‘Vindt u?’ vroeg ze koeltjes.
‘Nou zeg,’ zei moeder, ‘laten we elkaar geen mietje noemen, honderdvijftigduizend gulden is een heel bedrag, voor mij tenminste wel.’
Wiesje, die maandelijks drie briefjes van duizend zag, probeerde zich er een stapeltje van honderdvijftig van voor te stellen. Maar het lukte niet zo goed, dus vond ze het niet zo'n imponerend bedrag.
‘Maar waar het eigenlijk om gaat is dat Leo bereid is het voor te schieten, de helft tenminste, hoe vínd je dat?’ Moeder was opgetogen.
‘Hoezo voor te schieten?’ vroeg Wiesje gealarmeerd.
‘Op de inboedel dommertje, begrijp dat dan,’ zei moeder, ‘vind je dat nu niet een énige oplossing. Dan hoeven jullie niets weg te doen, hoe vind je dat?’
‘Wat bedoelt u,’ fluisterde Wiesje.
‘Ben je daar nog?’ vroeg moeder, ‘kind waarom zeg je nu niets, Wiesje ben je daar nog?’
‘En de andere helft?’ vroeg Wiesje met verstikte stem.
‘Welke andere helft?’ vroeg moeder, haar dochter kon toch zo langzaam van begrip zijn af en toe.
‘Die andere...’ Wiesje probeerde het bedrag door twee te delen maar het wilde niet erg, tranen sprongen haar in de ogen.
‘Wat,’ zei moeder, ‘heeft Hugo je dat niet verteld, ja jullie hebben het ook zo druk allemaal. Nou dan zal ik het je maar zeggen, jullie moeten toch echt één avond in de week nemen om eens bij te praten. Pap en ik deden dat ook altijd, anders groei je helemaal uit elkaar.’
‘Wat is er met Hugo,’ vroeg Wiesje driftig.
‘Nou Hugo neemt jouw helft voor zijn rekening.’
‘Nee,’ huilde Wiesje.
‘Wat is er nou, wat reageer je toch gek vanmiddag,’ zei moeder, ‘is er wat, ben je niet lekker, toch niet wéér... Je