18 Onze mogelijkheden zijn onderbewust zonder grenzen
‘Arnold,’ zei Mattheus, ‘ik moet je wat vertellen.’
‘Kan het niet morgen?’ vroeg Arnold.
‘Nee het moet nu,’ vond Mattheus.
Arnold draaide zich om en keek Mattheus slaperig aan. Deze zat met opgetrokken knieën de kasboeken te bestuderen.
‘Wat doe je met mijn administratie?’ Arnold was klaar wakker en kroop overeind.
‘Wij moeten eens overleggen,’ zei Mattheus plechtig. ‘Wij moeten maken dat we hier vandaan komen.’
‘Wie zegt dat?’ vroeg Arnold.
‘Dat zegt Rosa,’ zei Mattheus.
‘Wát,’ vroeg Arnold, ‘heb jij geluld, zeg op, heb jij ons...’
Arnold greep om zich heen, stapte wild uit bed en begon eigenaardig bloot en driftig de kasboeken te verzamelen.
‘Jij bent een paar lepels te ver gegaan,’ zei Mattheus, ‘jij was een beetje neringziek, grote stappen gauw thuis, dát was jij.’
‘Wát heb jij die trut verteld,’ Arnold stond op het punt om Mattheus met het kasboekje met de mooie Romeinse v om de oren te slaan.
‘Ga rustig zitten,’ zei Mattheus, ‘dan zal ik je vertellen wat Rosa voor ons gedaan heeft. Ze letten op je, ze hebben je in de gaten daar, we moeten weg.’
Arnold keek verslagen. ‘Je lult maar wat,’ zo probeerde hij zichzelf gerust te stellen.
‘Nee Arnold,’ vond Mattheus, ‘jouw maatje is jou aan het redden. We moeten weg.’
‘En sinds wanneer weet jij dat?’ vroeg Arnold achterdochtig.