In sarong en kabaai
(1892)–Thérèse Hoven– Auteursrecht onbekend
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een overzeesche reis.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik hoorde echter, dat de dokter, evenals de femme de chambre, ziek was, doch de eerste stuurman kwam bij mij, zette een heel meewarig gezicht en zeide, dat hij tegen de zeeziekte zelve niets kon doen, maar dat 't eenige middel om er af te komen was, er maar niet aan te denken en mij b.v. te verbeelden, dat het schip in brand stond. Als ik mij maar vertrouwd kon maken met dat idee, dan zou ik zóó bang worden, dat ik er de zeeziekte door vergeten zou! Tevens gaf hij mij wat limonade met ijs, dat mij meer goed deed dan zijn raad, hoe welgemeend die ook was. De Godavery, waarmede ik de reis deed, is een annexe van de ‘Messageries Maritimes’ en staat er mee in verband. 't Is een kleine, doch nette boot en de tafel is vrij goed. De bediening geschiedt door Chineezen, en deze gestaarte zonen van 't Hemelsche Rijk zijn uitstekende kellners. Vanochtend om 9 uur kwamen wij hier aan, en na afscheid te hebben genomen van mijn medepassagiers (vier heeren) nam ik een rijtuig en liet mij naar 't Hôtel de l'Europe brengen, een enorm uitgestrekt gebouw met een fraaien tuin en een groot tennis-veld er voor. Het eten is er echter bizonder slecht en iedereen klaagt er steeds over; daarbij is het er heel duur; doch daartegenover staat, dat iedereen er afstapt en er dus veel vertier is. Den geheelen dag wemelt het er van rijtuigen; behalve veel équipages heeft men er een soort van ouderwetsche palankijns, die door een paard getrokken worden, en verder de pousse-pousse, een Japansch rijtuig, dat ook op de Parijsche tentoonstelling te zien was en waarvoor een Chinees den dienst van trekpaard doet. Je kunt begrijpen welk een zwaar werk dat is, vooral bij zulk een groote hitte. Singapore toch heeft een brandend klimaat; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarbij is het er heel vochtig en ongezond. De stad zelve is bizonder leelijk en bestaat enkel uit de vuile huizen der Chineezen en Inlanders, die meest blauw geverfd zijn (de huizen nl.), en kantoren en pakhuizen van Europeanen. Verder zijn er eenige winkelstraten; de meeste winkeliers zijn Chineezen, die er de vreemde voortbrengselen van hun kunst en nijverheid verkoopen. De Europeanen wonen allen buiten de stad in villa's; vanmiddag liet ik een palankijn komen en maakte een rijtoer in mijn eentje. Bizonder gezellig was het niet, doch ik vond het jammer om niets van de omstreken te zien. Weldra lieten wij de stad achter ons en reden langs fraaie, ofschoon stoffige buitenwegen, aan weerskanten met vriendelijke huizen met tuinen bezaaid. Het doel van mijn tocht was de Plantentuin; het is een fraai aangelegde tuin, waarin de Oostersche Flora zich in al haar pracht vertoont; de aanleg is echter nog wat nieuw en bizonder stijf. Ik voor mij verkies den Palmengarten in Frankfort, de Flora in Keulen, de Horticultural Gardens in Londen en in Kew en zelfs den Jardin Botanique in Brussel verre boven Singapore's plantenhof. Vooral die van Kew is onvergelijkelijk mooi en interessant. - Daarbij komt nog, dat 't een zonnige middag was en ik 't rijk alleen had, hetgeen in de meeste omstandigheden de gezelligheid niet verhoogt. Nadat ik een half uurtje door de eenzame lanen gedwaald had, beklom ik een heuveltje, van welks top ik hoopte een fraai vergezicht te hebben; doch ik schrikte niet weinig, toen ik er begroet werd door het gekrijsch van eenige arenden en groote zeemeeuwen, die er te zamen met een half dozijn apen en een twintigtal kleine vogels een soort van menagerie auf der Höhe vormden. Er was wel geen reden om bang te zijn, doch ik kan je verzekeren, dat ik mij niets op mijn gemak gevoelde en het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iets heel unheimisch had, daar moederziel alleen, in een vreemd land, te midden van allerlei dieren te zijn. Ik ging dan ook, zoo gauw als de warmte het toeliet, naar beneden en kwam tot de conclusie, dat het hek 't mooiste gedeelte van den tuin was. Daar ik 't rijtuig had laten wachten, kon ik dadelijk weg, en ik was blijde, na een half uur rijdens de stad weer te bereiken. De moraal van de geschiedenis is, dat ik het volle bewustzijn kreeg, dat ik totaal ongeschikt ben voor Afrikareizigster en de gezelligheid mij meer aantrekt dan de eenzaamheid. Ik ging dus liever wat winkelen en legde mijn pas verworven kennis van 't Maleisch aan den dag bij de Chineesche kooplieden, bij wie ik eenige aardigheden kocht. Daarna ging ik terug naar het hôtel, waar ik een cup afternoon tea in mijn kamer vond. Om zeven uur ging ik naar de Table d'Hôte; de meeste menschen zaten aan kleine tafeltjes, en ik nam ook maar aan een er van plaats; het was er heel vol en 't amuseerde mij al de verschillende gasten gade te slaan. Na 't diner ging ik maar naar mijn kamer, die evenals alle kamers onder de tropen wit gepleisterde muren heeft en een hard bed met een muskietengordijn er omheen.
1 April.
Straks gaat de ‘Missouri’, de boot, die mij naar Marseille brengt, weg; ik kan er dus alleen een groet bijvoegen. 't Is een prachtig groot schip; er is electrisch licht aan boord. Voor zoover ik zien kon, zijn er veel passagiers. Ik hoop maar, dat er aardige bij zijn. Wij staan op het punt van vertrek; het is: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
La Brigantine,
Qui va tourner,
Roule et s'incline
Pour m'entrainer.
Adieu dus, voor heden! Steeds
t. à t.
Thérèse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A/b. Missourri, bij Colombo, 8 April 1891.Lieve Dora!
Mijn brief uit Singapore zul-je ontvangen hebben; ik heb, sedert ik dien schreef, al heel wat mijlen afgelegd en veel menschen leeren kennen. Eerst had ik een hut met een dame uit Malakka, die naar Colombo ging om te trouwen. Haar aanstaande echtvriend is ook aan boord en luistert naar den naam van Dick. Wat zijn er toch vreemde toestanden in de wereld! Dit vrouwtje is verleden jaar weduwe geworden, na een echt van vijf jaar, en haar tweede man (in spé) is een weduwnaar met zeven kinderen, van wie 't jongste slechts drie maanden is. Je kunt dus nagaan, dat zijn vrouw nog niet lang onder de aarde ligt en dat men tot hem kon zeggen, wat Hamlet zijn moeder verweet, nl.: Or ere those shoes were old,
With which she follow'd my poor father's body,
Like Niobe, all tears; - why she, even she -,
O heaven! a beast, that wants discourse of reason,
Would have mourn'd longer, - married with my uncle.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nu weet ik niet, of de Dick in kwestie als een Niobe geweend heeft bij de begrafenis zijner levensgezellin, maar zeker is 't, dat de schoenen, die hij bij die gelegenheid droeg, nog niet versleten konden zijn, toen hij zich gereed maakte om naar 't altaar te gaan. Daar nu zijn keuze viel op de zuster zijner overleden vrouw en zulk een huwelijk niet veroorloofd is door de Engelsche wet, konden zij in Malakka of Singapore niet trouwen en gaan ze er dus voor naar Colombo, waar zij niet bekend zijn en waar de plechtigheid waarschijnlijk aan de een of andere vreemde ambassade voltrokken zal worden. Dit interessante bruidje nu had ik in mijn hut; reeds den eersten nacht begon het schip wat te slingeren, en daar zij zeer gevoelig voor zeeziekte was, werd zij erg bang. Dat was nu wel heel ongelukkig, doch ik kon er niets aan doen, en voor mijn eigen veiligheid was het noodig, mij zoo rustig mogelijk te houden. Zij echter dacht er anders over, want nauwelijks was zij in bed of zij riep: Madam, Madam, are you awake? Ik, met een zucht, doch tevens met christelijke gelatenheid: Yes, can I do anything for you? Zij: I am so ill, I feel so funny! Ik betuigde haar mijn leedwezen, ried haar te probeeren om wat te slapen en bracht zelf mijn raadgevingen in practijk, doch jawel, dat was mis. Elke twee, drie minuten riep zij mij, en van slapen was geen kwestie; nu eens wilde zij wat water hebben, dan weer wat Eau de Cologne, terwijl ze een oogenblik later om haar waaier vroeg, daar zij 't zoo warm had, om mij daarna te inviteeren eens te komen voelen, hoe warm zij was, welke invitatie ik beleefd, doch positief weigerde. Nadat ik haar overige wenschen had vervuld en zij 't lichamelijk dus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
redelijk goed had, begon haar hart behoefte aan gezelligheid te krijgen en vroeg zij of ik Dick wilde roepen, daar zij zoo zenuwachtig was. Natuurlijk kon ik dit niet doen, daar een heer niet in een dameshut mag komen en ik hem bovendien midden in den nacht bezwaarlijk kon gaan opzoeken. Het bruidje dacht er echter anders over, en ziende, dat zij haar zin niet kreeg, begon ze bitter te snikken en ze riep in haar wanhoop uit: Oh! I am going to die! I feel it! Ik moet eerlijk bekennen, dat haar aanstellerij niet veel indruk op mij maakte, doch ik wilde haar toch niet zóó laten liggen, en nadat haar geklaag en gekerm een poos geduurd hadden en zij mij eindelijk vroeg of ik haar wilde helpen om op het dek te gaan, besloot ik vreemde hulp in te roepen, daar ik het alleen niet meer afkon. Ik stond dus op en riep de femme de chambre, die, meer aan de zee gewoon dan ik, de treurende juffer ondersteunde en haar uit de benauwde hut naar het dek bracht; toen ging ze Dick roepen, die met a lover's haste zijn meisje kwam troosten. Toen ik den volgenden dag terloops aan den kapitein vertelde, welk een vervelende hutgenoote ik had, gaf hij dadelijk order om mij een afzondelijke hut te geven, zoodat ik 't nu heel goed heb. Toevallig kwam ik verleden jaar in dezelfde boot uit, en daar de kapitein zich mijner herinnerde en erg kassian met mij schijnt te hebben, omdat ik alleen reis, is hij bizonder lief voor mij. Over 't algemeen is hij allesbehalve populair en neemt hij niet de honneurs waar, zooals de kapiteins het op de Holl. booten doen. Het is ook niet de gewoonte op de Fr. Mail, zich aan den kapitein voor te stellen, als men aan boord komt; de meeste passagiers kennen hem dan ook alleen maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van aanzien. Enkele zijn bevriend met hem, en aan deze uitverkorenen heeft hij mij voorgesteld. Daaronder behooren ten eerste de twee gros bonnets van 't gezelschap, nl. de Comtesse de Beaupré, de vrouw van den Resident van Kambodja, en de heer Verreau, die interim-Resident van Tonkin was; verder een paar doctoren en advokaten, die uit Tonkin komen. De twee eerstgenoemden zijn altijd samen en hebben mij onder hun bescherming genomen; zij noemen mij hun fille adoptive. Mr. Verreau zorgt altijd, dat ik mijn luierstoel heb, en de Gravin is allerliefst met mij en voorziet mij van lectuur. Je kunt je niet voorstellen, uit hoeveel heterogene bestanddeelen zulk een gezelschap aan boord is samengesteld. Behalve veel Franschen, zijn er verscheiden Engelschen, eenige Zwitsers, drie Hollanders (en ik), een paar Grieken, een Anamitische prins, een Chineesche baboe, die met een Engelsche familie reist, een Zuid-Amerikaansche schoone, twee Russen, enz. enz. Bijna elke natie is vertegenwoordigd. De prins uit Anam is pas achttien jaar oud; verleden jaar huwde hij met een vrouw van veertien, doch langzamerhand is hij tot de ontdekking gekomen, dat hij 't nog niet ver heeft gebracht op den weg der beschaving, en nu heeft hij het plan gevormd om nog twee jaar in Parijs te gaan studeeren. De prinses bleef achter. Hij is steeds in zijn nationaal costuum, bestaande uit een lang baadje van violetkleurig gebloemd satijn, met licht groen of blauw gevoerd. Een donkerblauwe tulband bedekt zijn aanvallig hoofd, en de slippen er van zijn van achteren gewonden om een soort van kondeh, die hij van zijn haar gemaakt heeft, dat lang en zwart is. Hij is verre van mooi en heeft zich nog leelijker gemaakt, door zijn tanden zwart te laten lakken. De arme jongen (want niettegenstaande hij pater familias is, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ziet hij er nog heel jongensachtig uit) weet volstrekt niet, hoe hij met al dat Europeesche eten aan moet. Gisteren zag ik toevallig hoe hij zijn hors-d'oeuvre at. Hij schilde nl. zijn radijsjes, sneed ze daarna in kleine stukjes en at ze met zijn lepel, terwijl hij nu en dan een hapje boter met zijn vork nam. Behalve volwassenen hebben wij ook nog kinderen aan boord, waaronder een tweetal babies, waarvan de moeders hebben uitgevonden, dat ze juist een tiental dagen verschelen; iets, wat dadelijk een trait d'union werd. Natuurlijk worden de verschillende wonderbaarlijke eigenschappen dier kinderen (die reeds zesmaal een nieuwe maan zagen) telkens vergeleken, en wordt de grootte en bizondere voorspoedigheid van 't een slechts overtroffen door de merkwaardige verstandelijke ontwikkeling van 't andere. Tusschenbeide schreeuwen ze tegen elkander in, en ook daarin zijn ze onovertreffelijk. Tot nu toe ben ik redelijk wel, evenals alle passagiers; de stemming aan boord is heel prettig en alles gaat goed. Over een uurtje komen wij te Colombo, waar ik met Mme la Comtesse en Mr. le Résident aan wal ga om een uitstapje in 't binnenland te maken; daarover dus in mijn volgende. Nu eindig ik, met veel liefs, steeds
t. à t. thérèse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Colombo, Hôtel de l'Orient, 9 April 1891.Lieve Dora!
Daar de Missouri pas over een uur weggaat en wij zoo lang mogelijk aan wal blijven, wil ik je nog even vóór mijn vertrek een regeltje doen toekomen. Mijn reisgenooten zijn nog wat gaan wandelen, doch ik was een weinig moe en ik bleef liever rustig in 't hôtel. Wij kwamen hier gisterochtend te elf uur aan, roeiden toen dadelijk naar den wal en reden eerst langs 't zeestrand en toen door 't binnenland naar ‘Mount Lavinia,’ d.i. een fraai hôtel boven op een vooruitstekende, dicht begroeide rots gelegen. Het was bepaald een verrassing, toen wij, na geruimen tijd door lanen van palmen en andere boomen gereden te hebben, opeens weer bij de zee kwamen en dit uitverkoren plekje gewaar werden. Van alle kanten ziet men het zilte water, dat van den wal af een vrij wat prettiger indruk maakt, dan wanneer men er zelf op is. De ruime galerijen van het hôtel waren gedeeltelijk ingenomen door Cingaleezen, die allerlei fraaiigheden te koop aanboden. Trouwens, die soort van gasten heeft men in alle hôtels onder de tropen. Zij zitten er den geheelen dag, pakken met 't meeste geduld telkens hun koopwaar uit en vervolgen u met de grootste hardnekkigheid. Wat te Colombo vooral te bewonderen valt, is het zilverwerk; men heeft er broches, armbanden, knoppen voor parasols en stokken, zoutvaatjes, theeserviezen enz. van, en als 't niet zoo duur was, had ik er gaarne wat van gekocht. Verder alle mogelijke doosjes van sandelhout met ivoor ingelegd, het zoogenaamde Bombay-work, benevens Oostersche en Chineesche zijden stoffen en weefsels, waarvan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sommige bizonder fraai geborduurd waren. Voorts gegraveerd en ingelegd koper, curiositeiten van schildpad en ivoor, en tutti quanti. De specialiteit van Ceylon is echter edelgesteenten, vooral paarlen, robijnen, saffieren en maansteenen. Zij zijn niet bizonder mooi geslepen of gezet, en men moet vooral oppassen niet beetgenomen te worden, want de Cingaleezen zijn los van principes, om niet te zeggen oneerlijk, en er is veel kaf onder 't koren; bovendien overvragen ze schandelijk, nog erger dan de Scheveningsche vischvrouwen, en die kunnen het! Behalve genoemde zaken kan men in Colombo nog zeer goede thee koopen, een der hoofdproducten van 't land. Wij waren dan op Mount Lavinia, dejeuneerden er heel lekker, vooral de visch was uitmuntend, en brachten er een prettig middagje door. Toen het wat koeler werd, was het heerlijk zitten in de ruime gaanderij, die op de zee uitzag. Tegen donker reden wij weer naar de stad terug; in 't voorbijgaan wilden wij nog een inlandschen tempel, waar een beroemd Boeddah-beeld was, bezoeken, doch men wilde ons niet toelaten met schoenen en kousen aan, en daar wij in gemengd gezelschap waren, konden wij ze niet uittrekken. Zoo kwamen de Westersche zeden in botsing met de Oostersche, en natuurlijk triompheerden de eerste. Colombo is een vriendelijke plaats, meest door Engelschen bewoond, die er, evenals te Singapore, hun villa's buiten de stad hebben. Er is reeds een begin van tropischen plantengroei, doch alles is er heerlijk frisch en groen. Ceylon mocht dan ook wel met minstens evenveel recht als Ierland the Emerald Isle genoemd worden. De eigenlijke bewoners zijn de Cingaleezen, die voor de fraaist gebouwde inlanders doorgaan; hun huid is koper- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kleurig en bizonder glanzig. De mannen hebben lang haar en dragen er een ronde schildpadden kam in. De vrouwen zijn meest klein en dragen gekleurde rokken of sarongs en witte lijfjes, op de manier van Figarojakjes; naarmate de draagster rijk of arm is, worden deze lijfjes veel of weinig met kant en borduursel gegarneerd. Verder dragen zij veel armbanden en ook voetringen, terwijl sommigen zulke zware oorbellen in de ooren hebben, dat het gaatje de grootte van een erwt heeft, hetgeen volgens onze schoonheidsbegrippen niet flatteert. De mannen dragen ook veel wit en zien er meestal zeer zindelijk uit; de kinderen loopen tot hun zevende jaar, zooals God ze geschapen heeft, en ze zijn er niet ongelukkiger om, om met Hildebrand te spreken. Vervelend is, dat ze om de vreemdelingen heen draaien als de bijen om de bloemen, ook met het doel om er iets van te halen. In gebroken Engelsch en op klagenden toon roepen zij: Give me something, lady, me no eat, me hungry, o! so hungry, give me silver, lady, me like silver, no like copper. Blijft ge doof voor hun smeekingen, dan vergezellen ze u op uw ganschen tocht, terwijl ze zich onder 't loopen op de maagstreek slaan, om u te laten hooren, hoe leeg 't daar is. Geeft ge hun echter wat, dan grijnzen ze u vriendelijk aan en nemen u terstond in de familie op, ten minste ze zeggen: Thank you, Papa of thank you, Mamma, al naar de sekse van den weldoener. - Sommigen bieden u mandjes en andere snuisterijen, ook wel bloemen, aan. Het glanspunt van de stad is het Grand Hôtel de l'Orient, een fraai gebouw, waar Colombanen en vreemdelingen zich vereenigen. Galerijen met fraaie winkeltjes zijn er naast gebouwd, en 't is een gezellig plekje. Wij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dineerden er tamelijk goed, en na een kleine siesta, namen wij een boot en lieten ons in de haven rondroeien. Dat was nog heel iets anders dan op een Hollandsche rivier (of eendenkom met vergeet-mij-nieten). De heerlijke maneschijn, die alles met een zilverachtig waas overtoog, de duizende lichten van den wal en van de vele schepen, die in de haven lagen, de schepen zelf, die met hun zeilen en masten statig uit de golven oprezen, en dan boven alles de zoele, zachte lucht en 't liefelijk gekabbel der golven! 't Was een heerlijk geheel, dat niet anders dan een weldadigen indruk kon geven. Wij gingen echter vroeg naar boord terug, daar wij den volgenden ochtend bijtijds op wilden zijn om de beroemde kaneeltuinen te bezichtigen. Sommige der passagiers sliepen zelfs aan wal, om het genot te hebben de ledematen weer eens vrijelijk uit te strekken na de gedwongen positie, waarin men in de nauwe kooien aan boord ligt. Ik vond het echter zonde, daar de hôtels vrij duur zijn. Ik stond, volgens afspraak, vóór dag en dauw op, en toen ik even na zessen op het dek kwam, vond ik mijn reisgenooten van den vorigen dag reeds op mij wachten. De kommandant bood ons zijn sloep aan, en daarin roeiden wij naar den wal. Eerst verkwikten wij ons op Indische manier met een kop sterke koffie; daarna gingen wij per rijtuig naar de kaneeltuinen, die mij echter zeer tegenvielen. De kaneelboom zelf is klein en onaanzienlijk en de tuinen zijn zeer verwaarloosd; overal groeien planten en struiken in 't wild, waartusschen wilde koeien grazen, schuchtere hagedissen wegschuilen en verraderlijke adders schuifelen. Daar er een overvloed van bloemen was, besloot ik een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ruiker te maken; ik had reeds met wreede hand de fraaiste bloesems geplukt, toen mijn oog viel op een laag struikgewas, waartusschen allerliefste rose bloempjes, die mij onbekend waren, haar kopjes verhieven. Zonder te aarzelen, wilde ik er een paar plukken, doch hoe nu? in plaats van een bloeiend takje, hield ik slechts een kaal houtje in de hand; ik raakte weer een takje aan en nog een en nog een, en merkte 't zelfde verschijnsel op; de fijne blaadjes legden zich stijf op elkander en sloten zich nauw om den bladsteel, evenals een kind bij naderend gevaar dichter bij zijn moeder kruipt. ‘Het kruidje-roer-mij-niet!’ riep ik opgetogen uit. Ik nam er eenige takjes van mee en zette ze in water, doch hoewel de blaadjes zich een weinig openden, bleven ze toch dor en slap. In de bloementaal is het kruidje-roer-mij-niet of de mimosa pudica het beeld der kuischheid en preutschheid. Even teergevoelig als dat plantje, dient een jong meisje te zijn bij de minste ruwe bejeging, en zij kan dan zeker niet ingetogen genoeg wezen. Zooals Laërtes tot zijn zuster Ophelia zegt (Hamlet act I scene III): The chariest maid is prodigal enough,
If she unmask her beauty to the moon.
En evenals bij 't kruidje-roer-mij-niet is 't bij een jong meisje, dat voor 't eerst kwetsend is bejegend; zij herleeft wel eenigszins, doch haar frischheid is weg en wat men haar ook aandoet, 't zal haar niet zoo treffen als den eersten keer, toen ze nog de mimosa pudica was. Ik merk daar, dat ik in de kaneeltuinen ben gaan dwalen, totdat ik heel ergens anders terecht kwam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik zal dan nu maar eindigen, te meer, daar het weldra tijd zal wezen om naar de Missouri terug te gaan. Tot spoedig - ten minste op papier. Steeds t. à t. Thérèse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A/b. Missouri, Ind. Oceaan, 12 April '91.Lieve Dora!
Wij zijn nu tusschen Ceylon en Aden, een traject, dat zes en een halven dag duurt en vrij vervelend is. Ofschoon ik 't op dek heel amusant vind en het omgaan met mijn medepassagiers mij het verblijf op een badplaats herinnert, vind ik het voor een dame alleen toch passender, om niet te veel gezien te worden en ben ik meest den geheelen dag in mijn hut. Veel is daar niet te zien; de muren en de zoldering zijn wit, en behalve twee couchetten en een waschtafel is er niets in. Het ameublement bestaat uit twee vouwstoeltjes, en de berging, die men voor zijn goed heeft, bepaalt zich tot een paar kleine laden in de waschtafel, terwijl een viertal knoppen een spiegelkast vervangen. De eenige weelde is een klein spiegeltje; daar men er echter op een zeereis allesbehalve voordeelig uitziet, doet het enkel dienst, als men zich kapt. Men behoeft, er voor staande, niet te zingen: Suis-je jolie?
Dis-moi, mon miroir.
a la follie
Plaîrai-je ce soir?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toch is zelfs 't dek van een mailboot nog een Vanity Fair in 't klein. In Colombo kwamen er een veertigtal passagiers bij, waaronder een buitengewoon lange Engelsche juffer, die zich 's avonds met een lichte satijnen japon tooit, vierkant en laag uitgesneden en met halve mouwen. Verder draagt ze veel bijouterieën en speelt op de gitaar met smachtende blikken en ongeoefende vingeren, terwijl ze er een lied zonder melodie of stem bij kweelt. Al deze attributen zijn evenveel projectielen afgeschoten op de zielerust der alleenloopende mannetjes aan boord; tot nu toe echter viel geen van allen als slachtoffer van 't gezang dezer Sirene en wordt zij braaf uitgelachen. Ten eerste is het geen stijl, dat men aan boord evening-dress draagt, en dan behooren Sirenen onder water te blijven en zich niet zoo en évidence te plaatsen. Doch de schoone zangster schijnt hard naar de dertig te loopen en zoekt nu een sterken arm, waarop zij gedurende haar verderen levensweg kan leunen, en zij maakt haar bedoelingen zóó duidelijk, dat degeen, waarop ze gemunt zijn, niet eens kan zeggen: ‘Ich weisz nicht, was soll es bedeuten?’ Deze moderne Lorelei (of would-be) reist in gezelschap van haar oom, die bisschop van Colombo is en nu voor vier maanden naar Engeland gaat met zijn vrouw en drie kinderen. Hij is een stijf en deftig man en zij een stijve, deftige vrouw; zelfs als hij met zijn kinderen speelt, schijnt hij nooit te vergeten, dat hij prelaat is. In tegenstelling met dezen geestelijke, die en famille leeft, hebben wij een R.-K. priester, die natuurlijk celibatair is. Hij is een neef van den Koning van Portugal en heeft recht op den titel van Hertog van Braganza. Aan deze bijkomende omstandigheid heeft hij het dan ook waar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schijnlijk te danken, dat hij op 25-jarigen leeftijd reeds Aartsbisschop is. Hij is 't tegendeel van zijn Engelschen confrater en neemt 't leven zoo vroolijk op, als zijn waardigheid 't hem toelaat. Hij is den geheelen dag op dek en vermeit zich gaarne onder zoeten kout met de dames. Ook speelt hij kaart en domino (men zou eerder denken kruisjassen). Behalve door beide genoemde heeren, is de geestelijkheid nog vertegenwoordigd door een liefdezuster, wier blozende wangen en welgedaan uiterlijk onwillekeurig aan een ander diëet dan honig en woestijnkost doen denken; en er is nog een andere priester aan boord, die veel eet, veel slaapt en veel spreekt. Verder kwam er te Colombo een reisgezelschap bij, bestaande uit vier personen, nl. een heer, een dame en twee jonge meisjes. Hij is een der eerste avocats de mauvaises causes te Parijs en neemt geen proces onder de frs. 50.000 aan. Nadat hij op die manier negen maanden van 't jaar voor de belangen der verdrukte menschheid gewerkt heeft, leeft hij drie maanden voor zijn genoegen en gaat gedurende dien tijd met zijn vrouw en dochters op reis. Niettegenstaande zulk een pleiziertochtje nog al kostbaar is, heeft hij toch nog genoeg dubbeltjes over kunnen houden om een paleis te Venetië te koopen. Het oudste meisje is geëngageerd, en haar aanstaande was met hen mee op reis gegaan, doch kon de verzoeking niet weerstaan om deel te nemen aan eenige tijgerjachten, die er in Indië gegeven zouden worden. Dit jaar was de familie nl. naar Pondichery getogen voor een paar maanden. Men ging nu naar Parijs terug om toebereidselen voor het huwelijk te maken. Het plan was om in de bruidsdagen een groot waterfeest te Venetië te geven; een gezelschap van twee à drie honderd gasten zou op kosten van den gastheer er met een extratrein | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heen worden gebracht, men zou lang genoeg blijven om de wonderen en aantrekkelijkheden der Lagunenstad te leeren kennen, waarna een andere extratrein hen weder naar Parijs zou voeren. Dat zijn van die pretjes, waar wij eenvoudige Hollanders ons geen denkbeeld van kunnen maken, en wel een buitenpartij op groote schaal. Niettegenstaande haar ontzaglijk fortuin, is de familie toch zeer eenvoudig en zijn 't bepaald aardige menschen. Hij heeft een geestig gezicht en doet aan Voltaire denken. Dan hebben wij nog een Ceylonsche schoone aan boord, een Parel van 't Oosten, doch een zwarte, want ze is erg donker. Zij behoort tot een der oudste en rijkste geslachten van Ceylon, doch door de onbillijkheid der wet aldaar, heeft zij slechts een bescheiden inkomen, terwijl haar oudste broeder een groot fortuin heeft. De oudste zoon krijgt nl. ⅔ van het vermogen des vaders, terwijl het overige gedeelte gelijkelijk tusschen de andere kinderen verdeeld moet worden; en daar nu het gezin uit één jongen en vijf meisjes bestond, krijgen deze laatsten wèl een kindsgedeelte. Uit de lijst van personen, van welke ik je hier zoo 't een en ander verteld heb, kan je opmaken, uit hoeveel verschillende elementen zulk een reisgezelschap bestaat. Nu ga ik je nog wat van 't eten vertellen, dat overvloedig en uitstekend is, en waarvoor de Fransche mailberoemd is. 's Morgens kan men naar verkiezing koffie, chocolaad of thee met brood en boter krijgen. Om 9 uur een déjeuner à la carte, om 1 uur een lunch van koude vleeschspijzen, brood en vruchten, om half vijf thee met Engelsche beschuitjes, om 6 uur diner en om half 9 thee, terwijl er bovendien den geheelen dag ijswater met citroen en suiker op tafel staat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om je een idée te geven van de manier, waarop men leeft, schrijf ik hieronder een tweetal menu's voor je over. De menu's zelf zijn alleraardigst geteekend en alle verschillend. PAQUEBOT MISSOURI
Dessert.
Plat froid.
Zooals je ziet, is 't niet bepaald een eenvoudige burgerpot, die ons wordt voorgezet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovendien is de bediening heel goed en zijn de kellners en de maître-d'hotel heel gedienstig. De meesten zijn al lang in dienst der Messageries; eerst na vijf-en-twintig jaar hebben ze recht op pensioen. Een volgende maal vertel ik je eens iets van de femme de chambre, die een type is. Voor heden, adieu! t. à t. Thérèse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A/b. Missouri, Aden, 15 April '91.Lieve Dora!
Stel je voor een verzameling van kale, steile, roode rotsen en gloeiende zandwegen en daartusschen een reusachtige doos Nürnberger speelgoed uitgegooid, en je ziet Aden voor je. Alles is er even dor en onvruchtbaar en warm; men kan er uren tusschen de steenmassa's rondloopen zonder iets anders te ontmoeten dan de magere kameelen, die koffie en struisveeren van het binnenland naar de kust vervoeren, vergezeld door hun geleiders. Eén plekje echter maakt een uitzondering, en dat is, waar de reservoirs zijn. In de nabijheid is een soort van tuin aangelegd, waar een dertigtal boomen hun schaduw werpen en eenige bloemen haar kleuren en geuren ten beste geven in het doodsche landschap. Men gaat een poort door en eensklaps ziet men, te midden der ontzaglijke granietklompen, een viertal grasgroene vijvers. Het water is heerlijk helder en als de zonnestralen er op spelen, is het een betooverend gezicht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aden zelve is een vuile plaats, waar honderden negers, Arabieren en Aziaten door elkander krioelen, alsof 't even zooveel mieren waren. Men krijgt er letterlijk een staalkaart te zien van alle kleurlingen der wereld en het is een ware exposition de chair humaine. Hun huiden wisselen af van geel tot zwart, met allerlei tusschennuances van bruin, koperkleurig en zelfs grijs. Verder heeft men er kroeskoppen in soorten; sommige negers besmeren zich de haren met kalk, waardoor ze stijf en geel worden. Veel toilet maken ze niet, doch wat ze dragen is hel gekleurd, vooral oranje schijnt zeer in zwang te zijn. De vrouwen zijn meest binnenshuis, en ik zag er slechts weinige. Zooals je weet, is er een sterke Engelsche bezetting te Aden; er is een mooi fort gebouwd, waar wij door reden. Langs de haven bevinden zich een paar hôtels en eenige kantoren; veel te doen is er echter niet, en als men de reservoirs gezien heeft, kan men veilig weer naar boord gaan, 't geen wij dan ook deden. Toen wij op de Missouri teruggekeerd waren, vonden wij het dek in een bazaar herschapen; allerlei kooplieden, vooral Arabieren, boden struisveeren, photographieën en snuisterijen aan, steeds beginnende met vreeselijk te overvragen. Wij blijven in 't geheel twaalf uur hier (voor de mail), waarvan echter 't grootste gedeelte voorbij is, zoodat wij over een paar uur weer onder stoom gaan. Behalve de schepen in de haven, kan men er, even buiten, nog de schoorsteenen en masten zien van de ‘Anadyr’, die hier twee jaar geleden zonk en sedert dien tijd op dezelfde hoogte is blijven liggen. Daar er van Aden verder niets te zeggen valt, wil ik je liever eens een echte Fransche vrouw uit 't volk voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stellen, nl. de femme de chambre. Op elke boot der Messageries zijn er twee, die elk een kant van 't schip voor haar rekening hebben. Haar salaris is frs. 100 per maand, doch zij verdienen er minstens nog eens zooveel bij door de fooien. 't Is een poste de faveur en wordt gewoonlijk aan weduwen gegeven. Behalve 't oppassen der zeezieke dames, moeten zij de hutten schoonhouden of ten minste voor de bedden en waschtafels zorgen; anders doen zij er niet veel. Verder zijn zij belast met de maaltijden der kinderen en moeten de vorken en lepels wasschen, alsook voor het linnengoed zorgen. Zij hebben dus genoeg te doen en hebben haast geen vrijen tijd. Om de drie en een halve maand zoowat, d.w.z. na elke reis, hebben zij drie weken vrij, welke zij dan bij haar familie aan land kunnen doorbrengen. Mme Rousse, die mijn belangen behartigt, heeft drie kinderen, waarvoor zij werken moet; dus heeft zij moeite om toe te komen. Daar ik veel in mijn hut ben en, zoodra de zee maar een weinig ruw is, er zelfs mijn maaltijden gebruik, zie ik nog al veel van haar en heeft zij mij langzamerhand haar geheele geschiedenis verteld. Te beginnen natuurlijk met den gewichtigsten stap uit een vrouwenleven, nl. haar huwelijk. Zij was even zestien, toen deze gebeurtenis plaats greep; haar Etienne was vier-en-twintig en knecht in een Brasserie te Lyon. Zij woonde toen met haar moeder op een dorp dicht bij de stad en had pas haar communie gedaan; hij leerde haar op een bal kennen en zei dadelijk tot de oude dame: ‘Donnez-moi votre fille et si vous ne la donnez pas, je vous l'enlève.’ Tegen zulk een krachtige taal was deze niet bestand; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't eenige wat zij opmerkte was, dat zij een doodarme weduwe was en haar kind niets mee kon geven. Dat was minder, hij vroeg om het meisje en niet om een bruidschat, hij was jong en kon werken, en dan had hij bovendien nog frs. 500 in de spaarbank, die zou hij er uitnemen, pour monter le ménage. En korten tijd daarna stond zij weer in haar communie-pakje voor 't altaar, doch ditmaal als bruid. Na de huwelijksvoltrekking vertrok de jeugdige echtgenoot om een kamer in Lyon te huren en in orde te maken, en eenige dagen later wandelde zij er ook heen, met haar pakje onder den arm. ‘Vous comprenez,’ vertelde zij mij, ‘que je pouvais très bien porter mes bagages moi-meme, je n'avais rien au monde, que ce que j'avais sur le dos et puis mes vêtements de mariée, dans lesquels j'avais fait ma communion.’ En 't huwelijk, onder zulke eenvoudige omstandigheden begonnen, bleek zeer gelukkig te zijn. Zij en haar Etienne werkten beiden hard en verdienden genoeg voor zich en voor het viertal kinderen, waarmede hun echt gezegend werd. Doch er kwamen kwade dagen: eerst stierf hun oudste kind, toen Etienne zelf, en op betrekkelijk jongen leeftijd was Mme Rousse weduwe en met de zorg voor drie kinderen belast. Toen kreeg ze door invloedrijke vrienden het postje van femme de chambre op een der booten der Messageries, dat ze sedert een jaar of zes bekleedt. Haar droom is, zooveel over te kunnen houden, dat ze un petit fond de commerce kan koopen en met behulp harer kinderen een klein winkeltje kan beginnen. Voorwaar een bescheiden ideaal! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij zijn nu bijna op de helft onzer reis, en ik moet eerlijk bekennen, dat het mij nog al meevalt. Aan tafel zit ik toevallig tusschen twee Engelschen in; mijn buurman ter rechterzijde is een zeer aangenaam mensch, die uit China komt, waar hij architect was. Die ter linkerzijde daarentegen is erg vervelend en denkt alleen aan eten. Het is ongelooflijk, welke porties hij naar binnen werkt; en dan die kinderachtige manier, waarop hij zich beklaagt, als de kellner hem eens overslaat! Zoo staat er gewoonlijk naast zijn bord een schaaltje met aardappelen in de schil, voor welk gerecht hij eene bizondere voorliefde heeft. Als de kellner dit eens vergeet, roept hij halfhuilend uit: ‘Gaarçon, evee-vous pommes de terre? I'll report you, if you forget me again,’ of wel: ‘un pou dou paing, s'il vous plee, je n'avoir pas du paing.’ Aardig is het om hem 't menu (dat hij minioe noemt) te hooren lezen, doch daar die dingen veel verliezen, als men ze opschrijft, wil ik je er niet mee vervelen en eindig ik voor heden, met veel liefs. Steeds t. à t. Thérèse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het doel der reis is, beschouwen wij het maar voorloopig als zoodanig en verlangen wij allen naar onze aankomst aldaar. Ook de kapitein verheugt er zich zeer op en maakt meer haast dan op de heenreis; in Suez betaalde hij den entréeprijs van 't Kanaal, of juister 't doorvoergeld, dat niet minder dan frs. 30000 bedraagt. Voor elken passagier wordt frs. 10 betaald, en dan nog voor de lading, terwijl er voor elke boot bovendien een vast tarief is. De kosten zijn hierdoor en door andere uitgaven dan ook zóó hoog, dat de Compagnie slechts matige winsten maakt, ofschoon de booten altijd vol zijn. In de Roode Zee was het vreeselijk warm en waren de hutten erg benauwd, daarbij hadden wij een flinken storm gedurende twee dagen en twee nachten, zoodat de patrijspoortjes dicht werden gemaakt. Het schip slingerde en stampte verbazend en ik had buitengewoon veel last van 't zeekwaaltje. - Eens, nadat ik bijna den geheelen nacht had wakker gelegen en met innige wangunst aan iedereen had gedacht, die nu behagelijk in een bed op terra ferma lag, was ik tegen den morgen wat ingedommeld. Ik droomde juist, dat ik ook tot een van die bevoorrechten behoorde en in een ferm, hecht huis in een ouderwetsche slaapsteê lag, toen het mij opeens voorkwam, alsof er een overstrooming plaats had. Van den schrik werd ik wakker, en jawel, mijn kooi was doornat geworden en ik zelf had geen drogen draad meer aan 't lijf. 't Was de eerste nacht van den storm, en men had mijn patrijspoortje vergeten te sluiten. Nu is 't in de meeste gevallen een doodgewoon iets, om eventjes uit 't bed te springen en schoon goed aan te doen, doch op zee bij slecht weer, en dat voor iemand, die veel aanleg heeft voor de zoo slecht befaamde ziekte, is 't een heele toer. Eindelijk, na tweemaal tegen de waschtafel en eens op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den grond te zijn gevallen, had ik 't heldenstuk volbracht en zelfs een peignoir aangetrokken, want ik moest den garçon roepen, om 't poortje te sluiten. Ik waagde mij dus voorzichtig buiten mijn hut en slaagde er, na herhaald roepen in, de aandacht van een gedienstigen geest tot mij te trekken, die de gevaarlijke opening voor mij sloot en de femme de chambre riep om de matras en de lakens, die dreven, weg te nemen en door andere te vervangen. En intusschen zat ik, arme zeezieke bloed, op mijn koffer en deed mijn best om mijn rampzalig lot met Horatiaansche gelatenheid te verdragen. Shakespeare zegt: ‘There never was yet philosopher,
That could endure toothache patiently’,
maar dat zou men van bovengenoemde ongesteldheid ook wel kunnen getuigen, en ik zou wel eens willen weten, of de groote Romeinsche wijsgeer zijn blijmoedigheid op zee zou hebben behouden. En dan die vreeselijke warmte! Enfin, aan alles komt een einde en langzamerhand begon de zee te bedaren, en de laatste twee dagen was 't verrukkelijk weer, tenminste 's avonds; overdag was 't vreeselijk benauwd, doch als de zon onder was, herleefden wij en brachten heerlijke uurtjes op 't dek door, bij welke gelegenheid er niet weinig geflirt werd. Ik vertelde je reeds, geloof ik, dat er een Engelsche Bisschop met zijn vrouw, een drietal kinderen en een nicht te Colombo aan boord kwam. Deze juffer, die in lengte alles overtreft wat ik op dat gebied zag, verbeeldt zich de belle van 't schip te wezen en coquetteert op kolossale schaal. Iedereen lacht haar uit en men heeft haar met algemeene stemmen Cleopatra genoemd; sommigen praten van haar als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘the love-sick Maiden’, doch zij zelve is zeer tevreden met haar persoon en denkt, dat zij de algemeene bewondering opwekt. Toen de zee bedaard was en men een weinig tot zijn zinnen kwam, begonnen de passagiers het plan te maken om een loterij te houden, ten voordeele der weduwen en weezen van de, in dienst der Messageries verongelukte, beambten en zeelui. - Gewoonlijk wordt er zoo iets op touw gezet; het doel is zeer prijzenswaardig en het geeft een aardige afleiding. Er werd een soort van Comité gevormd; de twee gros bonnets, waarover ik je reeds schreef en van wie iedereen spreekt als van le prince et la princesse, namen het initatief en hadden dus 't meest te zeggen. Zij gingen bij iedereen rond voor prijzen, en het was bepaald aardig om te zien, hoe spoedig men een tafel vol mooie zaken bij elkander had; 't geleek wel een fancy-fair in 't klein. Er was van alles: zijden zakdoeken, fichus, fleschjes Eau-de-Cologne, Japansche, Chineesche en andere uitheemsche curiositeiten, sigarenkokers, doekspelden, broches, handschoenen, wapens, enz. enz. De drie hoofdprijzen waren: een ring met twee robijnen en één diamantje bezet, een stuk geborduurde zijde voor een japon en een kist met Chineesche thee van een bizonder merk, dat niet in den handel is. De prijs der loten was frs. 2; er werden, geloof ik, ongeveer 300 verkocht, bijna iedereen nam er een paar, behalve de Engelsche Bisschop en familie, die voorgaven, in principe tegen loterijen te zijn. Nu respecteer ik de principes van iedereen, maar ik vind, dat men dan ook consequent moet zijn en, als men tegen de een of andere zaak is, er dan niets mee te doen moet willen hebben; doch tot mijn verbazing en ergernis verscheen de geheele familie op het feest, dat de Commandant ons in 't Kanaal gaf op den avond der verloting, en dronken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ze met smaak eenige glaasjes Champagne, welke geschonken werd ter eere van degenen, die moeite noch kosten hadden ontzien voor 't welslagen der loterij. En zij, die geen enkel prijsje hadden gegeven en geen enkel lootje hadden genomen, deden zich wel te goed aan de traktatie. Zoo zijn er! 't Was een dol gezellige avond; het dek, tenminste 't gedeelte voor de 1e en 2e klasse gereserveerd, was prachtig versierd met vlaggen en lampions; in 't midden was een welvoorzien buffet aangericht met sandwiches, pâté en koude kip met sla; verder werden er allerlei dranken rondgediend, als limonade, groseille, wijn, sorbets en Champagne. Eerst werd de verloting gehouden; ik had vijf loten, doch kreeg niet één prijs: such is fate! Daarna werd er gedanst, doch daar bestond niet veel animo voor: de edele kunst van Terpsichore is dan ook niet bizonder geschikt om aan boord beoefend te worden, en Bacchus wordt er meer gehuldigd dan Apollo of de Muzen. Aan 't einde van 't feest werden eenige speeches gehouden. En nu ga ik je weder wat van de reis vertellen. Te Suez kwamen wij 's nachts en bleven er slechts twee uur om kolen in te nemen, zoodat wij er niets van zagen. Alleen voelden wij dadelijk een groot onderscheid in de beweging van het schip; wij waren nu in het Kanaal en onze boot gleed op effen wateren. 't Was bepaald een genot. Tevens was er een enorme temperatuursverandering gekomen. Zoodra wij toch voorbij Suez waren, werd het bepaald koud, en waar wij eerst in dunne Indische toiletjes en witte pakken (de heeren bien-entendu) geloopen hadden, waren wij nu blij ulsters aan te trekken en wapenden wij ons 's avonds met rugs en shawls om op 't dek te zitten. Vooral degenen onder ons, die een lang- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
durig verblijf in de tropen achter zich hadden, kregen 't hard te verantwoorden en rilden van de kou. - Gedurende den dag, dien wij in het Kanaal doorbrachten, werd er dan ook flink heen en weer gewandeld en was er onophoudelijk een groote pantoffelparade op het dek. - De oevers zijn heel eentonig en men ziet niets dan zand en hooge, kale rotsen, welke door de kinderen van 't land beklommen worden. Nu en dan ziet men ze opeens te voorschijn komen en een eind ver met 't schip meegaan, dat heel langzaam, ik zou bijna zeggen stapvoets, gaat. - Ze doen dit in de hoop van 't een of ander te krijgen, hetzij kleine geldstukjes van de passagiers, waarnaar ze heel handig weten te duiken, of scheepsbeschuit van den hofmeester. Een gewone aardigheid van de matrozen is, hen met koolstronken en anderen afval te werpen, waarop zij den beleediger met hun blinkend witte tanden aangrijnzen en de bruine vuist tegen hem ballen. Zooals ik zei, gaan de booten heel langzaam door 't Kanaal; ook mogen ze elkander nooit passeeren, maar moet de een op de andere wachten, waarvoor vaste bepalingen bestaan. Dicht bij Port-Saïd, bij de Bittere Meren, is een belangrijke verbreeding, waar verscheiden schepen kunnen liggen. Alleen zij, welke van electrisch licht voorzien zijn, mogen 's nachts door 't Kanaal gaan. Een boot der Messageries doet er 20 à 24 uur over; bij ons duurde 't langer, daar wij telkens moesten ophouden om kolenbooten te laten passeeren, hetgeen vrij vervelend was, daar er niet veel te zien viel. Slechts hier en daar geeft een kolenstation of een wachthuis eenige afwisseling in 't eentonige, vaalgrijze landschap. Meestal is er zelfs nog een flauwe poging gedaan om een tuintje aan te leggen en verheffen eenige palmen of andere boomen hun halfverdorde takken. Het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leven moet er doodelijk vervelend zijn en het voorbijtrekken der schepen is de eenige afleiding, welke de bewoners van die huizen hebben. Van avond laat kwamen wij te Port-Saïd, een vreemde, vuile plaats, waar de kaailoopers zoo maar op den grond slapen en alleen bedekt zijn met een smerigen zak. Er is een groote, breede straat, waar allerlei winkels, of zooals men ze hier noemt, bazaars, zijn, alsook talrijke café's. In de eersten kan men curiositeiten in soorten, alsook warm ondergoed en kleederen krijgen, wel niet prima qualiteit, doch men kan 't er mee doen en toen wij aankwamen was 't dan ook ‘a general rush’, om flanellen en wollen kleedingstukken te koopen. De meeste passagiers gingen naar den wal, en nadat wij wat gewinkeld hadden, begaven wij ons naar 't voornaamste café. De uitvoering - de twee eerste bedrijven van ‘La Fille de Mme. Angot’ - was juist afgeloopen, doch het orkest, bestaande uit een twaalftal dames, bleef nog een uurtje doorspelen. Na elk nummer ging een der schoonen met 't bakje rond. Bepaald mooi was de muziek niet, doch wij waren tenminste weer eens in een andere omgeving, en als men zulk een lange zeereis doet, is dat bepaald een genot. Wij deden ons tevens te goed aan slechte limonade, waarin een stuk ijs zwom, dat er al even groezelig uitzag als de glazen en.... als de juffers van 't orkest. Toen dezen al de nummers van haar repertoire ten beste hadden gegeven, werden de lichten uitgedraaid en gingen wij naar de beruchte speelzaal, een tamelijk vunzige plaats, waar Oosterlingen van slecht allooi den hoofdtoon voerden. It was horrible, most horrible, en wij gingen spoedig weg. Daar het te donker was, om iets van de woestijn te zien, gingen wij maar weer naar de ‘Missouri’ terug; ik maakte eventjes dezen brief af, over een paar uur gaan wij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weer onder stoom. Morgen komen wij te Alexandrië; van daar meer. Adieu! Steeds Je je liefhebbende Thérèse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hôtel du Louvre et de la Paix.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
landsche Zee doorgaans nog al spookt, vooral in de buurt van Alexandrië en dan weer bij de Italiaansche kust. - Het binnenkomen te Alexandrië is prachtig; de stad heeft een overschoone ligging en de enkele Moorsche en Oostersche gebouwen, welke er nog zijn, vormen een eigenaardig en fraai contrast met het nieuwe Europeesche gedeelte. Er zijn prachtige pleinen, doch ook nauwe steegjes, waar Arabieren, Egyptenaren en andere kleurlingen door elkander krioelen, evenals te Aden, ofschoon de plaats zelve een geheel ander aanzien heeft. De bevolking, vooral dat gedeelte, 't welk bij de haven woont, is zeer slecht befaamd. Politie ziet men er niet, en de bootenverhuurders en gidsen zijn er op uit, de reizigers zooveel mogelijk af te zetten. Zoodra er een mailboot stilhoudt, wordt ze omsingeld door tal van sloepen, bestuurd en bemand door de vuilste kerels, welke u ooit in een nachtmerrie verschenen zijn. Zij trekken u compleet in hun vaartuigen, en vóórdat ge 't zelf weet, zijn ze met u weggeroeid; aan den wal gekomen, gaat een van hen met u mee, zorgt voor een rijtuig, laat u al 't merkwaardige van stad en omstreken zien en verlaat u evenmin als uw schaduw. Op behoorlijken tijd brengt hij u weer naar de boot, die u gebracht heeft, en zoodra die op 't ruime sop is, zoodat ge niet weer aan wal kunt springen, beginnen de onderhandelingen over den prijs. Zelfs al hebt ge dien vooruit bedongen, dan vorderen ze nog het drieof viervoudige. Natuurlijk weigert ge en biedt hun slechts aan, wat ge overeengekomen waart of wat u billijk toeschijnt; hun gewone manier is dan, u naar een der uiteinden van het bassin te roeien en u te dreigen daar zoolang te blijven tot ge betaalt, of tot de mailboot weg is. De angst om 't schip te missen, - want men blijft zoo lang mogelijk aan den wal en de schelmen weten, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de boot niet wacht - doet u meestal 't gevorderde bedrag geven. - Het geval is niet zeldzaam, dat de reizigers op die manier te laat komen, want als de afzetters zien, dat ze hun zin niet krijgen, dan geneeren ze zich niet te landen en hun slachtoffers ergens aan wal te deponeeren, op een plek, die soms een uur loopens verwijderd is van de gewone landingsplaats. - Geen wonder dat de lui er in een slechten reuk staan. Wij troffen 't nog al goed en werden niet te erg beetgenomen, doch de dokter van de ‘Missouri’ was met ons meegegaan en toonde hun trucs te kennen. Wij namen twee rijtuigen, die nu niet bepaald geleken op de elegante equipages, welke men in het ‘Bois de Boulogne’ te Parijs of in het ‘Hyde Park’ te Londen ziet, doch wij deden 't er mee, faute de mieux, en zagen tamelijk veel in betrekkelijk korten tijd. In 't geheel hield ons schip slechts twee uren stil, dus moesten wij ons haasten. Eerst reden wij de stad door en waren verbaasd over de fraaie winkels, welke wij in het Europeesche gedeelte zagen, en over de vuile bazaars en markten in de inlandsche wijken. Toen bezochten wij den tuin van den Khedive, een fraai lapje grond met weelderigen plantengroei, dat echter slecht onderhouden is. Een half dozijn bijna naakte inlanders waren er bezig met lange palmtakken de paden te vegen. Op verscheidene plaatsen waren opschriften in verschillende talen geplaatst, om de bezoekers te verbieden bloemen te plukken; de tuinlieden, of zij, die er voor fungeerden, schenen dit verbod echter niet te nauw te nemen, want toen wij den tuin verlieten, gaven ze ons groote bouquetten oranjebloesem. Nergens, zelfs niet te Nice, zag ik die geurige bloemen in zulk een overvloed; de lucht was haast te sterk. - Het paleis - een gewoon uitziend gebouw van één verdie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ping - bezichtigden wij niet, daar wij geen tijd hadden. In Egypte te zijn zonder den Nijl te zien, zou toch wel wat erg wezen; vol verwachting lieten wij ons naar den stroom van Livingstone en Stanley brengen, in de hoop een breede, trotsche rivier te aanschouwen. Dan helaas! het leven is vol teleurstellingen, en wat wij zagen, geleek meer op een moddersloot dan op een wereldstroom. In plaats van krokodillen en Nijlpaarden, zagen wij eenige onnoozele eendjes! Zelden ondervond ik grooter desillusie! Als men zich met Spartaanschen moed heeft voorbereid op ijzingwekkend rillen, bij 't zien van bovengenoemde monsters, dan is 't bepaald een tegenvallertje om niets dan gewone eenden gewaar te worden. Het landschap was ook heel alledaagsch, en 't eenige, wat er een beetje afwisseling in bracht en 't eigenaardig maakte, was de bont gekleede bevolking. De vrouwen waren, op enkele uitzonderingen na, gesluierd; zij dragen groote, zwarte doeken over haar hoofd en schouders; in 't midden van 't voorhoofd hebben zij een soort van houten kokertje, dat tot haar neus reikt; daarin bevestigen zij een slip van haar doek of sluier, zoodat deze den mond bedekt, doch de oogen vrij laat. Het maakt een allerzonderlingst effect, en ik kan niet zeggen, dat het de schoonheid dezer vrouwen verhoogt. Evenals de mannen en kinderen, zien ze er allesbehalve gesoigneerd uit. - De gids liet ons ook nog 't spoorwegstation zien, en wees ons met veel geestdrift op een juist vertrekkenden trein; in 's mans oogen was dit 't merkwaardigste van de geheele stad, doch op ons, Westerlingen, maakte het niet denzelfden indruk, dat begrijp-je. Onze tijd was nu om en wij haastten ons, naar ‘de Missouri’ terug te keeren, die dan ook spoedig vertrok. Weldra was het geheele dek ontruimd, want de zee haalde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rare kunsten uit en de meeste passagiers zochten hun hutten op. Wij hadden nog vier dagen voor ons, en om je de waarheid te zeggen, bracht ik die meest in mijn kooi door. Daarbij kwam, dat 't verschrikkelijk koud was op 't dek, slechts nu en dan waagde ik er mij voor korten tijd op. De kapitein was op 't einde der reis bizonder aardig en inviteerde den prince, de princesse, mijn persoontje en eenige andere bevoorrechten om afternoon tea in zijn hut te komen gebruiken, iets waarop de andere passagiers niet weinig jaloersch waren. De commandant heeft twee hutten op 't dek, een slaapvertrek nl. en een salon, beide klein, compact en netjes. De tractatie bestond uit slappe Chineesche thee, zonder melk, en heerlijke plum-cake, waaraan wij veel eer bewezen. De commandant was enchanté, dat 't ons zoo goed smaakte, en zette bepaald zijn beste beentje voor. Over 't algemeen is hij niet bemind bij de passagiers, daar hij niet aangenaam in den omgang is en er ook geen moeite voor doet, doch voor de enkelen, voor wie hij 't wezen wil. is hij heel lief en goedig. - Bij de bemanning is hij heel bemind, daar hij voor zeer rechtvaardig doorgaat. - Zoo langzamerhand naderden wij de Italiaansche kusten; eerst gingen wij langs Sicilië en ongeveer twaalf uur later tusschen Sardinië en Corsica door. - Het was een prachtig gezicht, die lachende bergen, waarvan sommige van boven met sneeuw bedekt waren; allerliefste huisjes, meest van roode of witte steen, stonden er tusschen en verbraken de eentonigheid van het groen. De zon bescheen dit liefelijke landschap en de blauwe golfjes der Adriatische zee kabbelden tegen de rotsen. - Het was bepaald het mooiste gedeelte der reis, en het is haast onmogelijk de kalme schoonheid der begroeide hellingen te beschrijven. Wij waren dan ook één en al verrukking en tuurden lang nog op deze heerlijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oevers; bovendien waren er tal van fraaie eilandjes hier en daar verspreid; ik genoot bepaald en zou er niets tegen hebben gehad, om aan wal te stappen en een wijle door te brengen tusschen het frissche groen en de coquette huisjes. Doch wij moesten verder, altijd maar verder. Wij, kinderen der 19e eeuw, worden steeds voortgezweept door 't noodlot, en 't is ons slechts zelden gegund op een kalm plekje uit te rusten. De oasen in 's levens woestijn zijn zoo zeldzaam, en dan nog maar voor enkelen bereikbaar. Het repos ailleurs geldt voor de meesten onzer. Zoo kwam ik dan van ochtend te Marseille, en morgen vervolg ik mijn reis alweer naar Parijs per Rapide, hetgeen 15 uur duurt. De aankomst, waarop wij ons allen zoo verheugd hadden, had niets feestelijks of prettigs, en het verbaasde mij te zien, hoe opeens de band verbroken was, welke er tusschen de passagiers had bestaan, en hoe ieder zijns weegs ging. Nog geen half uur, nadat de ‘Missouri’ het anker had laten vallen, was het gezelschap, dat gedurende eenige weken lief en leed met elkander gedeeld had, uit elkander gespat als vuurwerk, en bestond men niet meer voor elkander. - Met enkelen werd nog een vluchtige handdruk of een groet gewisseld, doch de meesten trokken met stille trom af. Zoo ook de commandant, wiens plicht afgeloopen is, zoodra hij het schip veilig in de haven heeft gebracht. Niemand onzer zag hem meer, evenmin als den dokter en de andere officieren; één van hen bleef slechts om de orde te bewaren; ook de kellners en femmes de chambre bleven tot 't laatst, doch dat was om de fooitjes, en ik verzeker je, dat er heel wat mee weggaat. Men verlaat het schip met een bootje en moet eerst naar de douanen gaan, om de bagage te laten visiteeren; ik had | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er echter geen last van, daar de prince en de princesse mij tot 't eind toe onder hun bescherming hielden, en daar hij, zooals ik je reeds vertelde, een hooge oome in de koloniën is, werd ons goed, op vertoon van zijn kaartje, niet gevisiteerd. Wij waren dus spoedig klaar en reden naar dit hôtel, 't beste en duurste van Marseille, dat op de Cannebière gelegen is. De ‘Cannebière’ is een ruime, lange laan, die naar de haven voert en waar de voornaamste hôtels, cafés en winkels zijn; de Marseillanen zijn er bizonder trotsch op, - vandaar het bekende gezegde: ‘Si Paris avait une Cannebière, ce serait une petite Marseille.’ Nadat wij ons een weinig opgefrischt hadden, gingen wij weer uit, eerst naar 't postkantoor om eenige telegrammen te verzenden, ten einde onze verschillende verwanten van onze veilige aankomst te verwittigen, en toen gingen wij, dames, boodschappen doen, want wij hadden van alles noodig: laarzen, kousen, handschoenen, hoeden, parapluies enz.; - om niet eens van japonnen, mantels en tutti quanti te spreken. Het was bepaald een genot, weer eens in goedvoorziene magazijnen te winkelen. In de koloniën krijgt men telkens een ontkennend antwoord, als men naar 't een of ander vraagt. De ochtend vloog dan ook om, en 't was erg gezellig; jammer maar, dat 't zoo koud is en dat wij, verwend als wij zijn door de tropische zonnestralen, den invloed van wind en regen dubbel voelen. Tegen twaalf uur gingen wij in een der beste restaurants déjeuneeren; natuurlijk begonnen wij met de Bouillabaisse, den vermaarden vischschotel van Marseille. Hier te zijn zonder de Bouillabaisse te proeven, staat gelijk met naar Rome te gaan zonder den Paus te zien, en wie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zou zich aan zoo iets schuldig durven of willen maken? - 't Gerecht bestaat uit kreeft en allerlei soorten van zeevisch, welke in een soort van bouillon met veel uien en brood, benevens specerijen, worden gekookt. 't Is heel smakelijk, doch ik kan niet zeggen, dat ik er mee dweep. - Het heerlijke, croquante brood en de lekkere, versche boter vielen beter in mijn smaak, daar dit juist de twee zaken zijn, welke men meest in Indië mist; het brood is er bizonder onsmakelijk en boter heeft men er alleen in blikjes. - Na 't déjeuner kwamen wij hier terug, eigenlijk met het doel om een dutje te doen, daar wij de laatste nachten aan boord heel weinig sliepen. Hoe gaarne ik nog wat met je zou willen praten, zoo moet ik je toch eerlijk bekennen, dat Morpheus ook mij wenkt en dat een verblijf in het Paleis van der droomen god mij zeer aanlokt. Adieu dus, geloof mij, met hartelijke groeten, steeds t.à.t. Thérèse Hoven. |
|