Cultuur en migratie in Nederland. Veranderingen van het alledaagse 1950-2000
(2005)–Hester Dibbits, Isabel Hoving, Marlou Schrover– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 303]
| |
Naast elkaar en langs elkaar heen: de bewoners van het Haagse HobbemapleinGa naar eind1
| |
[pagina 304]
| |
Afb. 11. 2 De winkels rondom het plein leveren aan een diverse cliëntèle. Geitenvlees is niet overal in Nederland gemakkelijk verkrijgbaar.
Afb. 11. 3 Het park is een verzamelplaats voor uiteenlopende groepen op uiteenlopende tijden. Aan het eind van de ochtend rusten vrouwen uit van het boodschappen doen.
| |
[pagina 305]
| |
Afb. 11.4 Het drukke buitenleven op een mooie dag bestaat onder meer uit wandelen, kijken, bekeken worden, voetballen en voetballen kijken.
Dat het plein en de wijk als geheel een zekere nationale bekendheid hebben is niet het gevolg van de toeristische trekpleisters, de winkels of de architectonische hoogstandjes, maar vooral van mediaberichtgeving. Jaar in jaar uit trekt dit Haagse gebied in negatieve zin de aandacht. Overlast door drugs, overvallen en illegalen scoren daarbij hoog. Het is tekenend dat op dit moment bordjes in de bomen van een nabijgelegen parkje hangen waarop staat: ‘dit is geen drugspark’. Maar ook de illegalen hebben er de aandacht. Het is een publiek geheim dat er in de Schilderswijk actieve ongeregistreerde circuits bestaan. Toen in maart 2003 drie woonhuizen en een winkel op de hoek van het Hobbemaplein en de Kempstraat afbrandden kostte het de brandweer en de politie veel moeite om er achter te komen hoeveel mensen er in de portiekwoningen woonden. Sommige bewoners spraken geen Nederlands en anderen verdwenen zonder te vertellen waar ze precies woonden en met hoeveel. Onmiddellijk na de brand kwamen bewoners bij de lokale zender TV-West uitleggen dat dit waarschijnlijk te maken had met de illegale bewoning aldaar. Hoewel dit later werd betwist, is het niet zo gek dat omwonenden dit dachten. Zij weten immers dat de omgeving van het Hobbemaplein in de late nacht en vroege ochtend een heel ander plein is. Het vormt dan het opmerkelijke toneel van een zeer omvangrijke arbeidsbemiddeling voor buitenlandse werkkrachten, veelal illegaal, die met busjes naar werkgevers worden vervoerd. Tussen ruwweg vier en zes uur in de ochtend rijden busjes af en aan. Het gaat om tientallen soms wel honderden busjes op een ochtend. Wie gaat kijken ziet bijna alleen maar buitenlandse werkkrach- | |
[pagina 306]
| |
ten staan wachten, meestal mannen maar soms ook groepjes vrouwen. Velen van hen komen uit Bulgarije, Polen en Turkije. Zij worden bijna zonder een woord te wisselen opgehaald door busjes met 06-nummers erop en soms een aanduiding van een arbeidsbemiddelingsbureau. Ander verkeer is er haast niet op die momenten van de dag. Een voorbijganger die er ogenschijnlijk niets te zoeken heeft, wordt met wantrouwen bekeken. Vragen worden niet op prijs gesteld. Het is een gescheiden wereld. Als het licht wordt en de eerste winkels weer open gaan is het weer het Hobbemaplein zoals velen het kennen, een niet-opzienbarend plein in een multi-etnische wijk. Weinig verraadt dat dit plein in de vroege uren een heel ander gezicht heeft. Toch sijpelt het nachtleven zo nu en dan door in de dag. In de middag hangen groepjes van het werk teruggekeerde werkkrachten rond de cafeetjes, er slapen soms mensen in het park en in sommige huizen wonen opmerkelijk veel personen. Dit soort zaken leidt zo nu en dan tot protest van omwonenden en daarmee bij tijd en wijle ook tot de aandacht van de autoriteiten. De vraag in dit hoofdstuk is of het Hobbemaplein en directe omgeving daarmee een omstreden openbare ruimte vormen. De onderliggende kwestie is wie zich een dergelijke ruimte toe-eigenen en hoe dit gebeurt. Toe-eigening van een sociale of fysieke ruimte speelt een belangrijke rol bij het trekken van grenzen tussen groepen. Ruimte is niet in gelijke mate voor iedereen toegankelijk. Klasse, gender en etniciteit bepalen mede wie tot welke ruimte wordt toegelaten. Fysieke ruimtes kunnen van elkaar worden gescheiden door tastbare grenzen. Spoorwegen, snelwegen en kanalen kunnen buurten van elkaar scheiden en getto's of achterbuurten isoleren van de rest van een stad. Door bijvoorbeeld het neerzetten van grote gebouwen, zoals kerken of verenigingsgebouwen, of monumenten kunnen sociale groepen echter ook hun aanspraken op een ruimte benadrukken en voor iedereen kenbaar maken. Scheidslijnen kunnen ook symbolisch of verbeeld (imaginary) zijn en vooral in de gedachten van mensen bestaan. Zo kunnen reputaties van buurten of straten werken als symbolische barrières en zo kunnen sommige groepen zich veel minder op hun gemak voelen in een bepaald type ruimte dan andere. Scheidslijnen kunnen echter ook temporeel zijn. Dit kan betekenen dat ruimtes op bepaalde tijden niet voor iedereen in gelijke mate toegankelijk zijn. Dezelfde fysieke ruimte wordt dan opgedeeld in temporeel gescheiden parallelle werelden. Dit geldt voor het Hobbemaplein dat in de zeer vroege ochtend bevolkt wordt door heel andere groepen mensen dan later op de dag. In dit hoofdstuk staat deze temporele afbakening centraal. Nagegaan wordt in hoeverre de toe-eigening die zich voordoet samenhangt met de aanwezigheid van migranten, hoe het plein daardoor verandert in de tijd en in de loop van een etmaal. Tot slot komen de grenzen van toe-eigening aan bod, in dit geval de vraag wanneer beleidsmakers al dan niet ingrijpen wanneer de toe-eigening te veel samengaat met regelovertreding. Eerst zal kort iets van de geschiedenis van de wijk worden geschetst, daarna zal worden inge- | |
[pagina 307]
| |
gaan op de markt voor en van illegale arbeid en op de aanpak hiervan door de jaren heen. | |
De SchilderswijkDe Schilderswijk is een typisch product van het Nederlandse huisvestingsbeleid (vgl. Burgers 1999). Ze is in rap tempo gebouwd in de tweede helft van de negentiende eeuw om de grote aantallen arbeiders uit de provincie te huisvesten. In die zin is de wijk van meet af aan een migrantenwijk, zij het dat het aanvankelijk ging om binnenlandse migranten. De nadruk die lag op goedkoop bouwen had tot gevolg dat de kwaliteit van de huizen te wensen over liet. Bovendien was de bevolking van het begin af aan weinig draagkrachtig. Vooral in de jaren zestig was de toestand van de wijk een doorn in het oog van bestuurders. Er werden doorlopend discussies gevoerd over opknappen of slopen. In de jaren zeventig van de vorige eeuw verschenen de plannen voor een grootschalige vernieuwing: de Schilderswijk moest een moderne wijk worden met torenflats en grote kantoren, min of meer zoals nu de omgeving van het Centraal Station in Den Haag eruit ziet. Net als op veel andere plaatsen in Nederland kwamen buurtbewoners hiertegen in opstand: zij eisten verbetering van hun huizen en betaalbare huren, zodat zij in de wijk konden blijven wonen. De uitkomst van het hele proces was de aanpak die bekend stond onder de term ‘bouwen voor de buurt’. Hoewel de oorspronkelijke wijkbewoners door deze werkwijze in de buurt konden blijven wonen, veranderde de bevolkingssamenstelling in de loop der jaren toch behoorlijk door de grote instroom van buitenlandse migranten. De autochtonen die terugkeerden na de stadsvernieuwingsoperatie waren teleurgesteld dat zij wat dat betreft in een onherkenbare sociale omgeving terechtkwamen. De buurt veranderde in relatief korte tijd van een tamelijk homogene ‘Hollandse’ arbeidersbuurt in een zeer diverse en tamelijk gefragmenteerde wijk. Er kwam een groot aantal groepen buitenlandse migranten naast elkaar te wonen. Al die verschillende groepen leveren een bijdrage aan de culturele veelvormigheid van een gedifferentieerde multiculturele wijk. Maar van een kosmopolitische wijkcultuur is volgens sommigen niet echt sprake. Er is veel leven in de wijk, maar de sociale cohesie buiten de eigen groep om laat te wensen over (Van de Wetering 2000). Veel autochtonen zijn de uitgebreide informele circuits van onderhuur en parallelle handeltjes die nogal los functioneren van de formele maatschappij een doorn in het oog. Volgens officiële bronnen is het bovendien een wijk die het in alle opzichten slecht doet. Veel mensen zijn werkloos, het gemiddelde opleidingsniveau is laag, de kwaliteit van het onderwijs laat te wensen over, het gemiddelde huishoudeninkomen is laag en er zijn veel klachten over overlast. Dit alles, tezamen met het veranderde karakter van de wijk, heeft een selectieve uitstroom op gang gebracht waarbij de meer succesvolle bewoners de wijk verlieten. Zoals bekend pleegt een | |
[pagina 308]
| |
Afb. 11.5 De groep mensen rond de pinautomaat geeft een mooie dwarsdoorsnede van wijkbezoekers en wijkbewoners.
Afb. 11.6 Van Chinese toko tot Turks eethuis, ze hebben allemaal een klantenbasis in dit deel van Den Haag.
| |
[pagina 309]
| |
Afb. 11.7 Elementen van de alledaagse cultuur worden door alle Hagenezen gedeeld: mobiel bellen en ijs eten.
dergelijk proces zichzelf te versterken, omdat de mensen die weggaan worden vervangen door mensen die op de huisvestingsmarkt weinig te kiezen hebben. Om het proces van neergang te keren volgde een nieuwe golf van stadsvernieuwing. Afzonderlijke huizen werden verbeterd en ook de wijk als geheel kreeg een ander ‘gezicht’, met name door de onder leiding van de beroemde architect Jo Coenen totaal vernieuwde Vaillantlaan. Er kwamen parkjes en speelterreinen, nieuwe scholen, moskeeën, een nieuw zwembad en een Volksbuurtmuseum (inmiddels Zcala geheten) dat tot doel heeft kunst- en cultuuruitingen van allochtonen en autochtonen te presenteren. Op deze manier werd gepoogd de multiculturalisering van de wijk meer zichtbaar te maken en te formaliseren. Ook het plaatsen van een Nationaal Hindoestaans Immigratiemonument met onder meer een standbeeld van mahatma Gandhi in juni 2004 op het Hobbemaplein kan gezien worden als een manier om migranten op een positieve manier visueel deel te laten uitmaken van de fysieke ruimte.Ga naar eind2 Dit kwam duidelijk naar voren in de toespraak die minister Verdonk ter ere van de plaatsing hield en waarin zij de Surinaams-Hindoestaanse gemeenschap prees voor haar vooruitgang en voor haar vreedzaam samenleven in Nederland. Minister Verdonk liet daarbij duidelijk doorschemeren dat andere groepen hier een voorbeeld aan zouden kunnen nemen. Momenteel telt de Schilderswijk volgens de officiële registraties zo'n 32.000 bewoners, waarvan 85 procent allochtonen. De Schilderswijk behoort daarmee tot de gebieden met het hoogste aandeel allochtonen in Nederland (CBS 2003, zie ook www.denhaag.nl). De grootste groepen zijn Turken, Marokkanen en Surinamers. | |
[pagina 310]
| |
Naar schatting wonen er ook nog eens enkele duizenden illegale migranten, afkomstig uit een groot aantal landen.Ga naar eind3 Tussen 1997 en 2003 werden er alleen al in de Schilderswijk-West vijfhonderd illegalen door de politie aangehouden en zij vormen waarschijnlijk slechts een klein aandeel van het totaal (Leerkes et al. 2004, 94). Veel Turkse illegale migranten komen naar Nederland via familiecontacten en zij vinden meestal via via een slaapplaats en werk. Illegale migranten afkomstig uit andere landen kunnen vaak minder terugvallen op goedlopende etnische gemeenschappen en zijn eerder overgeleverd aan het commerciële circuit (Engbersen et al. 2002). De Schilderswijk is in de loop der jaren door de combinatie van succesvol etnisch ondernemerschap, een grote vraag naar goedkope arbeid in de nabijgelegen tuinbouwgebieden en goedkope huisvesting een belangrijk knooppunt geworden voor illegale arbeid. Dit trekt vervolgens weer nieuwe groepen illegalen aan die een kansje komen wagen op de grootstedelijke arbeidsmarkt. | |
De markt voor illegale arbeidOnder illegaal werk valt arbeid die wordt verricht door mensen van buiten Nederland zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning is afgegeven. Dit hoeft niet per se samen te gaan met illegaal verblijf, maar vaak is dat wel zo. In andere landen en dan vooral in de Verenigde Staten is veel onderzoek gedaan naar illegale arbeid, maar ook in Nederland is inmiddels het nodige bekend (Van der Leun en Kloosterman 1999; Reil en Korver 2001; Engbersen et al. 2002). Uit deze literatuur blijkt dat het inhuren van illegalen voor een deel van de migrantenondernemers een strategie is om de loonkosten te drukken. Dit is mogelijk doordat hechte (etnische) netwerken, gebaseerd op een gedeelde identiteit, religie of migratie-ervaringen, de daarvoor noodzakelijke basis van vertrouwen genereren. Daarmee is overigens niet gezegd dat illegale tewerkstelling alleen aantrekkelijk is voor migrantenondernemers. Ook autochtone werkgevers bijvoorbeeld in de land- en tuinbouw worden met regelmaat betrapt op het in dienst hebben van mensen zonder werkvergunning. Uit deze literatuur komt tevens naar voren dat behalve het drukken van de loonkosten ook de flexibiliteit een motivatie is voor werkgevers: illegalen melden zich niet snel ziek, maken langere dagen en werken zonder problemen ook op irreguliere tijden. Werken in de nacht of zeer vroege ochtend is geen uitzondering, hetgeen tot uiting komt op het Hobbemaplein. | |
Arbeidsbemiddeling in de openbaarheidIn Nederland is het feit dat de economie op zijn minst voor een bepaald deel afhankelijk is van de smeerolie van de illegale arbeid immers algemeen bekend, maar niet vaak besproken. Ondanks stijgende boetes voor werkgevers wordt illegale arbeid | |
[pagina 311]
| |
Afb. 11.8 Het is niet altijd duidelijk wie inkopen gaat doen op de markt, wie op weg is naar elders en wie wacht tot hij opgehaald wordt door zijn of haar werkgever.
veelal door de vingers gezien. Het is wel een ongeschreven regel dat het allemaal niet te veel in het oog moet lopen. De in de Amerikaanse literatuur beschreven daylabour-plaatsen waar particulieren en ondernemers illegale arbeiders oppikken voor klusjes en klussen, zoals bijvoorbeeld beschreven in de roman Tortilla Curtain van T.C. Boyle (1995), waren lange tijd ondenkbaar in de Nederlandse setting. Die waren ook niet nodig, want in de jaren negentig van de vorige eeuw waren illegale werknemers meestal gewoon rechtstreeks in dienst bij werkgevers. Sommigen hadden een sofi-nummer en droegen keurig belastingen en premies af (Van der Leun 2003). Door een combinatie van een aangescherpt illegalenbeleid en een invloedrijke deregulering in de uitzendbranche is dit sterk veranderd. Illegalen werken nu vaak via een uitzendbureau of tussenpersoon. Deze bemiddelingsbedrijfjes, ook wel 06-busbureaus genoemd, zijn soms moeilijk te traceren omdat zij werken vanuit busjes, woonhuizen of op straat en uitsluitend bereikbaar zijn via gsm-nummers. Volgens schattingen werken via dit soort loonbedrijfjes tussen de 30.000 en 50.000 mensen op los-vaste basis in het Westland.Ga naar eind4 Het aantal van die loonbedrijfjes is sterk gestegen sinds de deregulering van de uitzendbranche en wordt in Den Haag op ongeveer duizend geraamd (Zuidam en Grijpstra 2004). Zij bemiddelen vooral voor de tuinbouw in het Westland, maar ook voor schoonmaakbedrijven en horeca. Illegale werknemers hebben vaak geen rechtstreeks contact meer met werkgevers, vandaar de bordjes met ‘no work’ op de hekken rondom veel tuindersbedrijven in de omgeving van Den Haag, maar zij worden door tussenpersonen met een busje naar het bedrijf gebracht. Het Hobbemaplein is een van de plekken in Nederland die zich - | |
[pagina 312]
| |
samen met een aantal omringende straten - ontwikkeld hebben tot een soort Nederlandse variant van de day-labour-plaats, of beter gezegd night labour-plaats. Anders dan in de VS is het geen openlijke plaats van onderhandeling, maar weten de werknemers bij voorbaat al dat zij op een vast moment worden opgehaald. De onderhandelingen vinden elders plaats. | |
Strijd om de ruimte?Door de temporele scheiding van activiteiten in de publieke sfeer ontstaat aldus een relatief onzichtbare wereld, al is het een wereld waar veel mensen wel vanaf weten en waarvan door verschillende partijen profijt wordt getrokken. De verborgenheid van de donkere uren en de scheiding van activiteiten van anderen maken dat de aanpak hiervan beperkt blijft. Eigenlijk is gezien het bovenstaande de openlijke strijd om de ruimte in de Schilderswijk beperkt gebleven. Er is tot op heden zeer weinig expliciet door omwonenden geprotesteerd tegen de arbeidsbemiddeling. Ook zijn er geen harde grenzen aangegeven vanuit het beleid, bijvoorbeeld in de vorm van grootschalige politieacties, terwijl het toch gaat om vormen van arbeid die in Nederland verboden zijn. Beide constateringen hangen waarschijnlijk samen met de scheiding van activiteiten en van ruimtegebruik in de tijd. Er zijn twee Hobbemapleinen: een voor overdag en een voor de vroege ochtend en nacht. Doordat de busjes op tijden rijden dat er verder niemand te bekennen is, kan de arbeidsbemiddeling ondanks het openbare karakter toch tamelijk verborgen blijven. Naast het claimen van een ruimte in fysiek of sociaal opzicht, kan men een ruimte kennelijk ook claimen in de tijd. Verschillende groepen kunnen op die manier zelfs dezelfde ruimte claimen, omdat dat gebeurt op verschillende momenten van de dag. Doordat de informele activiteiten juist plaatsvinden in de donkere uren en daardoor relatief makkelijk genegeerd kunnen worden blijft de aanpak ervan ook beperkt. Een tweede reden is wellicht gelegen in het feit dat veel bewoners van de wijk ook wel belang hebben bij de economische activiteiten. Er wordt op gewezen dat de informele circuits de buurt omlaag halen, maar de bewoners hebben er ook economische en sociale belangen bij. Soms zijn er groepen met verschillende belangen, zoals Turkse vrouwen die zich bedreigd voelen door Bulgaarse mannen, maar veelal overlappen de belangen elkaar ook. Veel ondernemers die momenteel illegale Bulgaren te werk stellen zijn van Turkse herkomst en het zou niet in hun belang zijn als het hele circuit van werkgelegenheid de das werd omgedaan door een strikte aanpak. Een strijd tussen autochtonen en allochtonen is er nauwelijks omdat de wijk voor het overgrote deel bevolkt is door verschillende groepen allochtonen. Voorzover die strijd heeft plaatsgevonden heeft die zich dus vooral geuit in het vertrek van autochtonen en de vestiging van allochtonen. | |
[pagina 313]
| |
Een derde reden waarom de strijd om de ruimte beperkt is gebleven is waarschijnlijk dat het gemeentebestuur weliswaar de arbeidsbemiddeling grotendeels met rust laat, maar de uitwassen wel continu tracht aan te pakken. Toen Turkse vrouwen zich ongemakkelijk voelden in het Van der Vennepark door de aanwezigheid van rondhangende of in de bosjes slapende Bulgaarse mannen - een duidelijk conflict om de openbare ruimte - werd dit park tot hot spot verklaard. Het wordt nu extra in de gaten gehouden door handhavingsteams. Na klachten over overbewoning - illegaal in Nederland wonende Bulgaren huren vaak een bed van huisjesmelkers of particulieren - slaan de Haagse instanties vaker de handen ineen om panden te onteigenen of te ontruimen. Kortom, er is in concrete gevallen een actief beleid om verloedering en conflicten tegen te gaan, dat tot op zekere hoogte wel vruchten lijkt af te werpen, terwijl het tegelijkertijd dweilen met de kraan open blijft. De arbeidsbemiddeling hangt samen met de aanpak van illegaal verblijf, hetgeen in eerste instantie landelijk beleid betreft. En hoewel illegale arbeid en de malafide uitzendsector wel sterker in de gaten worden gehouden dan voorheen, is de aanpak nog altijd verre van sluitend. Geïnterviewde omwonenden hebben de indruk dat het de laatste jaren ‘alleen maar erger’ is geworden. Volgens sommigen verspreidt de arbeidsbemiddeling zich nu ook veel meer in de omgeving. Soms pakt de politie een keer een busje, maar een week later staat dat er weer. Personeel van de Haagse markt dat 's ochtends vroeg alles goed kan volgen wijst erop dat controles alleen maar tot verschuiving van de problemen leiden: ‘Hebben ze in de gaten dat op de ene plek gecontroleerd wordt dan verplaatsen ze tijdelijk naar een andere plek in de buurt.’ Bovendien blijven steeds nieuwe groepen illegalen naar Den Haag - en andere steden - komen zolang ze kunnen werken en aanzienlijk meer geld kunnen verdienen dan in het land van herkomst. Zij houden mede een parallelle huisvestingsmarkt in stand (zie Leerkes et al. 2004), die niet altijd direct is aan te pakken. Behalve een dubbel gebruik van de fysieke ruimte is er dus ook sprake van een dubbele arbeidsmarkt en een dubbele huisvestingsmarkt. Voorstellen om hier pragmatisch mee om te gaan, zoals bijvoorbeeld onlangs gedaan door de woningcorporatie ‘Haag Wonen’ die een speciaal pension wilde beginnen voor illegaal werkende mannen, werden door het gemeentebestuur afgewezen. Op lokaal niveau speelt een lastig beleidsdilemma. Aan de ene kant zijn allerhande schaduwcircuits belangrijke pijlers van de wijkeconomie, maar tegelijkertijd kan het doorwoekeren van de zwarte economie ook leiden tot aantrekkelijke vestigingscondities voor criminele zaken die uiteindelijk de buurt schade berokkenen. Het is soms schipperen tussen een levendige wijkeconomie en het handhaven van wettelijke normen. Rondom het Hobbemaplein balt zich dit alles ruimtelijk samen. Maar in de tijd blijven de werelden goeddeels gescheiden. Het Haagse voorbeeld maakt ten eerste duidelijk dat ruimtegebruik door verschillende groepen niet altijd leidt tot sociale menging en ook niet altijd tot openlijke belangenconflicten. Juist als het gaat om migranten die formeel niet in een land mogen zijn of er niet mogen werken kunnen sociale en beleidstegenstellingen | |
[pagina 314]
| |
door een temporele scheiding vermeden worden. Ten tweede laat het voorbeeld van het Hobbemaplein zien dat veranderingen van de ruimte door de aanwezigheid van ‘nieuwe’ groepen niet altijd fysiek aanwijsbaar zijn. Wie kijkt naar veranderingen in ruimtegebruik doet er goed aan dit op verschillende tijdstippen te onderzoeken. De nacht kan wel eens een heel ander beeld opleveren dan de dag.
Joanne van der Leun |
|