| |
| |
| |
Hoofdstuk III.
Onverwacht nieuws.
Zoo gaan twee jaar voorbij, de heerlijkste, rustigste, van Majin's leven.
De onderneming gaat uitstekend en is belangrijk uitgebreid; het is nu een der grootste van 't Malangsche.
Kalapa toedjoeh is in den heelen Oosthoek bekend en de koffie, die er verbouwd wordt, heeft reeds eenigen naam op de Europeesche markt. De eenige drawback is al weer, dat er meer geld in moet en dat geld tegenwoordig vrij wat moeilijker in Indië te vinden is dan vroeger. De tijden, dat 't kapitaal, in de cultuur belegd, vast 7½ opbracht, is voorbij. De levensstandaard is duurder' geworden, de traktementen zijn stationnair gebleven de concurrentie is heviger; de lui gaan vaker met verlof, het crediet is geschokt; in 't kort, er zijn tien
| |
| |
redenen voor één, om contanten schaarsch te maken, en wie geld noodig heeft in zijn zaak, gaat naar Europa om 't te zoeken.
Evenzoo meneer Overveen. Hij zou voor een maand of zes gaan en bleef een jaar uit, 't gewone liedje. -
Jan, die 't intusschen, door veel ijver en even veel geluk, tot onderadministrateur had gebracht, nam, met een zijner collega's, die dezelfde promotie had gemaakt, doch er langer over had gedaan, het administrateursschap waar.
Hij woonde nu in een steenen huis en zijn moeder bewoonde er een kamer in 't hoofdgebouw, omdat er nu toch plaats genoeg was en Jan 't eenvoudig niet duldde, dat zijn moeder bij de bedienden zou slapen.
Hij was nu een man, wist wat hij wilde en dreef zijn wil door.
Telkens, als hij eens voor een kort verlof naar Malang, Prigen, Tosari of Soerabaia was geweest, was Majin bang, dat hij 'engageerd terug zou komen of met een inlandsch meisje als njaï.
Ze wist niet wat ze erger zou vinden.
Nu en dan waren er gasten van naburige estates op Kalapa toedjoeh, en als er dan jonge meisjes bij waren, leefde Majin in voortdurenden angst.
Ze zou wel heel prettig vinden, als Jan getrouwd
| |
| |
was, ja? En vooral, als hij kleine kindertjes had, maar tegen een schoondochter zag ze vreeselijk op.
Als 't nog maar een Indische was, tenminste een inlandsche, zou zij zoo erg niet vinden, maar een echt Hollandsche, zoo'n tottoh zou verschrikkelijk zijn en een half-caste, een nonna even erg, want die zou ook gauw zien, dat zij een echte Inlandsche was en zou ook wel hooren zij een Njaï was geweest.
Soms was ze bang, dat Jan ook een huishoudster zou nemen net als de andere heeren, maar Jan scheen er niet aan te denken.
Kassian, Majin wist ook niet, dat haar goede, hartelijke, brave jongen er, in een verborgen hoekje van zijn ziel, innig verdriet van had dat zijn vader indertijd een dergelijke verbintenis had aangegaan en dat hij, sedert jaren al, zuchtte onder de halfslachtigheid in zijn denken en wezen, die er 't gevolg van was.
Een held, een theoreticus, een man van principe was Jan Weitinga geenszins; hij was, op drie-en-twintig jarigen leeftijd, een gewoon mensch met zuiver menschelijke aspiraties en neigingen, maar één gelofte had hij zich zelf afgelegd, namelijk zich nooit kroost te verwekken bij een inlandsche vrouw en aldus het getal der blanke sinjo's of der
| |
| |
halfslachtige Europeanen, zooals hij er een was, te vermeerderen.
En evenmin wilde hij een arm dessa-kind, als zijn moeder geweest was, uit haar sfeer rukken, door zich aan haar te verbinden.
Nee, zich nu en dan een kleine passie-flirtation veroorloven, 'n enkele maal een voorbijgaande amourette met een dochter des lands; dat was voorloopig alles! En later.... als zijn omstandigheden het hem zouden veroorloven en de gelegenheid zich zou voordoen, trouwen met een blank, volbloed Europeesch meisje of met een mooi nonnaatje, dat was de visie welke hij, in zijn droomen en in zijn waken, van zijn toekomst had.
Tot op eens een klein stukje papier, een der soerats, waar zijn goede moeder zulk een heilzamen angst voor had, hem geheel in zijn plannen stoorde, of juister het vage er van tot werkelijkheid maakte.
En, evenals de meeste Noodlots-stormen, kondigde deze zich zoo heel kalm, zoo heel gewoon aan.
Een der opzichters was naar Malang geweest en had de mail meegebracht.
‘Een brief van den baas voor jou, Weitinga, met particulier er op, nou zeg, jij bent in de gratie, je hebt je er leuk ingedraaid.’
| |
| |
Jan antwoordde niet op deze boutade, doch las:
Den Haag, 24 Juli.
Amice!
't Is toch maar een waarheid als een koe, dat een Indischgast, zoodra hij met verlof in 't lieve moederland komt, op de een of andere manier, een koopje snapt en meestal een geducht ook.
't Is een heele historie, die ik je heb te vertellen en een miserable ook, en hoe ik, bij een Oostersche temperatuur, Westersche brieven zal kunnen schrijven, is me tot nu toe een raadsel. Ik ben nooit een goede stijlist geweest. Ja, God, dat zit den een in 't bloed en den ander niet. En toch kan ik maar zoo niet met de deur in 't huis vallen en als ik 't deed, zou je er niks van snappen.
De zaak is zoo.... ik zal zien je alles geregeld te vertellen, dan moet jij maar zien, of je er een touw aan vast kunt knoopen.
Nadat ik Frankrijk, d.w.z. de Riviera en Parijs, op mijn gemak had bekeken, trok ik naar ons kikkerlandje. Sapperloot, dat viel niet mee. Of het, voor ons ingevroren stijfkoppen en vasthouders, wenschelijk is om te expatrieeren, weet ik niet, maar, wie een- | |
| |
maal het land van modder en wilgen, waar zijn wieg stond, den rug heeft toegedraaid, moest er zijn tenten niet weer opslaan. Jongen, jongen, wat vond ik Holland fossiel en wat vond ik de lui vervelend! En onhartelijk en stijf! Ik draafde letterlijk de rij van mijn familieleden en vrienden af.... nou dat ging best, niemand hield me tegen, ze lieten me gerust verder draven.
Eén was er, die een uitzondering maakte, of eigenlijk twee en dat waren mijn nicht Léonie Verploegh en haar dochtertje! Zie zoo, nou zijn we langzamerhand, waar we wezen moeten.
Ik kwam dan in den Haag en zocht ze op.... en, nadat het eerste heen-en-weer gepraat zoowat voorbij was, vroeg ik, hoe ze 't hadden. Léonie liet niet veel los, maar 't kleine ding vertelde me, in een oogenblik, dat haar moeder even naar de keuken was, ik moest met alle geweld blijven eten.... ze vertelde me dan, dat 't slecht gesteld was met de kas. De speculatie om één of meer commensalen te houden, was vrij wel mislukt, de kamers stonden leeg.
Nou.... ik ook niet van gisteren. Onder 't eten zei ik, zoo quasi terloops: ‘Hè, niks
| |
| |
smaakt een zwerver toch maar beter dan de huiskost in een familie. Kun-jij me niet in huis nemen, nichtje?’
't Sloeg in en.... nu ben ik hier, maar... och! lieve deugd, 't is misère troef. De arme Léonie is haar verdriet nooit te boven gekomen, ze ziet er ellendig uit en haar leven hangt, om zoo te zeggen, aan een zijden draadje.
Ik praatte net zoo lang met haar, tot ze naar een dokter ging en toen ik naar hem toe, om te vragen wat hij van haar vond. Nou.... in den beginne wou die der niks van weten, hij raaskalde van ambtsgeheimen en dergelijke stadhuiswoorden en toen zei ik: ‘Hoor eens, kameraad, la 'n we mekaar nu eens klaren wijn schenken. Als dokter moogt u niet oververtellen, wat uw patiënten scheelt.... maar die bepaling is gemaakt met 't oog op den nadeeligen invloed, of het mogelijke kwaad, of de slechte gevolgen, hoe je het noemen wilt, welke zulk een openbaring voor den patiënt zou kunnen hebben.
Maar, in dit geval is 't heel iets anders. De zaak staat zoo; ik houd veel van mijn nicht; laat ik liever zóó zeggen, ik hield vroeger zooveel van haar, dat ik met haar
| |
| |
had willen trouwen, dat is eenige jaren geleden, vóór ik naar Indië ging. Ze wou toen niet en ik nam 't haar niet kwalijk, integendeel, ik draag haar altijd nog een goed hart toe. En.... als zij werkelijk iets heeft, de een of andere kwaal of wat ook.... zie-je, ik vraag je naar geen namen, want van jelui potjes-Latijn snap ik toch geen stom woord, maar wat ik weten wou is.... bestaat er gevaar of niet? Want daarnaar zou ik mijn schikkingen maken. Zoudt u denken, dat een badreis of een operatie of een rustkuur of wat ook, haar goed zou doen, zeg 't dan en ik zorg voor de rest.’
Nou, dat werkte en ja, toen kwam 't hooge woord er uit, Léonie is in de hoogste mate bloedarm en heur hart is uitermate zwak... een beroerde geschiedenis, wat? Zoo iets moet je overkomen, als je, voor je pleizier, met verlof bent.
Afijn.... ik ga naar huis, naar Léonie dan en ik zet oogen en ooren goed open.
En ik merk al gauw - dat èn de moeder en de dochter zich voor mij groot houden, maar dat 't allebei een paar zenuw-producten van 't zuiverste water zijn.
En toen ik Léonie eens alleen te pakken
| |
| |
kreeg, vertelde ze mij, dat Clara zich dood kniest.... warempel, toen ik 't meisje eens wat meer op den keper beschouwde, merkte ik, dat ze niet was, zooals een deerntje van 17-18 jaar dient te zijn.
Nou, wie a heeft gezegd, moet b zeggen, ik had me nou eenmaal zoo ver met de zaak bemoeid, dat ik er mee door moest gaan en toen ging ik met 't kleintje eens naar een zenuw-specialist.
Ik ben anders zoo niet voor specialiteiten, maar ik zeg altijd, een goede dokter moet een specialiteit in alle vakken zijn. Maar een mensch is toch zoo niét, of hij wil zijn meening wel voor beter geven.
Hetgeen ik deed en 't resultaat is.... dat ik er paf van was. Hij praatte wat met haar en toen eens met haar moeder, buiten haar om, en toen moest ze nog eens terugkomen en de slotsom is.... 't kind kwijnt weg.... niet van een kwaal, maar van de zenuwen.
Ze is, op 't moment, om 't kind nou maar bij zijn naam te noemen, op 't punt van een neurasthenicus en een hystericus te worden. Zoo is 't niet precies, maar wel zoo wat, neurasthenie of hysterie.... zei de specialist, net zooals een huisdokter zegt - 't kan mazelen
| |
| |
of roodvonk worden en zooals wij zeggen, 't kan vriezen of 't kan dooien.
Nou.... en je begrijpt, dat was nou wel 't ergste, wat die arme Léonie kan gebeuren... en ja, God, kerel, 't is een lamme historie, dat heb ik je dadelijk gezegd.
't Schijnt ten eerste, dat de zenuwen van 't kind totaal in de war zijn; ten tweede, dat haar moeder te zwak is om invloed op haar te hebben en 't tegen te gaan en.... ten derde, dat jij indertijd een merkwaardig overwicht op haar hadt en dat 't kind bovendien om jou treurt.
De Professor zegt.... want je moet weten, dat de specialist ons overdeed aan een Professor, die alles haarfijn uitploos en tot de conclusie kwam, dat er maar één radicaal middel is om 't kind te genezen en wel dat ze weer onder jou hypnose komt.
Hij zei iets van je te laten overkomen... maar toen werd ik toch een beetje kregelig, toen schoot ik even uit mijn slof en zei ik, nu juist niet op een nuffen toontje: ‘Meneer Weitinga is geen koffieboon of koopwaar, dat je hem, als monster zonder waarde, kunt laten overkomen.’
Nou, en.... na lang heen en weer pra- | |
| |
ten heb ik er iets anders op gevonden. De volgende maand poets ik 'm; ik heb genoeg van Holland en van luieren; ik verlang weer naar mijn kantoorstoel en mijn werk. - Ik heb al passage genomen en ik neem ze allebei mee. -
Léonie houdt, naar ze me herhaalde malen verzekerd heeft, bizonder veel van je moeder en jij moet dan maar zien 't meisje weer tot haar positieven te brengen.
De drie geleerde heeren, de dokter van Léonie, de zenuw-man en de Professor, heb ben een consult gehad; 't zal me natuurlijk handen vol geld kosten, maar de uitslag is tenminste bevredigend. De zeereis zal Léonie eerder goed dan kwaad doen en, in alle geval, uitstekend voor Clara zijn.
Daarbij komt, dat er niemand van de familie is, die iets voor ze over heeft. Nou.... en ik heb kip noch kraai, zooals ze dat noemen.
En de zaken gaan goed.... uit mijn brieven heb je kunnen zien, dat ik geld heb kunnen krijgen en dat ik, in overleg met mijn partners, onze onderneming de modekuur heb doen ondergaan, door er een naamlooze vennootschap van te maken.
| |
| |
De volgende week zal ik je een brief met instructies schrijven voor 't in orde maken van mijn huis. Deze is al te zwaar, minstens drie dubbel port. Ja, die vrouwen kosten je wat.
Saluut.
Adriaan Overveen.
|
|