Cultuur en migratie in Nederland. Veranderingen van het alledaagse 1950-2000
(2005)–Hester Dibbits, Isabel Hoving, Marlou Schrover– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 165]
| |
Interetnisch flirten van 1960 tot nu: de coaches en de concurrentenGa naar eind1
| |
[pagina 166]
| |
Afb. 6.1 Wesley als succesvolle coach
| |
[pagina 167]
| |
Niet alleen Wesley, ook het beeld van de witte jongeman dat in het spotje wordt geschapen sluit naadloos aan bij de vooroordelen die er over Surinamers en Nederlanders bestaan. Uit de interviews die Sophie Perrier tussen december 1998 en februari 2000 hield met buitenlandse vrouwen kwam een vergelijkbare karakterisering van de witte mannelijke Nederlander naar voren. Erg sexy wordt hij niet gevonden. ‘Klungelig, verlegen en saai, was het unanieme internationale eindoordeel’ (Perrier 2001, 119). Dat is de handicap waarmee de witte Nederlander het stellen moet wanneer hij tegenover een mogelijke partner komt te staan. Maar er staat wat tegenover: ‘Nederlanders (...) boezemen vertrouwen in. Serieus, stabiel, betrouwbaar en recht door zee’ (Perrier 2001, 101). Dat vooroordeel is het culturele kapitaal dat Nederlandse mannen meebrengen wanneer zij een partner zoeken. We hebben het hier over de beelden die er over deze mannen bestaan, en niet noodzakelijkerwijs over hun feitelijke gedrag. Zulke oordelen zeggen net zoveel over het verwachtingspatroon van de buitenlandse vrouwen als over de Nederlandse mannen. Zo vond de Finse vrouw dat Nederlandse mannen juist wel veel flirten, althans in vergelijking met de Finnen, die dat blijkbaar nog minder doen. Maar de meeste andere vrouwen, inclusief de Zweedse en Noorse respondenten, vonden de Nederlander een slechtere flirt dan de mannen van hun eigen nationaliteit (Perrier 2001, 35). Deze oordelen zijn dus relatief. Het gedrag van mannen en vrouwen ten opzichte van elkaar wordt beïnvloed door de beelden die over en weer bestaan, zoals we in dit hoofdstuk zullen laten zien, en het wordt beïnvloed door het gedrag van de ander. De interviews van Perrier laten zien dat buitenlandse vrouwen zich aan hun koelere partner aanpassen, door bijvoorbeeld hun emoties meer in toom te houden (Perrier 2001, 82). Daartegenover lijken de mannelijke Nederlandse studenten van de hogeschool waar één respondent studeert een buitenlandse vriendin steeds meer op prijs te stellen, ‘juist omdat ze meer in contact willen komen met hun eigen emoties’ (Perrier 2001, 82). Dat is een prikkelende veronderstelling, die erom vraagt nader onderzocht te worden. Veranderen Nederlanders echt door hun contact met migranten? Worden ze emotioneler, nemen ze meer afstand van de traditionele Hollandse nuchterheid, en worden ze eindelijk echt sexy? In dit hoofdstuk bekijken we het flirtgedrag van groepen met verschillende etnische achtergronden. Wat gebeurt er als Surinamers, Nederlanders, Marokkanen, Turken en Antillianen (om een paar voorbeelden te noemen) samen in de discotheek staan? Veranderen de flirttechnieken door de vermenging van de diverse groepen migranten, zoals in de reclamespot van Dubbelfrisss wordt gesuggereerd? De enorme vlucht aan salsadansende Nederlanders de laatste jaren doet vermoeden dat het (dans) gedrag van de Latino's wordt gekopieerd. Maar eigenen de Surinamers zich ook flirtgedrag van de Nederlander toe, aangezien ze elkaar steeds meer tegenkomen in het uitgaansleven? Uit de populariteit van de swingende coach Wesley uit de Dubbelfrisssreclame zou je kunnen afleiden dat de stereotype verbeelding van de Nederlander en de Surinamer wel werd gewaardeerd. Sinds deze commercial is de | |
[pagina 168]
| |
verkoop van Dubbelfrisss in Nederland enorm gestegen, heeft de reclame een Zilveren Effie gewonnen en swingt heel Nederland mee op de sambadeunen in de hit van Wesley. Betekent dat misschien dat de rolverdeling in het spotje voor jongeren herkenbaar was? We nemen de proef op de som. Wie flirten er met elkaar? Hoe wordt er geflirt? Wie neemt wat van wie over, en waarom? Deze vragen vormden het uitgangspunt van het onderzoek dat zich in de lente van 2004 afspeelde in de discotheken en cafés in de Randstad. Drie Nederlandse sociologiestudenten aan de Universiteit van Amsterdam van 20, 23 en 26 jaar zijn met kladblok en cassetterecorder op pad gegaan om de flirttechnieken in interetnische groepen van nabij te bestuderen. Ze legden veelvuldige bezoeken af aan interetnische avonden in discotheek Storm te Utrecht, diverse (salsa)cafés en de Spaanse/Latijns-Amerikaanse Que Pasa-feestavonden in de Melkweg te Amsterdam. Club/Restaurant Storm is een uitgaansgelegenheid in hartje Utrecht. Je kunt er eten, drinken, dansen en optredens bijwonen. Het deurbeleid van Storm is vrij open. De bezoekers zijn tussen de 21 tot 32 jaar - het gemiddelde ligt rond de 24/25 jaar - en elke etniciteit mag naar binnen, maar de portiers zoeken wel naar een balans in de aantallen: er moet niet een bepaalde groep gaan overheersen. Er wordt veel R&B gedraaid, waar veel Antillianen op afkomen, die goed mengen met de Nederlanders. De behoefte aan een strenger deurbeleid wordt wel groter. Meiden klagen dat ze in de billen worden geknepen. De onderzoeksters hebben met name de speciale vrijdagse Happy-Latin, Funky-House avonden van Storm bezocht. De clubavond Que Pasa wordt één keer in de week door de Melkweg georganiseerd, waarbij muziek uit het Spaanstalige deel van de wereld wordt gedraaid en gespeeld. Door het volkomen open deurbeleid van de Melkweg is het publiek heel divers. Vanzelfsprekend bevinden er zich veel Spaanstalige bezoekers uit voornamelijk Zuid Amerika en Spanje, maar het is ook een zeer geliefde avond onder Nederlandse studenten. Verder bestaat het publiek nog uit onder andere Surinamers, Antillianen en Afrikanen. De leeftijden lopen uiteen van 18 tot 35 jaar. Desgevraagd vertelde Tineke, de organisatrice van Que Pasa, dat er bij seksueel wangedrag beslist wordt ingegrepen. Op woensdagen trokken de onderzoeksters naar de salsa-avonden in de Badcuyp, een muziekcentrum in de Pijp in Amsterdam dat gericht is op wereldmuziek, jazz en geïmproviseerde muziek. Het publiek bestaat uit Nederlanders, Afrikanen, Zuid-Amerikanen, Antilianen en Surinamers. Iedereen danst met elkaar. Het dansen op zich lijkt in deze gelegenheid belangrijker dan het flirten. Voorts gingen de onderzoeksters twee keer per maand op pad, als de Winkel van Sinkel, een cultureel culinair warenhuis aan de Oudegracht in Utrecht, in samenwerking met de Union Salsa School, een dansschool te Utrecht, de Salsa Swing Matinees organiseerde. Het publiek is gemiddeld wat ouder dan in de Storm, waardoor de sfeer iets meer ongedwongen is. Alle leeftijden en etniciteiten komen er dansen. De Winkel van Sinkel is ook een grand café, een restaurant en een nachtclub met wisselende DJ's. | |
[pagina 169]
| |
Naast dit veldonderzoek hebben ze twintig respondenten, in de leeftijd van achttien tot dertig jaar, gesproken over hun interetnische flirtervaringen en hun meningen over anderen. Deze respondenten hebben ze gevonden in hun eigen kennissenkring, via de sneeuwbalmethode en via internet. Behalve interviews en observaties hebben ze ook hun eigen ervaringen meegenomen. Ook hebben ze ervaringsdeskundigen op flirtgebied en organisatoren van de diverse feesten geïnterviewd. De ervaringen die ze tijdens hun onderzoek opdeden werden in dit hoofdstuk in een breder historisch en sociologisch kader geplaatst. Zo kan er een vergelijking gemaakt worden met versiertechnieken in de jaren zestig en tachtig.Ga naar eind2 | |
Witte Nederlandse mannen‘Te verlegen of juist lomp’ Flirten is een ingewikkeld spel van charme, plagerijen, humor, oogcontact, small talk, vleierijen en kleine hints. Volgens Van Dale is flirten ‘vrijblijvend een ander of elkaar het hof maken’; het is dus een speelse manier om toenadering tot mogelijke seksuele partners te zoeken, waarbij lang in het midden kan blijven hoe serieus de bedoelingen zijn. De sociologe Jacqueline van Duin, die uitvoerig onderzoek deed naar het moderne hofmaken, ziet dat er flinke verschuivingen zijn opgetreden in de manier waarop vooral jongeren partners zoeken (Van Duin 1997). Onderzoek in de jaren dertig en vijftig liet zien dat seksualiteit belangrijker werd naarmate jongeren zelfstandiger werden en de bemoeienis van ouders en familie minder werd. Verliefdheid werd de drijvende factor bij het hofmaken en de seksuele aantrekkingskracht van mogelijke partners werd belangrijker, zodat jongeren op dat terrein met elkaar gingen concurreren. Meisjes en jongens doen dat uiteraard niet op dezelfde manier. In onderzoek vanaf de jaren tachtig komt er grotere aandacht voor de verschillende posities en rollen van de seksen, waarbij ook het geweld in de hofmakerij onderwerp van onderzoek wordt. Het is duidelijk geworden dat de manieren om elkaar het hof te maken veranderen door de maatschappelijke veranderingen (Van Duin 1997, 17-19). ‘Meisjes gaan meer staan op het belang van praten in de toenadering en ze gaan jongensdingen doen, betalen bijvoorbeeld; jongens passen zich aan de meisjes aan’ (Van Duin 1997, 19). Aan de andere kant, stelt Van Duin, lijken veel oude patronen nog onveranderd te zijn gebleven, zoals het patroon dat jongens het initiatief horen te nemen en dat meisjes zich afwachtend horen te gedragen (Van Duin 1997, 18-19, 173). Die vaste patronen bieden enige vastigheid op een onzeker, spannend terrein, waar iedereen het risico loopt zijn of haar gezicht te verliezen. Want dat is een belangrijk kenmerk van het hofmaken van tegenwoordig. Van Duin haalt de Duitse socioloog Niklas Luhmann aan, die de schaduwzijden van het verdwijnen van de vaste patronen van het hofmaken onderkent. ‘De veelheid van codes,’ para- | |
[pagina 170]
| |
fraseert van Duin Luhmann, ‘bevordert de mogelijkheid dat de betrokkenen van het ene misverstand in het andere struikelen’ (Van Duin 1997, 39). Er zijn geen woorden te vinden die beter van toepassing zijn op de situaties die we in dit hoofdstuk beschrijven, al heeft Luhmans bij zijn onderzoek bepaald niet aan de hedendaagse interetnische dansvloeren gedacht. Maar als er ergens misverstanden heersen, als er ergens een veelheid aan codes bestaat, als er ergens mensen in het duister tasten over de benadering die ze moeten volgen, dan is het daar wel. En de verwarringen gelden net zo hard voor autochtone jongeren als voor jongeren uit migrantenfamilies. Alleen kiezen alle jongeren een andere strategie om hierin hun weg te vinden. Sommige van die strategieën zijn voor een deel door culturele gewoontes bepaald. In deze eerste paragraaf kijken we naar het beeld dat van het flirtgedrag van witte Nederlandse jongens wordt gegeven, en we contrasteren het met eigen observaties van zijn gedrag. De Nederlandse man moet het flink ontgelden op flirtgebied. Hij is te verlegen of, met (veel) bier op, te lomp. Hij kan niet flirten, kan signalen geven noch lezen en hij weet zich al helemaal geen raad met meiden die een andere afkomst hebben. Dat zijn niet alleen de opmerkingen die wij van onze respondenten hoorden, het zijn ook de tekortkomingen die de vrouwen in Perriers onderzoek vijf jaar eerder naar voren brachten en die Perrier deden verzuchten: ‘de cultuur van het waarlijk veroveren van een vrouw, zoals de meeste andere landen die kennen, komt in Nederland niet voor’ (Perrier 2001, 41). Eén van de respondenten van ons eigen onderzoek, die nota bene zelf Nederlandse is, Eva (21), klaagde: ‘Nederlanders zijn vrij saai en komen vaak pas op je af als ze genoeg zelfvertrouwen hebben ingedronken. Maar eigenlijk zijn ze dan niet leuk meer, eerder lomp. De romantiek is dan ver te zoeken.’ Ron (barman in de Storm te Utrecht, 20 jaar) formuleert het als volgt: ‘De Nederlander is afwachtender, hij wil vanuit een goed gesprek contact maken in plaats van door middel van machogedrag.’ Zeinab (Syrische, 25) verwacht van Nederlandse mannen geen aardige complimentjes. ‘Goh, wat zie je er leuk uit. Wat heb je leuke kleren aan, mooie haren.’ Dat doen buitenlandse mannen. In Nederland zullen ze eerder zeggen: ‘Goh, wel gezellig hier hè.’ Ze willen geen blauwtje lopen en ze willen niet bewust versieren. Nederlandse mannen gaan soms snel een serieus gesprek aan. Van die onromantische dingen. Buitenlandse mannen geven je complimentjes, dat is leuk! Mark (Nederlander, 30 jaar): De Nederlandse man denkt al snel dat je verliefd bent als je flirt, het wordt vaak afgekeurd en dat is jammer. Macho is hier een negatieve term, je moet direct ‘nee’ accepteren en vrouwen met respect behandelen. Nederlandse mannen vertonen minder haantjesgedrag. | |
[pagina 171]
| |
Volgens Elton (Antilliaan, 28) zijn Nederlanders minder zeker van zichzelf. ‘Wel zeker in de zin van het hebben van een huis en grote spieren, maar niet zeker in het versieren’, aldus Elton. De drie veldonderzoeksters zijn deze versie van de Nederlandse man ook tegengekomen. Nederlandse mannen zaten aan het begin van de avond meestal teruggetrokken aan de kant, ontdekten ze, en pas naarmate het later werd ondernamen ze meer actie. De onderzoekers vermoedden dat alcohol bij deze groep Nederlanders een rol speelde: die moest eerst even aanslaan voor ze actie durfden te ondernemen. Mannen van een andere afkomst, zoals de Latino's, de Antillianen en Marokkanen, waren toen allang begonnen toenadering te zoeken, door dichtbij te komen dansen, een praatje te maken of een drankje aan te bieden. Als de Nederlanders in actie komen kunnen ze zich, zoals sommige informanten zeggen, af en toe erg lomp gedragen. Zo rapporteerden de onderzoeksters dat er meerdere malen door een groepje mannen van Nederlandse afkomst naar hen gewezen werd als middel om contact te maken. Ook keken de mannen een aantal minuten lang naar één van hen, zonder iets te zeggen. Vervolgens ontstond er grote miscommunicatie toen de onderzoeksters hun vroegen waarom ze keken. ‘Ik kijk niet, jij kijkt,’ was het uiteindelijke antwoord van één van de heren. Einde gesprek. De onderzoeksters werden soms plots omhelsd op weg naar de wc door een groepje mannen in maatpak. Miscommunicatie tijdens het flirten treedt niet alleen tussen mensen uit verschillende etnische groepen op. De Nederlandse Jasper (30) noemt dezelfde basale flirttechnieken op als hem wordt gevraagd naar specifiek Nederlandse trucs: Iemand aankijken, tegen iemand aanlopen of met zijn allen wijzen naar een meid. Het is een goed middel om contact te maken. Iemand heel hard uitlachen, dan heb je de rest van de avond contact met diegene, of ze dat nou wil of niet. Elke keer als diegene langs loopt, weet ze: ‘Dat zijn die drie mannen die me heel hard hebben uitgelachen of heel erg naar me hebben gewezen.’ Sommigen voelen zich aangevallen. Als je dan aan de bar staat, vragen ze: ‘Waarom wijzen jullie zo?’ Dan moet je snel iets verzinnen; het gaat om de eerste twee zinnen, de rest is niet zo moeilijk. De simpele non-verbale basistechniek van het wijzen en uitlachen werkt mogelijk wel, maar toen de onderzoeksters ze tijdens hun observaties aan den lijve ondervonden, zorgden ze bij hen voor nogal wat verwarring. Het repertoire lijkt bij veel witte Nederlandse mannen daarna vrij snel uitgeput, vooral als het gaat om flirten met meisjes van andere culturele achtergronden. Sarah (Nederlandse, 23): Nederlanders kappen te snel, als je een beetje niet reageert. Spanjaarden denken dan: ‘Ah joh, ik probeer het over een half uurtje nog een keer.’ Nederlanders hebben minder zelfvertrouwen. Ze denken: ‘Ja, dat dacht ik van tevoren ook al, gaat toch niet | |
[pagina 172]
| |
lukken...’ Om donkere meisjes te kunnen versieren, geven zij het volgens mij helemaal te snel op. De onderzoeksters hebben tijdens hun avonden in de uitgaansgelegenheden inderdaad weinig interactie gezien tussen autochtone mannen en migrantenmeiden. Ook de Surinaamse Shrila (22) ziet het mis gaan tussen donkere meisjes en witte mannen: ‘Nederlandse jongens houden zo van bier, dat vinden donkere meisjes vaak irritant.’ Flirtcoach Tijn van Ewijk denkt dat het aan de communicatie ligt. Volgens hem zien Nederlandse mannen vaak wel wat in donkere vrouwen, maar zit daar echt een communicatieprobleem. ‘Surinaamse en Antilliaanse vrouwen bijvoorbeeld, hebben een veel te grote bek voor Nederlandse mannen.’ Maar Nederlandse mannen hebben ook andere kanten. Juist vanuit de hoek van de migrantenmeiden horen de onderzoeksters positievere verhalen. Misschien omdat veel Nederlanders niet de grootste flirtbeesten zijn in dit land, worden ze wel als betrouwbaarder ervaren dan hun zuidelijke concurrenten, zoals Antillianen, Surinamers en Marokkanen. En dat is heel wat waard voor een aantal meiden. Carolyne (Antilliaanse, 25): Een Nederlandse man is serieuzer. Ik weet waar ik aan toe ben. De benadering is stukken tactvoller dan die van de Antilliaanse man: ze komen echt voor jou en gaan niet elke vrouw langs. Het motto van de Antilliaanse man is: ‘Take me or leave me baby!’ Je weet nooit of ze het echt menen (...). Uit ervaring, je wordt als donker meisje door een blanke man als een kunstbeeldje behandeld. Dat is leuk. Ze zijn meestal ook meer geneigd, dat meen ik echt, om over te gaan tot iets serieuzers, als gevolg van het flirten. Ze zijn ook zeker meer charmant dan Antilliaanse mannen. De Antilliaanse man ken ik, die zit met je aan een tafel te eten en zijn ogen kijken naar de tafel van de buren! Carolynes oordeel is duidelijk ingegeven door Nederlandse mannen te vergelijken met de mannen uit haar eigen Antilliaanse omgeving. Toch heeft ze ook volgens de onderzoeksters wel gelijk. In de discotheek valt het hun op dat Nederlanders inderdaad niet alle meiden afstruinen, zoals sommige Antillianen of Afrikanen wel doen. Het lijkt alsof Nederlandse mannen eerst een paar tellen nadenken voor ze op iemand afstappen, misschien omdat ze even moed verzamelen, maar hun iets serieuzere inslag kan ook de reden zijn. De ondervraagde vrouwen suggereerden dat ze het contact maken oprechter bedoelen. De flirtende Latino's zouden misschien vaker dan de Nederlanders helemaal niet uit zijn op een (vaste) relatie. Carolyne vergeeft de Nederlandse mannen zelfs hun onvermogen lekker te dansen, juist omdat ze hun manier van praten waardeert: Nederlandse mannen kunnen niet dansen en veel buitenlandse mannen kunnen dat wel, maar het zit de Nederlander niet in de weg. Ik heb een keer geflirt met een | |
[pagina 173]
| |
Nederlander die helemaal niet kon dansen. In plaats van een dansje, maakte hij een praatje met me. Als ze ook nog kunnen dansen, zijn de Nederlandse mannen perfect! Sophie Perrier denkt dat de afwachtende houding van veel Nederlandse mannen samenhangt met hun afkeer van onduidelijke regels: ‘Nederlanders lijken echter niet zo dol op spelletjes waarvan de regels niet bij voorbaat duidelijk zijn’ (Perrier 2001, 33). Ze pakken het versieren uiterst omzichtig aan: ‘De gangbare methode om een vrouw het hof te maken is de langzame,’ meent Perrier, en haar gedeeltelijke uitleg volgt even verderop: ‘Want de Nederlander wil het zo graag góed doen’ (37). Dat is niet alleen maar vanwege zijn nobele inborst. Perrier vermoedt dat er een andere reden is waarom Nederlandse mannen niet snel laten merken dat ze iemand aantrekkelijk vinden: ‘Zo kan hij controle houden, tussentijds evalueren en het risico van een afwijzing tot een minimum beperken’ (38). Het is verleidelijk de oorzaak van de terughoudendheid bij het flirten nog dieper te zoeken. ‘Liefde of begeerte zijn in dit land meer een gegeven, niet iets dat je wint’ (42), suggereert Perrier. En daarna probeert ze verklaringen te zoeken in de Nederlandse volksaard. Vóór alles constateert ze de Nederlandse afkeer van het grootse, lyrische, magische: ‘Nederlanders (...) koesteren sowieso een diepgeworteld wantrouwen jegens al wat groots, lyrisch en uitzonderlijk is. (...) Het gemak waarmee mannen praten over seks en eraan doen, het heeft allemaal te maken met de wil om de liefdesdaad te demystificeren’ (62, 70). Aan Perriers verzuchting zou je een reeks van buitenlandse observatoren kunnen toevoegen, zoals de antropologe Ruth Benedict, die in 1944 een verslag schreef over de Nederlanders, in opdracht van het Office of War Information in Washington. Benedict vond de Nederlanders ernstig en zwaar op de hand. De volwassenen ‘waarderen niet, zoals bijvoorbeeld de Belgen, de lichtere zaken des levens (...). Hun traditionele gedrag omvat geen vleierij en zelden zullen ze iemand prijzen,’ waarschuwt Benedict vrouwen als Zeinab over de decennia heen (Benedict in Van Ginkel 1997, 105-108). Verschillende hedendaagse migrantenauteurs scharen zich aan Benedicts zijde, zoals Kader Abdolah, Abdelkader Benali en Astrid Roemer, die allemaal menen dat het gevoel voor mysterie in de Nederlandse liefdes- en natuurpoëzie ontbreekt. Abdolah mijmert: Als wij dichten over onze geliefde (...) dan dichten wij over iemand die verborgen blijft. Als een geheim achter een rots(...). Als de dichter het hier over zijn geliefde heeft krijg je zelfs haar máten en de kleur van haar sokken (Abdolah in Schouten 2001, 8). Inderdaad staan Nederlanders al eeuwenlang bekend als buitengewoon nuchtere, terughoudende mensen. Perrier voegt daaraan nog de Nederlandse directheid en openheid toe. ‘Nederlanders kunnen geen dubbele boodschappen ontcijferen omdat zijzelf zo direct zijn. Ze houden er niet van om verstrikt te raken in onuitgesproken- | |
[pagina 174]
| |
heden en veronderstellingen’ (Perrier 2001, 85). Ook de Nepalese antropoloog Rajendra Pradhan merkt in veldonderzoek in de late jaren tachtig bij de Nederlanders, net als Perrier, een zekere behoefte aan ordening en beheersing op (Van Ginkel 1997, 163). Nuchterheid, terughoudendheid, directheid en behoefte aan controle: zijn dat de typisch Nederlandse eigenschappen die de Nederlander tot zo'n slechte flirter maken? Het ligt ingewikkelder. Zoals de antropoloog Rob van Ginkel terecht opmerkt in de studie waaruit we hier citeren, leveren deze speculaties over de Nederlandse volksaard geen echte verklaring op. De constatering dat de nuchtere houding van Nederlanders ten opzichte van de liefde, en hun daarmee samenhangende afkeer van het grootse en uitzonderlijke, voortvloeien uit de Nederlandse nuchterheid, is geen verklaring maar een tautologie. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn pogingen om zoiets als een volksaard of een nationale identiteit te beschrijven, sterk in diskrediet geraakt. Dat is ten dele terecht. Ten eerste zijn de meeste beschrijvingen van de Nederlandse volksaard generalisaties, die vooral betrekking hebben op bepaalde bevolkingsgroepen. Ten tweede leveren algemene enquêtes onder buitenlanders over de Nederlandse identiteit opmerkingen op die evenveel zeggen over de opvattingen en gedrag van de buitenlanders als over die van de Nederlanders (Willems en Cottaar 1984). Zoals Van Ginkel zegt: ‘beeldvorming is een relatief proces’ (Van Ginkel 1997, 38). Wij zullen er dan ook niet van uitgaan dat de oorzaak van het nuchtere gedrag van Nederlandse mannen alleen in de volksaard gezocht moet worden. Liever onderzoeken we hoe het komt dat mensen bepaalde karaktertrekken van zichzelf benadrukken, of waarom ze bepaald gedrag of eigenschappen hebben ontwikkeld. Perrier maakt een opmerking die meer ter zake is: ze vermoedt een verband met het feminisme, waardoor mannen hun oude gedrag ten opzichte van vrouwen moesten loslaten. Daarvoor in de plaats kwam een afstandelijker gedrag. Perrier beschrijft die houding als: ‘Willen jullie gelijkheid? Zoek het dan maar uit ook.’ (Perrier 2001, 50). Het huidige gedrag van Nederlandse mannen is ongetwijfeld mede een reactie op recente historische veranderingen, zoals de vrouwenemancipatie. Ze zijn er mogelijk onzekerder en afstandelijker door geworden. Maar er zijn meerdere factoren die hun gedrag sturen. We konden die factoren op basis van dit bescheiden onderzoek lang niet allemaal achterhalen. Toch zullen we af en toe een poging doen om uit te leggen welk voordeel mannen en vrouwen bij bepaald gedrag hebben. Hoewel we de notie van een volksaard dus met scepsis bekijken, is het aan de andere kant opvallend dat de beschrijving van de Nederlandse volksaard door de eeuwen heen betrekkelijk constant is, ondanks accentverschillen en het verdwijnen en opdoemen van afzonderlijke kenmerken. De beschrijving is bepaald niet eenzijdig positief; de botheid, passiviteit en terughoudendheid die buitenlandse vrouwen als kenmerken van de Nederlandse man noemen, werden ook eeuwen geleden al tot de nationale eigenschappen gerekend (Van Heerikhuizen 1980; zie ook de enquête van het Historisch Nieuwsblad, 15 oktober 2004). Blijkbaar bestaat er een vrij consis- | |
[pagina 175]
| |
tent beeld van de Nederlander, dat ook weer bij de geïnterviewden in dit hoofdstuk opduikt. We zullen niet proberen dit beeld in zijn algemeenheid te verklaren, te weerleggen of te bevestigen. We zullen het simpelweg gebruiken als oriëntatiepunt, en waar dat zich aandient zullen we er aspecten van nuanceren of in een context zetten. | |
Witte Nederlandse vrouwenHet Nederlandse meisje is toch berucht om het feit dat ze heel makkelijk en meegaand is. Over de Nederlandse vrouwen zijn de meningen net zo verdeeld als over de mannen. Ze is geëmancipeerd, neemt zelf initiatieven (volgens sommige Nederlandse mannen nog niet genoeg), maar wordt daardoor ook wel als makkelijk en losbandig gezien. Veel Nederlandse vrouwen van nu lijken de toegenomen keuze op mannengebied op prijs te stellen, net zoals de meisjes in de jaren vijftig gecharmeerd waren van de Indische jongens (Hondius 2002), in de vroege jaren zestig van de Spaanse en Italiaanse gastarbeiders (Mak 2000) of in de jaren tachtig van de Marokkaanse en Turkse jongemannen (Welten 1988). Net als toen wordt er kritisch gereageerd op hun al dan niet vermeende interesse. Maar net zoals destijds wordt ook nu te weinig onderscheid gemaakt tussen de gedragscodes die vrouwen uit verschillende sociale milieus erop na houden. Vrouwen van verschillende klassen, milieus en regio's worden ten onrechte over één kam geschoren. Diverse meiden van allochtone afkomst zijn van mening dat de Hollandse vrouw wel erg vrijpostig is bij het flirten. De Antilliaanse Carolyne zegt hierover: Voor blanke vrouwen heb ik zeker tips. Ze mogen iets terughoudender zijn. Ze hebben in Nederland een losse en makkelijke houding, ze stappen zo op een man af! Ik ben dat niet gewend, ik ben opgevoed met het idee, dat de man op de vrouw afstapt. Kay (Surinamer, 22) kan die directheid overigens wel waarderen: Ik denk dat Surinaamse vrouwen nog net iets arroganter zijn dan de Nederlandse, ze willen dat jij op ze afstapt. Sinds ik hier ben, heb ik gemerkt dat er echt een heel groot verschil is in de emancipatie van vrouwen, je staat er versteld van hoe makkelijk een Nederlandse dame op je afstapt en laat merken dat ze je leuk vindt. De Syrische Zeinab weet ook van het imago van de Nederlandse vrouw: Ik denk dat buitenlandse mannen het idee hebben dat je in Nederland, in een discotheek, heel makkelijk een vrouw te pakken krijgt. Ja, het Nederlandse meisje is toch | |
[pagina 176]
| |
berucht om het feit dat ze heel makkelijk en meegaand is, ‘die nemen we wel even mee’. Volgens Shrila (Surinaamse, 22) klopt dat vooroordeel niet. Donkere jongens dénken vaak dat Nederlandse meisjes makkelijk zijn, maar als het dan tegenvalt, noemen ze je ineens moeilijk. Alsof ze daarna nog een schijn van kans maken. Alsof je dan denkt: ‘Oh, eh, laat ik dan maar met je meegaan vanavond!’ Niet dus. Inderdaad gaan Nederlandse meiden lang niet altijd bereidwillig in op het mannelijke flirten, meent Heleen (Chinese, 27). Zij vindt dat Nederlandse vrouwen soms vreemd reageren op complimentjes van de heren: Heel vaak vragen ze van ‘hoezo dan?’ en zijn ze een beetje wantrouwig. Ja, ik heb dat vaak als ik uit ga met witte vriendinnen. Dan zegt een jongen iets leuks en wordt er gelijk een reden achter gezocht: ‘Wat is er dan anders aan mijn haar?’ Sommige witte meiden zijn dus veel afhoudender dan hoopvolle jongens verwachten. Andere meiden zijn wel degelijk direct, maar zij leggen het verwijt van vrijpostigheid naast zich neer. Mariska: ‘Ik zie dat niet zo. Als ik iemand benader dan geef ik niet toe, ik zie het meer als eigen initiatief. Het is juist heel krachtig!’ Ook tijdens het observeren in uitgaansgelegenheden is dit de onderzoeksters opgevallen. In tegenstelling tot wat Jacqueline van Duin opmerkte, lijken veel meiden bewust te kiezen met wie ze gaan flirten, dansen of eventueel meer. Er is dan ook niemand die ze dat verbiedt. Voor de witte meiden uit de middenklasse geldt dat zij de voordelen genieten van de seksuele vrijheid die tijdens de tweede feministische golf bevochten is. Vinden deze meiden het dan ook gemakkelijk om mannen af te wijzen die hun niet aanstaan? Daarover hebben Surinaamse en Antilliaanse meiden volgens de onderzoeksters zo hun eigen gedachten. De Antilliaanse Carolyne is van mening dat de Nederlandse vrouwen de kunst van het afwijzen van de Caribische vrouwen afkijken, net zoals andere versiervaardigheden: ‘In vergelijking met de Nederlandse vrouw vind ik mezelf een betere flirt. Ik neem niks van ze over, sorry! Blanke vriendinnen nemen meer van mij over. Wat? Assertiviteit!!’ Mariska (Nederlandse, 22) is het met haar eens. ‘Ik neem zelf de verzorgdheid, de manier waarop ze dansen en het duidelijk “nee” zeggen van ze [de migrantenvrouwen] over. Dat kunnen ze heel goed. Dat moet ook wel, want die buitenlandse mannen zijn soms zo opdringerig.’ Door af te kijken vergroten de Nederlandse meiden niet alleen hun weerbaarheid, maar ook hun aantrekkingskracht op de dansvloer. Dat was volgens sommigen ook hoog tijd - erg sexy waren ze niet. Flirtcoach Robert Rosier hekelt de Neder- | |
[pagina 177]
| |
landse kleedstijl:Ga naar eind3 ‘Hoe zuidelijker hoe charmanter de vrouwen gekleed zijn. Ze laten hun vrouwelijkheid meer zien, ze zijn verzorgder. De meeste Nederlandse vrouwen zien eruit alsof ze een lange wandeling gaan maken.’ De witte Nederlandse meiden hebben desalniettemin veel succes. Tijdens salsaavonden is het de onderzoeksters opgevallen dat er vooral veel witte meiden met donkere mannen dansen. De Nederlandse Eva lacht: ‘Tja, kijken, lief lachen en mooi staan te zijn: dan komen ze wel.’ De Nederlandse Mark lijkt daar lichtelijk gemengde gevoelens over te hebben als hij zegt: ‘De Nederlandse vrouw is nog meer verwend geworden dan ze al was. Lekker flirten met wie ze wil en aantrekken en afstoten wat ze wil. Ze geniet van het dansen en de aandacht van allerlei mannen.’ Witte Nederlandse meiden kunnen dus open en direct zijn, en daarom staan ze ook bekend, al wordt hun openheid verschillend geïnterpreteerd; maar ze lijken minder weerbaar in het afhouden van ongewenste toenaderingspogingen dan hun Caribische seksegenoten. Ze staan soms wantrouwig tegenover het mannelijk flirtgedrag, en gaan er niet vanzelfsprekend in mee, al kunnen ze de complimenteuze aandacht wel waarderen - zolang die maar niet te ver gaat. Het lijkt erop dat ze op de dansvloer zelf weinig moeite hoeven te doen om zich van een partner te verzekeren. Er komen in deze observaties en opvattingen over het gedrag van witte Nederlandse meiden een aantal herkenbare beelden voor. Ten eerste is daar Marks beeld van de verwende Nederlandse vrouw, die van haar seksuele macht over allerhande mannen geniet. Mariska biedt een positiever beeld door haar vrijmoedige openheid als kracht te bestempelen; ze bekritiseert de opdringerigheid van de migrantenmannen die deze autonomie niet respecteren. Beide beelden lijken sterk beïnvloed te zijn door de emancipatiebeweging van de jaren zeventig, en in Mariska's geval ook door de inspirerende performance van migrantenvrouwen in haar uitgaansomgeving. Daartegenover staat echter het negatieve beeld over te vrijpostige meiden, bijvoorbeeld in de woorden van Carolyne, en de onder sommige migrantenjongens vigerende mening dat Nederlandse meiden ‘makkelijk’ zijn. Die tegenstrijdige uitleg van de directheid heeft een lange historie. Als Mariska haar vrije gedrag als ‘krachtig’ bestempelt, hanteert ze feministische middenklassenopvattingen over onafhankelijk, assertief vrouwelijk gedrag. In een andere periode, en in een andere culturele context, zou haar gedrag heel anders worden uitgelegd. Toen werd dat gedrag geassocieerd met de lagere sociale klassen. Veertig jaar geleden, bijvoorbeeld, raakten zowel de vers aangekomen mediterrane arbeidsmigranten als de Nederlandse pers ernstig in de war door het gedrag van bepaalde Nederlandse vrouwen. | |
[pagina 178]
| |
Interetnisch versieren in 1960De kwestie speelde zich af eind augustus, begin september 1961, in Twente. Italiaanse en Spaanse gastarbeiders raakten slaags met Nederlandse jongens. Over de oorzaken van het conflict verschillen media en onderzoekers enigszins van mening, maar historica Geertje Mak richt in een scherpzinnig essay uit 2001 haar blik op een oorzaak die voor ons bijzonder interessant is: de concurrentiestrijd tussen migrantenen Nederlandse jongens om de Nederlandse meisjes.Ga naar eind4 Waren de mediterrane jongemannen toen ook al vaardiger versierders dan de nuchtere en terughoudende Nederlandse jongens? Zagen de verontwaardigde Nederlandse jongens de mediterrane Don Juans misschien als seksueel gewiekste verleiders, waartegen de preutse Nederlandse meisjes machteloos waren? De situatie lag iets anders. Zo zeggen de meeste betrokkenen dat de rellen om de meisjes gingen, maar de Italianen en Spanjaarden wijzen op heel andere redenen zoals misverstanden over het loon, getreiter door Nederlandse jongens, slecht eten. Dat is verrassend: als ze er werkelijk op uit waren ‘de meisjes’ te veroveren, zou je van hen een ander verhaal verwachten. Volgens Mak is het ook niet vol te houden dat de mediterranen de meisjes verleidden. In pakkende citaten beschrijft ze de verwarring die de ‘verbijsterend vrijpostige’ houding van sommige Nederlandse vrouwen bij de Italiaanse en Spaanse gastarbeiders teweeg bracht. Eén van hen vertelt: ‘Ik kwam uit een land waar je vele stappen moet doen om een keer gearmd met een meisje te mogen lopen. En hier kon je binnen vijf minuten een kus aan een meisje geven! (...) In die tijd kon je elke dag een vrouw krijgen, als je wilde. Steeds een andere. Iedere dag’ (Mak 2001, 109). Hij vertelt dat de Nederlandse vrouwen ‘heel grof’ waren ‘in het versieren van mannen. Ze (...) schroomden (...) niet om hun borsten uitdagend voor hen op te tillen. Ze vroegen niet of ze met je naar bed konden, maar grepen botweg in je kruis’ (Mak 2001, 109). Voor deze respondent, zegt Mak, ‘was dit alles niet zozeer een buitenkansje, de opmaat voor een losbandig bestaan, als wel een bron van grote verwarring’ (Mak 2001, 108). De migrantenjongens werden dus onverwacht geconfronteerd met buitengewoon vrijpostige Nederlandse vrouwen. Maar dat was, legt Mak uit, bepaald niet het beeld dat Nederlanders er destijds zelf op na hielden. Het Nederlandse zelfbeeld uit de jaren vijftig en zestig steunde op de noties van burgerlijkheid en fatsoen. De Nederlandse vrouw werd eerder gezien als een toegewijde huisvrouw en moeder dan als een erotisch aantrekkelijk wezen, zoals Benedict midden jaren veertig signaleerde. Mak wijst er op dat zelfs in terugblikken op de jaren vijftig en zestig dat eenzijdige beeld van burgerlijkheid en preutsheid wordt herhaald. De seksuele openhartigheid wordt als onaangepastheid gezien, als een eigenschap die niet echt Nederlands is, en die in de achterbuurten thuishoort. Met andere woorden, die zeer directe Nederlandse vrouwen zijn eigenlijk geen echte Nederlanders. Dit waren echter wel de vrouwen die Italianen en Spanjaarden tegenkwamen. Pas later begrepen | |
[pagina 179]
| |
sommigen van hen dat dit gedrag niet kenmerkend was voor alle Nederlandse vrouwen. Mak zoekt in haar essay een verklaring voor het opmerkelijke feit dat er in de verslaglegging van de Twentse rellen nauwelijks melding wordt gemaakt van de actieve rol die de Nederlandse vrouwen en meiden speelden. De Nederlandse meisjes worden eerder beschreven als de (passieve) inzet van een strijd tussen twee groepen jongemannen, al zitten overheid en media wel in hun maag met het afwijkende gedrag van de meiden. Politierapporten zoeken de reden van de rellen in het ‘onbehoorlijk gedrag van enkele Italianen die meisjes lastig vallen’ (Mak 2001, 105). Omdat de rol van de vrouwen niet goed paste in de standaardopvattingen over Nederlands gedrag, concludeerden autoriteiten en media dat de nieuwkomers ‘niet aan de vrijmoedigheid van Nederlandse vrouwen gewend waren, en daarom snel handtastelijk werden’ (Mak 2001, 108). Het waren dus vooral de jongemannen die afgeschilderd werden als diegenen die zich niet beheersen konden. De vrouwen waren hoogstens ‘vrijmoedig.’ Is het mogelijk te verklaren waarom de officiële rapporten de rol van de seksueel brutale meiden minimaliseren, zodat het beeld van de preutse, passieve Nederlandse vrouw blijft voortbestaan, terwijl het beeld van de handtastelijke mediterrane man, die zich niet in de hand kan houden, wel nadrukkelijk wordt uitgedragen? Mak herkent in deze beelden de seksuele stereotypen over de etnische ‘ander’, aan wie heftige seksuele verlangens werden toegedacht, superieure seksuele techniek of een onvermogen zichzelf te beheersen. De opvattingen over de seksueel actieve vreemdeling speelden sinds de negentiende eeuw een cruciale rol in de definitie van nationale identiteit en Europees burgerschap, zoals Mak in navolging van de Amerikaanse antropologe en historica Ann Laura Stoler uitlegt. West-Europeanen konden zichzelf als fatsoenlijk, gedisciplineerd en beschaafd definiëren door mensen van buiten de regio als onzedelijk, ongedisciplineerd en onbeschaafd voor te stellen - en door eigenschappen als seksuele losbandigheid als on-Europees en onmaatschappelijk voor te stellen.Ga naar eind5 Die uitleg snijdt zeker hout als we kijken naar de moeite die de Nederlandse autoriteiten hadden om het gedrag van de Nederlandse meisjes onder ogen te zien: dat werd asociaal en on-Nederlands verklaard. Stolers theorie gaat volgens Mak echter maar zeer ten dele op voor de beeldvorming die er in Nederland over migranten bestond. Wel zijn er enkele vreemdelingen de grens over gezet wegens onzedelijk gedrag, maar dat gaat maar om enkelingen. Maar voor de Tweede Wereldoorlog bestond er in Nederland waarschijnlijk geen algemene en coherente ‘beeldvorming over een seksueel bedreigende of geërotiseerde Ander’, meent Mak.Ga naar eind6 Historica en sociologe Dienke Hondius stelt overigens dat de migrantenjongens in de ogen van de Nederlandse meisjes wel degelijk een ‘erotische meerwaarde’ hadden (Hondius 2002, 5; Prins 2000). In elk geval speelde zedelijkheid ook volgens Mak wel een rol in de redenen waarom mensen binnen of buiten de gemeenschap werden gesloten. | |
[pagina 180]
| |
In elk geval is er na de Tweede Wereldoorlog wel een stereotype beeldvorming over verschillende groepen migranten ontstaan, waarin hun een bepaald seksueel gedrag werd toegeschreven. Ons onderzoekje naar de beelden die flirtende Nederlanders en migranten er over en weer op na houden, laat daar al iets van zien. Zo dragen migrantenjongens de reputatie dat zij zich niet zouden kunnen bedwingen vandaag de dag nog steeds met zich mee. De lering die we uit Maks analyse kunnen trekken is niet dat het beeld van de handtastelijke migrantenjongens noodzakelijkerwijs bezijden de waarheid zou zijn, maar wel dat het maar één kant van het verhaal is: Nederlandse vrouwen spelen mogelijk ook een actieve rol, en het gedrag van de jongemannen kan gedeeltelijk een reactie zijn op de toenaderingspogingen die ze eerder ervoeren, of van de beeldvorming die over Nederlandse vrouwen is ontstaan. Maar het beeld dat de migranten er op hun beurt van de Nederlandse vrouwen op nahielden, en dat ook nog springlevend is, is al even betrekkelijk: het betreft lang niet alle Nederlandse vrouwen. Bovendien laat het commentaar van de Nederlandse Mariska zien dat het beeld tegenwoordig haaks staat op de interpretatie die Nederlandse vrouwen zelf van hun houding kunnen geven. Tegenover de directe hedendaagse Nederlandse vrouw staat de Nederlandse man, die de ontwikkelingen met ambivalentie beziet. Marks lichte ongemakkelijkheid ten opzichte van de losheid van de Nederlandse meiden lijkt het historische ongemak over de houding van vrouwen ten aanzien van autochtone en migrantengroepen te echoën. Hier raken we een nieuw thema in deze hele geschiedenis: het thema van de bedreigde mannelijkheid. Toen de Twentse en mediterrane jongens in 1961 met elkaar slaags raakten, ging dat niet om de eer van de Nederlandse meisjes. De Twentse jongens ‘verdedigden tegelijkertijd hun Twents-Nederlandse identiteit en hun mannelijkheid’, stelt Mak bondig (Mak 2001, 106). De Nederlandse jongens waren namelijk van mening dat de migranten door hun toenadering tot de meisjes ‘hun’ grondgebied betraden (Mak 2001, 106). Mak legt uit dat deze reactie verklaard kan worden uit het wijdverbreide verwantschapssysteem, dat tot voor kort ook formeel in Nederland gold. Tot 1964 kregen buitenlandse vrouwen die met Nederlandse mannen trouwden de Nederlandse identiteit, terwijl een Nederlandse vrouw die een buitenlander huwde haar Nederlandse identiteit verloor. Die formele regeling berustte op een systeem dat vergaande invloed heeft op de manier waarop de relatie tussen Nederlandse vrouwen en migrantenmannen werd bekeken: een man kan bij wijze van spreken iemand inlijven in zijn stam, ras, klasse enzovoorts, terwijl een vrouw voor diezelfde eigen groep verloren kan gaan. De strijd ‘om vrouwen’ betrof dus vaak tegelijkertijd een etnische strijd. De angst dat vrouwen open zouden staan voor ‘vreemde mannen’ heeft er in veel culturen toe geleid dat op de een of andere manier juist de seksualiteit van vrouwen zwaar werd bewaakt. (Mak 2001, 104) | |
[pagina 181]
| |
Maks redenering zou heel wel de reden achter de vijandigheid van de Twentse jongens kunnen blootleggen. Dat de erotische interesse van Nederlandse meisjes voor migrantenmannen de mannelijkheid van Nederlandse mannen kan bedreigen, komt in veel vergelijkbare onderzoeken terug, bijvoorbeeld in een onderzoek van Monique Diederichs naar het kaalscheren van meisjes die tijdens de Duitse bezetting intieme omgang hadden gehad met Duitsers (Diederichs 2000). Diederichs ziet in de foto's van het kaalscheren een verborgen motief van de scherende man. Niet alleen vaderlandsliefde dreef hem, maar ook de wens tot ‘rehabilitatie van zijn seksuele kracht’ (Diederichs 2000, 61). Die interpretatie wordt ondersteund door het feit dat Nederlandse mannen in die tijd in Utrecht ook de meisjes wilden kaalscheren die met Canadezen waren omgegaan - waarna er vechtpartijen uitbraken tussen de Canadese militairen en Nederlandse mannen (Böhl 1992; Hondius 2002). In de interetnische discotheken van rond de millenniumwisseling zijn de verhoudingen veranderd. De bezoekers identificeren zichzelf daar niet in de eerste plaats langs etnische lijnen; de disco is het gedeelde grondgebied van verschillende etnische groepen. Dat is ronduit winst. Maar dat wil niet zeggen dat etniciteit en sekse er niet meer toe doen. Zo is het duidelijk dat de mannelijkheid van de meeste jongens wordt aangesproken: autochtone jongens worden soms onzeker door de vrouwelijke assertiviteit, en sommige migrantenjongens vinden het moeilijk een afwijzende houding van de als vrijmoedig bekend staande witte meiden te respecteren. Ook de Nederlandse en migrantenmeisjes zijn niet altijd zeker van hun zaak. In de vrij veilige middenklassendisco's die wij bezocht hebben, bleven al deze verwarringen, spanningen en conflicten hanteerbaar. Maar dat neemt niet weg dat ze er zijn. Een onderzoek naar het verkeer tussen autochtone meiden en migrantenmannen in een heel ander soort interetnische gelegenheid in de jaren tachtig zal ons helpen scherper in beeld te krijgen wat er bij het interetnisch flirten op het spel staat: niet zozeer etnische identiteit als wel mannelijkheid. | |
Interetnisch versieren in de jaren tachtigIn de tweede helft van de jaren tachtig deden studenten cultuurpsychologie drie jaar achtereen onderzoek naar het lichamelijk gedrag van jongeren in de Blue Bell - ‘een kleine discobar in een grote stad’. Het resultaat werd beschreven in een essay uit 1988 van de sociale wetenschapper V.J. Welten, dat we hier dankbaar volgen. De Blue Bell, die een mediterrane eigenaar had, mediterrane portiers en migrante dj's, had Nederlandse barmeisjes in dienst en trok een publiek dat voor maximaal driekwart Zuid-Europees was. Een groep oudere mediterrane mannen was er stamgast, daarnaast was er een grote groep Turkse en Marokkaanse jongens tussen de twintig en de dertig, en verder kwam er een etnisch gemengd mannelijk gezelschap, waarbij de Nederlandse jongens in de minderheid waren. De disco werd ook bezocht door voornamelijk witte Nederlandse meisjes tussen ongeveer veertien en twintig jaar, | |
[pagina 182]
| |
zwarte meisjes (land van herkomst wordt niet vermeld) en heel zelden een Turks of Marokkaans meisje. Dit was een disco voor ‘gewone’ mensen en dat werd dan ook genoteerd door de onderzoekers, die uit de middenklasse komen: ze vonden de kleding gewoon tot ‘ordinair’ en de jongens waren in hun ogen bepaald ‘slordig en nonchalant’. Er is sinds de jaren tachtig blijkbaar heel wat gebeurd, voor de mediterrane jongens zich tot de modieuze trendsetters van nu konden ontwikkelen. De onderzoekers hebben vooral gekeken naar de manier waarop de bezoekers hun lichaam gebruikten en dat levert een prachtig beeld op van de manier waarop ze hun aanwezigheid kenbaar maakten en toenadering zochten tot de andere sekse. Ze hebben daarbij vooral op de jongemannen gelet, die blijkbaar veel nadrukkelijker aanwezig waren dan de meisjes. Terwijl de meisjes meestal met z'n tweeën waren, bleven de jongemannen vooral in hun eigen mannengroep. Ze lieten merken dat ze er waren ‘door elkaar met veel misbaar te omhelzen, door elkaar speels te stompen, slaan of trappen’, gedrag dat de onderzoekers opvatten als het vertoon van hun mannelijkheid (Welten 1988, 187). Dit gedrag was klassenspecifiek, meldt het essay: waar deze jongemannen elkaar vooral stompten en sloegen, leken middelbare scholieren en studenten elkaar in ander onderzoek veel meer luidruchtig te omhelzen (Welten 1988, 196). Maar de onderlinge relaties tussen de mannen werden niet alleen op deze manier vastgelegd. Ze pakten ongevraagd ook vrouwen vast of knepen ze. Soms werd een vrouw het mikpunt van de hele groep. Dat de jongemannen dit niet alleen deden om de aandacht van de vrouw te vangen bleek uit hun onderlinge reacties: ze lachten bijvoorbeeld om de kwade reacties op elkaars pesterijen. Het was gedeeltelijk een show die ze voor elkaar opvoerden. Als de meisjes niet duidelijk afwijzend reageerden, leek het ‘in ieder geval voor de buitenstaander [alsof] de jongens en mannen in hun superioriteit worden bevestigd’ (Welten 1988, 188). Het benadrukken van de eigen mannelijkheid en het versieren van vrouwen waren nauw met elkaar verweven. Niet altijd ging het er bij het contact leggen zo bot aan toe. De jongemannen beschikten over een heel arsenaal aan technieken: van nadrukkelijk kijken, knipogen, lachen, dichterbij komen of dansen, aandacht trekken met seksueel getinte gebaren en opvallend uitgelaten doen, tot uitlachen, het gooien van bierviltjes, zogenaamd per ongeluk tegen iemand oplopen, en het directe beetpakken. Als jongens begonnen met gebaren, gingen ze al snel over tot direct lichamelijk contact. Vaak stapten jongens ook direct op een meisje af en dan openden ze het contact door een vuurtje te vragen, een drankje aan te bieden of door te vragen of het meisje wilde dansen. Ze probeerden via een gemeenschappelijke kennis het gesprek te openen. Wat de jonge onderzoekers van deze versiertechnieken schokte, was dat de jongemannen geregeld misbruik maakten van hun ‘lichamelijk overwicht’ (Welten 1988, 191). Zes keer tijdens veertien avonden werd geobserveerd dat jongens meisjes tegen hun zin zoenden, vasthielden, in een hoek dreven of tegen een muur drukten. De meisjes reageerden daarop met woede of tranen, waarna ze hun beklag bij de bar deden. De andere bezoekers grepen echter niet in en reageerden zelfs nauwelijks op | |
[pagina 183]
| |
wat er zich naast hen afspeelde. Wel was er aan de muur een bord bevestigd waarop vrouwen die werden lastiggevallen werd aangeraden de uitsmijter te waarschuwen. Blijkbaar was dit vaak voorkomend mannengedrag, dat werd getolereerd. Als de jongens, na contact te hebben gelegd, hun bedoelingen op subtielere wijze kenbaar maakten, vaak door het meisje aan te raken, was het voor meisjes niet altijd gemakkelijk duidelijk te maken dat ze niet geïnteresseerd waren. Zo meldde een onderzoekster dat een jongen ‘half verbaasd, half verontwaardigd’ op haar afwijzing reageerde (Welten 1988, 193). In de Blue Bell versierden jongens de meisjes op zeer directe, fysieke wijze en er leek geen sprake te zijn van een subtiele flirtcultuur - als we daar het subtiele spel van signalen geven en terugkaatsen onder verstaan. Je vraagt je zelfs af waarom de meisjes deze nogal onveilige plaats als hun stamkroeg uitkozen. Waarom mepten ze niet terug? Waar is die brutaliteit uit de jaren zestig gebleven? Lag het aan hun leeftijd dat ze zo meegaand waren? Of omdat ze in de minderheid waren? Of was het omdat de Blue Bell vooral de stamkroeg van de Turkse en Marokkaanse mannen was, terwijl de Nederlandse vrouwen uit Maks essay op eigen terrein waren, waar de mediterrane mannen als bezoekers binnenkwamen? De onderzoekers melden dat de Nederlandse meiden het er naar eigen zeggen ‘gewoon gezellig’ vonden, vooral omdat hier ‘ook de gewone mensen’ kwamen (Van Welten 1988, 195). Ze waren deze manier van omgang blijkbaar gewend en namen het opdringerig gedrag van de jongens voor lief. Het essay verbindt deze lichamelijke, directe manier van versieren met de klasse en etniciteit van de bezoekers. Er kan op basis van dit onderzoek, zegt het essay, jammer genoeg geen verschil gemaakt worden tussen de rol die klasse en de rol die etniciteit in het gedrag speelt. Wat wel gezegd kan worden is dat er hier sprake was van machtsoverwicht van de meestal Turkse en Marokkaanse jongemannen over de Nederlandse meisjes. Het verschil werd nog versterkt door het feit dat de meisjes een stuk jonger waren. De jongemannen hadden niet alleen vanwege hun aantal, kracht en leeftijd een groot overwicht over de meiden, maar ook omdat hun agressiever gedrag in de disco werd getolereerd. Moeten we hun gedrag nu zien als een vorm van versieren of als een strategie om hun mannelijkheid te bevestigen? Zoals we al eerder zeiden: beide. In het essay wordt, met instemming, Nancy Henley aangehaald, die ook onderzoek deed naar de rol van het lichaam in het sociale verkeer. Mannen en vrouwen zetten hun lichaam op een heel andere manier in. Het wonderlijke is dat de meeste niet-verbale communicatievormen zowel kunnen worden gebruikt om machtsverschillen als om intimiteit uit te drukken (vergelijk het omarmen in Blue Bell). Haar [Henley's] conclusie is dat onder het mom van intimiteit in de niet-verbale communicatie tussen mannen en vrouwen machtsverschillen vorm krijgen of worden geaccentueerd (Van Welten 1988, 194). | |
[pagina 184]
| |
Misschien lijkt Henley's conclusie, waarin ze de versiertechnieken tussen de seksen als machtstrategieën analyseert, niet meer van toepassing in onze tijd, waar volgens velen de verschillen in macht tussen de seksen sterk verminderd zouden zijn. Uit het onderzoek naar middenklassendiscotheken lijkt het mee te vallen met de macht die mannen over vrouwen zouden hebben. Het artikel van Geertje Mak laat zelfs zien dat sommige vrouwen in de jaren zestig al in staat waren mannen in de tang te nemen. Maar het essay over de relatie tussen jongere meiden en oudere (jonge)mannen in een lagereklassendiscobar uit de jaren tachtig biedt een heel ander beeld. De machtsverhoudingen langs lijnen van sekse, etniciteit, klasse en leeftijd lijken complexer te liggen dan ooit werd aangenomen, en ze blijken aan verandering onderhevig. Toch is het ook bij de analyse van hedendaags flirten verhelderend om ervan uit te gaan dat macht en intimiteit met elkaar verweven zijn, en dat versieren en een vertoon van mannelijkheid niet van elkaar los te maken zijn. | |
Bij het wisselen van het millennium: een veelheid aan flirttechnieken‘Hey schatje’
De flirttechnieken die door veel Nederlandse mannen worden gebruikt - zoals het wijzen, uitlachen en ongevraagd omhelzen - zijn niet echt Nederlands; de mediterrane jongens in de Blue Bell gebruikten ze ook al. Je zou kunnen zeggen dat dit gedrag tot het meest basale repertoire hoort, dat niet gebonden is aan een bepaalde klasse of etniciteit. Andere flirttechnieken zijn mogelijk wel cultureel specifiek. Frank van Marwijk van de website lichaamstaal.nl geeft enkele voorbeelden:Ga naar eind7 In de bus en tram gaat een Afrikaanse man pal naast een meisje zitten, terwijl de bus verder leeg is. Dat zou een Nederlander nooit doen. Een collega van mij ontmoette een Turkse man en die zei meteen: ‘Zo, wat ben jij een mooie vrouw.’ Dat is zijn manier van gebruik. Mijn collega vond dat raar. Er blijken met de migranten ook vele nieuwe manieren naar Nederland te zijn gekomen om een man of vrouw te benaderen, om aandacht te trekken of te versieren. Tegelijkertijd wordt uit het voorbeeld duidelijk dat er reden te over is om zulke tactieken verkeerd te begrijpen: zo zullen Nederlanders geneigd zijn meer fysieke afstand ten opzichte van vreemden te bewaren dan sommige Afrikanen, zodat ze fysieke nabijheid veel eerder als een betekenisvolle inbreuk op de sociale conventies opvatten. Aan de andere kant hoeft dat ook weer niet te betekenen dat die specifieke Afrikaanse man geen amoureuze bedoelingen heeft! | |
[pagina 185]
| |
De Nederlandse Eva (21) somt enkele etnische mannelijke flirttechnieken of gedragingen op: Marokkanen vinden dat jij hen ook leuk moet vinden en zo niet, dan zijn ze beledigd. Surinamers zijn erg charmant en zeggen ‘hey schatje’, maar je weet dat ze er met iedereen op los flirten. Italianen gooien meestal al hun charmes in de strijd en overladen je met cadeaus en roosjes et cetera, maar dan ben je wel hun bezit en verwachten ze trouw. En als ze niet serieus zijn, vragen ze direct of je de auto mee in wilt en moet je ook nog je eigen drank betalen. Heleen (Chinese, 27) ziet ook verschillende manieren: Zodra je deze straat (Nieuwe Binnenweg in Rotterdam) uitloopt heb je eigenlijk al verschillende technieken. Antilliaanse jongens spreken je veel eerder aan, Marokkanen sissen en dat is voor Nederlanders denk ik wel heel raar. Ze willen dan dat je even omkijkt. Tineke, organisator van de Que Pasa-feestavonden in de Melkweg te Amsterdam, merkt nog een ander verschil op: Als Nederlanders met een groepje jongens zijn en één jongen vindt een meisje leuk dan wordt die ene jongen aangespoord om op haar af te gaan. Bij Afrikaanse mannen of Marokkaanse mannen is het meer zo dat iedereen in een groepje bij elkaar gaat zitten en dat ze meisjes gewoon naar zich toetrekken. De Surinaamse Shrila signaleert een tussentechniek, waarbij jongens gezamenlijk op de meiden afstappen: Mijn neefjes van twintig gaan op meisjes af, er een beetje om heen draaien, een beetje lachen, en van het één komt het ander, zeg maar. Ze gaan in de buurt staan, een beetje kijken, ze pakken je ineens beet en dan... weet je? Ze doen alsof ze heel erg geïnteresseerd zijn in je, ze vragen iets en laten haar een half uur lullen en terwijl dat meisje aan het praten is, gaan zij steeds dichter bij hangen. Het zijn meestal blanke meisjes en ook wel van die Indonesische. Zo te horen zijn de basistechnieken sinds de jaren van de Blue Bell niet veranderd, ook niet als het om andere etnische groepen gaat. Jongens treden graag als groep op, en vooral de niet-Nederlandse groepen blijven ook graag als groep bij elkaar. Gebarentaal, dichtbij komen, beetpakken, het zijn nog steeds beproefde, succesvolle technieken. Wel lijken Shrila's neven meer te praten dan de jongens uit de Blue Bell. Veel Surinamers, Antillianen en Zuid-Europeanen houden er subtieler flirttechnieken op na, die over het algemeen meer in de smaak vallen bij witte Nederlandse | |
[pagina 186]
| |
vrouwen. Dat gaat dan met name om hun charmante gedrag, hun vermogen complimentjes te geven, en hun dansvaardigheid. Tijdens hun veldwerk zijn ook de onderzoeksters overladen met complimentjes van buitenlandse mannen. Dit beviel hun inderdaad beter dan de tactieken van de Nederlandse jongens. Mariska is het met hen eens: ‘Vaak is de klacht dat Nederlandse mannen niet zo romantisch zijn en zo weinig Casanova en dat hebben zij dan wel.’ Sarah voegt hier nog aan toe: Ze dansen ook stukken beter! Ik flirtte met een Tunesiër op een zeilweekend, echt super leuk! Ja, het is gewoon spannend en vermakelijk. Tot hij een shoarmatent in Zeeland met me wilde openen. Dat ging een beetje ver. Ik heb zijn nummer later maar overboord gegooid. De combinatie autochtone dame en migrantenheer is tijdens het observeren veelvuldig opgevallen. Dat strookt ook met de beeldvorming over en weer. Dat het daarbij vaak gaat om stereotypen (bijvoorbeeld: migrantenmannen zouden niet serieus zijn, in tegenstelling tot autochtone mannen) blijkt wel uit het feit dat juist Sarahs Tunesische aanbidder zulke serieuze bedoelingen had - te serieus voor Sarah, die juist uit was op plezier zonder consequenties - en dat de ernst van de Nederlandse mannen in de ogen van een migrantenvrouw als Carolyne juist als charmant gedrag wordt uitgelegd. Niet alle migrantenmannen zijn even geliefd bij de vrouwen. Misverstanden en conflicten komen bijvoorbeeld voor tussen een groep mannen die als ‘Afrikanen’ aangeduid werden en witte Nederlandse meiden. De onderzoeksters meldden dat vooral Afrikanen erg makkelijk op hen afkwamen in de Melkweg, maar vervolgens bleven ze kleven, ook al hadden ze al drie keer ‘nee’ gezegd op de vraag of ze wilden dansen of wat drinken. Dit soort confrontaties levert volgens hen vooral een lachwekkende en een naarmate het voortduurt ergerniswekkende situatie op. Dergelijke verhalen doen ook de ronde over Marokkanen. Marokkaanse jongens weten inmiddels donders goed dat hun etnische afkomst hun kansen bij de meisjes kan bederven. Tijdens het observeren in een discotheek raakte één van de onderzoeksters aan de praat met een Marokkaanse jongen. Op de vraag waar hij vandaan kwam, loog hij dat hij Egyptenaar was. Dit antwoord geloofde ze niet. Daarna kwam zijn uitleg: ‘Het valt niet altijd goed om tegen een meisje te zeggen dat je Marokkaan bent, dat kun je beter pas later vertellen, als je weet dat zij niet bij de groep hoort die je dan meteen afwijst.’ Zijn handelswijze is begrijpelijk. Over Marokkanen bestaan zoveel negatieve stereotypen dat ze hen ernstig benadelen: ze zouden botte, ongevoelige macho's zijn, geen enkel respect hebben voor Nederlandse vrouwen die ze als hoer behandelen, het zouden loverboys zijn, en huistirannen na een huwelijk. Alle Marokkaanse jongens hebben last van deze vooroordelen, die gedeeltelijk terug te voeren zijn op een eeuwenoude, complexe beeldvorming over moslimmannen, en gedeeltelijk op recentere aanvaringen tussen autochtonen en moslim-migranten.Ga naar eind8 De onderzoeksters hebben tijdens hun onderzoek de klacht dat vooral mannen van | |
[pagina 187]
| |
Marokkaanse afkomst te lang door gaan met hun avances vaak gehoord. Zelf hebben ze echter juist een Marokkaan gesproken die aan die beeldvorming probeerde te ontsnappen.Ga naar eind9
Over naar de vrouwen. Hoe reageren zij op die directe, complimenteuze benadering? En hoe reageren ze op de botte of aanhoudende techniek? Hanteren ze cultuurspecifieke tegenstrategieën? Hoewel ze het leuk vinden om complimenten te krijgen, staan veel Nederlandse meiden daar ook wel wantrouwig tegenover. ‘[B]ij Nederlandse vrouwen zouden cadeaus en uitsloverij niet in de smaak vallen. Ze zouden al die moeite verdacht vinden en onnodig,’ meent Perrier (2001, 42). Mannen van Latijns-Amerikaanse afkomst geven soms zo overdadig veel complimentjes dat Nederlandse vrouwen hen niet meer helemaal serieus nemen, vertelden een aantal respondenten. De Nederlandse Mariska: ‘De hele gladde Latino is niet erg populair, niet sensueel en niet te vertrouwen. De gladde Hollander trouwens ook niet, maar dat is toch meer een braniefiguur.’ De onderzoeksters vonden het echt vervelend worden toen één van hen ‘nee’ zei, om daarna de man in kwestie een stap opzij te zien doen om de rest van het rijtje dames af te werken. Als meisjes de toenadering afwijzen, wordt daar niet altijd nonchalant op gereageerd. De onderzoeksters vonden het in een multiculturele discotheek als de Melkweg lastig om mannen af te wimpelen. De Syrische Zeinab (25) ziet dat Marokkanen haar anders benaderen dan haar blonde vriendinnen: Ze weten dat ik een zelfde soort cultuur heb en denken: ‘Zij lijkt op ons en zal ons niet zo snel de ruimte geven als een blond meisje.’ Voor een serieuze relatie willen ze toch sowieso geen blond meisje maar een braaf meisje via de familie. Niet alleen witte meiden klagen over de vasthoudendheid van de Marokkanen. Shrila (Surinaamse, 22): ‘Marokkanen blijven doorgaan tot het echt irritant is. Die kennen het woord “nee” niet.’ Zelfs Zeinab heeft dit probleem aan den lijve meegemaakt: De ene keer dat wij contact hadden met Marokkaanse jongens, nou we zijn bijna weggelopen uit de Havana toen!Ga naar eind10 Zo opdringerig! Mijn vriendin zei wel tien keer: ‘Ik wil niks van je, blijf van me af.’ Uiteindelijk hadden ze een ander meisje te pakken en toen pas hielden ze op. Het spel van over en weer aftasten, hints geven en lezen, stokt hier overduidelijk. De jongens interpreteren de signalen van de meiden onjuist, of ze wensen ze niet te begrijpen. Op zulke momenten wordt zichtbaar dat het flirten een machtsspel is. Dat wordt heel duidelijk in de volgende discussie over de subtiele betekenissen van de manier waarop een vrouw haar blikken richt. Een blik kan een uitnodiging of afwijzing inhouden. Frank van Marwijk: ‘Je kunt aan de manier van wegkijken zien | |
[pagina 188]
| |
of de ander geïnteresseerd is. Kijkt het meisje naar beneden, dan vindt ze hem leuk, maar kijkt ze schuin weg, vergeet het dan maar.’ Het wegkijken is volgens anderen een middel waarmee vrouwen zich tegen mannelijke avances verdedigen. Flirtcoach Tijn van Ewijk vindt de vrouw in Nederland niet zo toeschietelijk met haar blikken: ‘In Nederland loopt een vrouw recht vooruit, ze kijkt niemand aan. Juist niet als een man kijkt.’ Maar Elton begrijpt dit heel goed van de meiden, hij legt uit: Ik was een keer op een homofeest en werd helemaal gek. Ik ben niet gewend om aangekeken te worden alsof ik iemands lunchbroodje ben. Mooie meiden worden ook de hele dag belaagd met seksuele blikken. Dan gaan ze gereserveerd kijken, denk ik, als verdedigingsmechanisme. Het probleem is dat sommige mannen deze subtiele verdediging niet respecteren. Dan kan het versierspel ineens omslaan in een open conflict. Hoewel witte Nederlandse meisjes om hun vrijmoedigheid bekend staan, blijken ze niet per definitie weerbaar genoeg om ongewenste avances af te wijzen. Dat zijn alleen die meisjes die zelf in staat zijn de grenzen van het spel te bepalen. Maar zelfs witte meiden uit hoger opgeleide kringen kunnen van slag raken door opdringerige mannen: ze hebben niet altijd geleerd van zich af te slaan. Caribische meiden zijn daar veel beter in. Meiden die sociaal niet goed zijn toegerust, en die de bedoelingen van de flirtende mannen niet doorgronden, kunnen beklagenswaardige verliezers worden, wanneer zij in de handen vallen van loverboys. In hoofdstuk 10 (‘De Wallen’) wordt een beeld gegeven van enkele versierende migrantenjongens met minder oprechte bedoelingen. Daar is het flirten niets anders dan het geraffineerd uitspelen van mannelijke macht, en is het meisje vaak de verliezer. Welke initiatieven nemen vrouwen uit verschillende etnische groepen als ze een man aantrekkelijk vinden? Hanteren ze etnisch-specifieke strategieën? Zoals gezegd viel het op dat vooral witte Nederlandse vrouwen duidelijk laten merken wat ze vinden. De Surinaamse Melinda (22) staat terughoudend tegenover de gedachte dat vrouwen zich actief zouden kunnen opstellen: ‘Ik vind wel dat mannen ook initiatief mogen nemen. Ik wil best een teken geven, maar ik ga niet op de man afstappen.’ Elton vindt de meiden wel brutaler geworden: ‘Meiden zijn assertiever geworden. Ik wilde laatst weg gaan uit Storm en liep langs een meisje en ze greep me van achter bij mijn billen. Dat kan ik wel waarderen.’ Deze mannen vinden de directheid van een vrouw vooral leuk als ze daarmee haar interesse voor hen kenbaar maakt. Dat is niet zo vreemd: zulk gedrag bevestigt zijn mannelijkheid enorm, zonder dat hij er zelf iets voor hoeft te doen. Sarah wijst op het grote verschil tussen de zeer expliciete benadering van sommige witte Nederlandse meiden die de meest directe kant van het spectrum van flirttechnieken bestrijkt en de zeer teruggetrokken houding van vooral moslimmeisjes: | |
[pagina 189]
| |
Buitenlandse meisjes flirten niet zoveel met Nederlanders. Die zijn meer bezig met nagels lakken en zo. Ze zijn wat meer dociel, vooral de moslimmeisjes. Ze mogen het misschien niet, ze flirten wel heel veel denk ik, maar dan in eigen kring. Die familie doet vaak zo moeilijk. Hier wordt de scheidslijn tussen de flirtende partijen opnieuw duidelijk: die tussen Turkse en Marokkaanse jongeren en de anderen. Als de dansvloer multiculturaliseert, dan betekent dat beslist niet dat alle etnische grenzen worden overschreden; de etnische grenzen die als religieuze grenzen worden gedefinieerd (moslim/niet-moslim) worden juist scherper gemarkeerd. De onderzoeksters zijn tijdens het uitgaan niet veel Turken en Marokkanen, en vooral weinig Turkse en Marokkaanse meisjes, tegengekomen. De reden daarvoor is soms dat moslimsjongens niet worden toegelaten. De bedrijfsleiders van de Storm en de Melkweg zeggen geen Marokkanen te weren, maar ze zeggen tegelijkertijd dat het in andere clubs soms wel gebeurt en dat restrictieve toegangsbeleid is één belangrijke oorzaak van de segregatie in de wereld van het flirten. Daardoor wordt het veel moslimjongeren bij voorbaat al onmogelijk gemaakt in contact te komen met andere jongeren. Er speelt echter nog meer. Turkse en Marokkaanse meiden blijven bijvoorbeeld buiten dit circuit omdat ze minder uitgaan, of alleen 's middags of alleen in besloten kring. Koksal Pezuk, organisator van Turkse feesten in Amsterdam:Ga naar eind11 ‘Turkse meiden zijn iets bescheidener, doordat ze te maken hebben met hechte familiebanden, maar ik denk dat dit in de toekomst wel gaat veranderen.’ Vooralsnog zien we de tegenovergestelde beweging. De groeiende populariteit van Turkse of Marokkaanse feesten is een zeker teken van de afzondering van deze jongeren in hun eigen domeinen.
Voorlopig kunnen we constateren dat mannen en vrouwen van dezelfde etnische achtergrond niet dezelfde tactieken hanteren. De invloed van sociaal-economische klasse op die verschillen hebben we niet goed kunnen onderzoeken. Toch spelen die een grote rol. Er zijn zoveel uitzonderingen te vinden binnen alle culturele groepen dat je niet werkelijk van stereotype flirttechnieken voor aparte etnische groepen kan spreken. Er bestaan ook ‘gladde’ Nederlanders en serieuze Tunesiërs. Bovendien nemen groepen veel van elkaar over. Daaraan is de laatste paragraaf gewijd. Wat nemen de flirters van elkaar over? Spelen etnische spanningen tussen jongens nog een rol of is de concurrentie verleden tijd en leren ze elkaar hoe ze hun mannelijkheid moeten vergroten? En wat betekent dat voor de sekseverhoudingen? | |
Flirtkampioenen en mannelijke concurrentie: ‘Ik ben gewoon een betere flirt’Volgens sommige respondenten lijkt het flirten tegenwoordig geen etnische grenzen meer te kennen. Barman Ron van Storm ontvouwt een theorie van een nieuwe cul- | |
[pagina 190]
| |
tuur. Een cultuur waarin het er niet meer toe doet hoe je flirt en wat je culturele achtergrond is. Ook de Nederlandse man is in deze nieuwe cultuur van zijn imago af. Ron: Kom op, dat stadium van in een hoekje staan, Ralph Lauren bloesje aan, bier drinken en ‘ik kan niet dansen’ is al lang passé(...). Tegenwoordig kies je een lifestyle, daar komt eten bij kijken, kleding, uitgaansplekken. Zo is er in Nederland een bepaald type mens dat naar Bloemendaal gaat, strandtent, cocktailtje drinken; ik noem ze de levensgenieters. Daar zie je negers, Surinamers, Nederlanders, Marokkanen enzovoort. Het gaat om het type mens dat je wilt zijn. Vallen de verschillen echt weg? De onderzoeksters hebben de types waar Ron het over heeft niet ten tonele zien verschijnen op de door hen geobserveerde plekken. Het is weliswaar sociaal wenselijk om één nieuwe mengcultuur te zien ontstaan, maar die heeft alleen kans zich te ontwikkelen in een situatie waarin die interetniciteit door alle betrokkenen expliciet wordt uitgedragen. Zoals Samira het zegt: Flirten gaat tegenwoordig over culturele grenzen heen. Je wordt verliefd op iemand die je leuk vindt, die je interesseert. Dan mengt het vanzelf. Maar je moet dan wel op een plek zijn waar het publiek al een beetje gemengd is en er ook aan gewend is. De observaties van de onderzoeksters bieden geen ondersteuning voor de veronderstelling dat etnische verschillen er niet meer toe doen. Wat ze wel constateerden is dat mensen stijlen van zelfpresentatie en flirten van elkaar overnamen. Terwijl ze die van elkaar overnemen, verdwijnen de etnische grenzen echter niet; wel verschuift er iets in de machtsverhoudingen tussen de etnische groepen. Het eerste wat opvalt is dat veel Nederlanders zich door migranten laten beïnvloeden in de manier waarop zij zich kleden als ze uitgaan en in hun manier van bewegen. De versleten spijkerbroeken maken plaats voor nette pantalons, verschillende meiden nemen het R&B-dansgedrag van MTV over en Antilliaan Elton leert zijn vriend uit Friesland dansen. De Nederlandse man is door inmenging van de diverse culturen meer op zijn uiterlijk gaan letten, vindt respondent Shrila (Surinaamse, 22): ‘Ze zien er veel beter uit dan voorheen: ze ruiken frisser en dragen leukere kleren. Vroeger zag je ze nog wel eens op kisten bij het uitgaan, dat kan toch niet! Gelukkig zie je dat weinig meer.’ Volgens haar zijn de oorzaken van deze verandering de mode, de televisie en de donkere mannen. ‘Donkere mannen hebben namelijk veel meer stijl (...). Vroeger werd je direct als homo bestempeld als je goed gekleed ging. Nu is dat veel meer geaccepteerd.’ Mark (Nederlander, 30): ‘Ik denk dat mannen en jongens ijdeler zijn geworden. Dat mag in die Surinaamse en Marokkaanse cultuur meer en vooral de jonge jongens eigenen zich dat onder invloed van televisie en film, steeds meer toe.’ In de discotheken merken de onderzoeksters in elk geval geen duidelijke verschillen | |
[pagina 191]
| |
op in het kledinggedrag van de diverse groepen (zie hierover ook hoofdstuk 1, ‘Mooi’).
Maar de veranderingen gaan nog verder. De Antilliaanse Elton (28) vertelt: Tegenwoordig gaat mijn Nederlandse vriend Sietse altijd mee de dansvloer op. Voorheen vertrok hij direct richting bar, om daar niet meer vandaan te komen. Het is niet zo dat hij ineens een ontzettend goede danser is, maar hij staat er wel. En hij heeft plezier, dat vind ik erg goed. Zo zie je maar, waar je mee optrekt, daar word je door aangestoken. Sietse is er door Elton van overtuigd dat dansen meer flirtgedrag oplevert dan aan de bar hangen. Door Elton krijgt hij toegang tot de dansende meiden. Dit levert hem meer op dan alleen staan en kijken. Net als bij de witte jongen uit het reclamespotje van Dubbelfrisss worden zijn kansen tijdens het flirten vergroot door zijn donkere vriend na te doen. Ook volgens een expert als Drazen Lisak, die workshops (interetnisch) flirtgedrag geeft, is dansen de makkelijkste manier om iemand te versieren. ‘Je hoeft er weinig voor te doen. Ik zeg altijd: ga op acteerles en ga salsadansen om te leren flirten.’ De Nederlanders lijken zijn raad op te volgen. ‘Het wordt in Nederland steeds populairder om te dansen,’ zegt Enrique Zijsling, de directeur en oprichter van de Union Salsa school, die werd opgericht om de integratie tussen de Nederlandse en de Latijns-Amerikaanse cultuur te bevorderen. ‘Vroeger was het voor watjes, nu vinden ook de Nederlandse mannen het stoer om de salsa te dansen, oftewel om te laten zien dat je een soepel lichaam hebt.’ ‘Nederlandse mannen zijn brutaler geworden, omdat er meer competitie is gekomen bij het uitgaan en vooral op de dansvloer,’ denkt de Nederlandse Mark. Volgens de Antilliaanse Julio (27) kijken witte mannen dansgedrag af. ‘Ze kijken als ik aan het dansen ben en ik zie ze dingen overnemen.’ Heel soms gebeurt het ook andersom: ‘Soms zie ik Nederlanders de breakdance doen, dat vind ik leuk en neem ik dan over.’ De presentatie van veel Nederlanders wordt in elk geval losser, en met hun pogingen beter te leren dansen voegen ze flirttechnieken aan hun basisrepertoire toe. Maar nemen ze ook technieken over voor de momenten waar het op aan komt - als ze contact moeten leggen met een mogelijke partner en die partner voor zich moeten zien te winnen? De Surinaamse Shrila vertelt dat veel witte jongens hulp nodig hebben bij het toepassen van de succesvolle Surinaamse technieken, waarbij het draait om direct contact leggen en makkelijk praten. Shrila: Mijn vriend praat gauw, hij en nog een ander. Ze zijn allebei Surinaams. Ze leggen snel contact. Hun blanke vriend Martin durft dat bijvoorbeeld niet. Dan staan ze | |
[pagina 192]
| |
ergens en dan staat daar een groep meiden en dan vraagt zo'n meisje: ‘Goh, jullie kunnen dansen?’ Mijn vriend zegt dan ‘ja hoor’ en pakt dat kind en gaat dansen. Dan staan er nog vier vriendinnen naast en dan begint Martin gauw te praten met eentje. Zo gaat dat dan. Martin zegt het ook zelf: ‘Laten we daar gaan staan, want die meiden zijn leuk. Ga met ze praten!’ Dan heeft mijn vriend eerst zoiets van: ‘Waarom ga je zelf dan niet?’ Maar hij durft niet, behalve op vakantie. Mark vermoedt dat er ook wordt overgenomen van Nederlandse mannen: ‘Een deel van de buitenlandse mannen die directer van aard zijn, hebben in Nederland geleerd dat te sterke avances bij Nederlandse vrouwen afschrikkend werken.’ Het zou interessant zijn te onderzoeken of dit werkelijk het geval is. Uit deze bescheiden voorbeelden valt in elk geval af te leiden dat sommige Antilliaanse en Surinaamse jongens een directe, aandachtige aanpak leren aan witte Nederlandse jongens die daarvoor open staan, terwijl een ondervraagde Caribische vrouw meent dat witte Nederlandse vrouwen assertiviteit en stijl van haar zouden kunnen leren. De Nederlandse Sarah denkt dat de aanwezigheid van de diverse culturen gezonde concurrentie op gang brengt. ‘Die Nederlandse mannen zien al die leuke meisjes weggekaapt worden door flitsende Turken, Antillianen, Surinamers en Marokkanen en denken dan: ‘Verrek man, shit hé, ik moet toch wat vetrollen kwijt en het flirten een beetje bijspijkeren’. Ik denk dat ze veel kunnen leren van het flirtgedrag van andere culturen. Het is bij hen meer een verovering van een meisje, een spel. Tussen Nederlanders is het heel rechttoe rechtaan. ‘Ik vind jou leuk, ik vind jou ook leuk, oké, huis kopen!’ Maar hoe succesvol zijn de verschillende versierders nu? We kunnen op basis van het onderzoek niet vertellen hoe vaak een versierpoging uitdraaide op seksueel contact - maar we kunnen wel in grote lijnen aangeven hoe vaak mannen en vrouwen uit verschillende etnische groepen met elkaar in het huwelijk treden. Natuurlijk zijn er veel meer factoren die beïnvloeden hoeveel mensen van verschillende groepen met elkaar trouwen (Hooghiemstra 2000; Hondius 2002), maar toch geven de cijfers enig idee van de veranderingen in de sociale afstand en nabijheid van de mannen en vrouwen uit verschillende etnische groepen. De cijfers leveren vaak een onverwacht commentaar op onze observaties en de opmerkingen van de discogangers. Je zou na alle verhalen over de afhoudende, lompe witte Nederlanders verwachten dat zij maar zelden met migrantenvrouwen in het huwelijk treden, terwijl de succesvolle Caribische mannen veel vaker met Nederlandse vrouwen trouwen. Dat blijkt helemaal niet zo te zijn. In 1999 waren ongeveer evenveel witte Nederlandse mannen als witte Nederlandse vrouwen met een migrante partner getrouwd. Laten we daar meteen bij zeggen dat dat om kleine aantallen ging: autochtonen trouwen bijna net zo weinig buiten de eigen groep als Turken en Marokkanen (de percentages van de gemengde huwelijken schommelen | |
[pagina 193]
| |
daar tussen acht procent en twee procent van alle huwelijken). Maar van alle getrouwde Antilliaanse vrouwen is 48,2 procent, dus bijna de helft, met een Nederlandse man getrouwd (de vele Antilliaanse relaties tussen niet-getrouwde partners zijn niet meegeteld, dus dit cijfer zegt niets over andere liefdesrelaties). Dat is twee keer zoveel als de getrouwde Surinaamse vrouwen, van wie 24,5 procent een Nederlandse man als partner heeft. De witte mannen en de assertieve Caribische vrouwen weten elkaar dus wel degelijk te vinden, ondanks zijn gebrekkige flirttechniek. Het is grappig dat juist Antilliaanse vrouwen, zoals Carolyne die zich zo enthousiast uitliet over witte Nederlandse mannen, vaak daadwerkelijk met een Nederlandse man trouwen. Tegen onze verwachting in kiezen Caribische mannen vaker een partner uit de eigen kring. Die gegevens stemmen niet overeen met onze bevindingen, dat zij juist veel met witte Nederlandse meisjes flirten (Hooghiemstra 2000). Deze cijfers vertellen echter alleen welke mensen op 1 januari 1999 gehuwd samenwoonden op hetzelfde adres. Over andere liefdesrelaties tussen mensen geven ze geen informatie. Bovendien betreffen deze gegevens ook oudere generaties dan de huidige, en dat vertekent het beeld. Erna Hooghiemstra, die deze gegevens op een rij zette, constateert dat ‘de jongste generatie [migranten] het vaakst gemengd is gehuwd’. Het aantal gemengde huwelijken groeit dus. De tweede generaties Antillianen, Surinamers en niet-westerse migranten zoeken hun partners zelfs bij voorkeur buiten de eigen groep. Maar ook groeit het aantal Turken en Marokkanen dat met een partner uit een andere groep trouwt. De ontwikkelingen van de afgelopen vijftig jaar zijn snel gegaan. Tot 1965 werden in de statistiek van binationale huwelijken alleen België, Luxemburg, Groot-Brittannië, Frankrijk, de Verenigde Staten en een restcategorie genoemd als herkomstlanden van de niet-Nederlandse partner. Tegenwoordig trouwen autochtone Amsterdammers met partners uit 125 verschillende landen (Hondius 2002). Gemengde huwelijken zijn een teken dat de sociale afstand tussen de betreffende groepen afneemt, zegt Hooghiemstra. Dat zagen we inderdaad al op de interetnische dansvlocr. Maar die sociale afstand neemt niet over de hele linie af. Dat constateerden ook de onderzoeksters: daar bleek een grote afstand tussen Turkse en Marokkaanse jongeren, en jongeren uit andere groepen. Dat is een van de meest opmerkelijke uitkomsten van ons onderzoek, en in onze ogen misschien ook de meest verontrustende. De interetnische menging is blijkbaar bepaald geen gelijkmatig proces waarin iedereen evenzeer betrokken is. Bepaalde groepsgrenzen vervagen terwijl de afstand tot andere groepen (zoals moslims) toeneemt. Het spel van toenaderen en afstoten dat we flirten noemen, speelt een rol in het doen vervagen maar ook in het scherper markeren van die grenzen. Maar flirten is daarin lang niet allesbepalend. In de discotheken spelen performance en fysieke prestaties een allesbepalende rol, en bepaalt een variant van ‘straatprestige’ (het prestige van de dansvloer) de hiërarchie tussen de jongeren. Die hiërarchie gaat over mannelijkheid of vrouwelijkheid en erotische (meer)waarde. Maar het uiteindelijke prestige als mogelijke huwelijkspartner hangt vooral van andere factoren af: bij- | |
[pagina 194]
| |
Afb. 6.2 Wesley als minder succesvolle coach (bij de schoonouders thuis).
| |
[pagina 195]
| |
voorbeeld van de sociaal-economische en juridische positie. Wat dat betreft hebben witte Nederlandse jongens ondanks hun achterstand in het flirten nog steeds een grote voorsprong. Ze dragen voldoende cultureel kapitaal met zich mee om partners van welke afkomst dan ook aan zich te binden. | |
ConclusieDe witte autochtone jongens zijn dus wel niet het meest sexy, maar ze zijn desalniettemin gewilde partners. Toch betekent dat niet dat hun mannelijkheid onbedreigd blijft. Wie het eerste Dubbelfrisss-spotje nauwkeurig bekijkt, moet wel tot de conclusie komen dat er nog steeds spanningen zijn. Waarom moet het ego van de witte mannelijke kijker anders zo gerustgesteld worden? Witte mannelijke kijkers wordt een hart onder de riem gestoken doordat Wesley wordt opgevoerd als de deskundige die de witte jongen helpt - niet de onderlinge concurrentie, maar male bonding is hier het thema. Wesley gaat niet op eigen houtje witte meiden veroveren, en is dus geen bedreiging voor zijn witte concurrent. Daarna wordt de geruststellende boodschap gebracht dat dat zwarte mannetje de boel uiteindelijk toch verprutst. Door Wesley's afmetingen te minimaliseren, zijn rol ondersteunend te maken en hem tenslotte te laten falen, wordt de bedreiging die Wesley zou kunnen vormen voor de witte mannelijkheid geneutraliseerd. Dat de onderhuidse spanningen tussen verschillende groepen mannen nog steeds aanwezig zijn, blijkt al uit de opmerkingen van de twee witte Nederlanders, Sarah en Mark, die we hierboven aanhaalden. Allebei zeiden ze dat er concurrentie is ontstaan tussen migrantenjongens enerzijds en witte Nederlandse jongens anderzijds. Die concurrentie was er natuurlijk altijd al, getuige de vechtpartijen van Nederlandse jongens met achtereenvolgens Canadezen, Indische jongens, Italiaanse jongens, in de jaren veertig, vijftig en zestig. Concurrentie tussen vrouwen is er ook, zoals we uit de woorden van de Antilliaanse Carolyne kunnen afleiden, en ook die is niet nieuw, al is ze veel minder onderzocht. Het nieuwe is dat die concurrentiestrijd in de expliciet interetnische discotheken van onze tijd niet meer noodzakelijkerwijs tot gevechten tussen etnische groepen leidt. In een gemeenschap die zich als multietnisch presenteert, is etniciteit niet langer het meest beslissende onderscheidende kenmerk. Dat maakt het voor de leden van de groep ook gemakkelijker stijlen en gedrag van elkaar over te nemen. Maar de vele oordelen over ‘typisch etnisch’ gedrag maken duidelijk dat etniciteit nog steeds een betekenisvolle categorie is. De stijl van mannelijkheid die wordt uitgedragen verandert. Danstalent en een flitsende kledingstijl zijn nu ook uitingen geworden van de mannelijkheid van de witte middenklassenman. Het lijkt ons dat er in de discotheken een veelheid aan stijlen van mannelijkheid beschikbaar is geworden, van de vasthoudende dominante man tot de charmeur, van de serieuze vent tot de zeer directe, fysieke versierder. Die stijlen zijn tot stand gekomen door een reeks ontwikkelingen die ook de mode | |
[pagina 196]
| |
hebben beïnvloed (zie hoofdstuk 1), door het feminisme en door de invloed van de migranten. Maar het flirten van jongens is ook in de kringen die wij onderzochten nog steeds grotendeels een manifestatie van mannelijkheid gebleven. Intieme gebaren markeren ook machtsverschillen. Mannelijkheid berust voor een groot deel op het succes bij en de dominantie over de andere sekse. En de vrouwen? Ook zij lijken hun stijlen van presentatie en omgang te veranderen door de invloed van dezelfde factoren als de boven genoemde. Er is reden te veronderstellen dat sommige witte vrouwen assertiviteit en stijl van bepaalde Caribische vrouwen willen afkijken. Of de verhoudingen tussen de seksen door dit alles ook veranderen, is moeilijk te zeggen. Sophie Perrier maakt in haar boek een onthutsende opmerking, die in dit verband tot nadenken stemt. Het gebrek aan een flirtcultuur in Nederland lijkt een zekere rust te geven, zegt ze. Vrouwen en mannen lijken op het werk gelijkwaardig te zijn doordat liefde en werk volkomen gescheiden worden. Alleen, zegt Perrier dan: ‘Vrouwen zijn er bijna al hun seksuele macht over mannen door kwijtgeraakt’ (Perrier 2001, 56). Het is niet onmogelijk dat een verandering in de omgang tussen de seksen iets in de positie van vrouwen zal verbeteren - als de vrouwen althans zelfbewust gebruik weten te maken van de nieuwe mogelijkheden. Maar daarover staat niets bij voorbaat vast. Opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid veranderen (hoewel mannelijkheid nog steeds als een vorm van dominantie over vrouwen gedefinieerd lijkt te worden), terwijl verschillende etnische groepen in Nederland zich meer en meer met elkaar mengen, maar de afstand tussen moslim- en niet-moslimgroepen groeit. De onevenwichtige verhoudingen tussen de seksen lijken echter hardnekkiger dan die tussen etnische groepen.
Simone Best, Nienke Blokker, Isabel Hoving en Lucie Pennings |
|