeeuw. Ernest spreidde zijn wijsvinger, vouwde de rest van z'n handje tot een vuist en zwaaide er bedrijvig mee onder mevrouw De Zeeuws neus: ‘Nee.’
‘Waarom niet?’ vroeg mevrouw De Zeeuw.
‘Indigestie,’ zei Ernest en gaf een paar tikjes op zijn buik om haar uit te leggen wat hij precies bedoelde.
‘Een eigenwijs ventje,’ zuchtte mevrouw De Zeeuw.
‘Bent u pappa's moeder?’ vroeg Ernest.
'Ik ben de moeder van meneer De Zeeuw ja,’ corrigeerde deze.
Ook Ernest zuchtte. ‘Mamma mia.’
‘Wat is er?’ vroeg mevrouw De Zeeuw.
‘Andiamo a casa?’ vroeg hij Roos.
‘Wat zegt ie?’ zei mevrouw De Zeeuw.
‘Dat u een leuke kamer hebt,’ zei Roos.
‘Nee, ik zei dat ik een plasje moest,’ zei Ernest.
‘Dat kan,’ vond mevrouw De Zeeuw.
‘Heb jij nog aan mijn flikken gedacht, ik ben er doorheen gevlogen met al dat bezoek.’
Nee, daar had Roos niet aan gedacht.
‘Alles goed met Leo?’ vroeg ze toen. ‘Wil je dat nooit maar dan ook nooit meer doen?’
‘Wat niet?’ vroeg Roos.
‘Mij niet vertellen dat mijn zoon naar het ziekenhuis moet. Ik weet wel dat een blindedarm op 't ogenblik niets