| |
| |
| |
Onze kinderliteratuur
door N. van Hichtum
Wanneer ik onze tegenwoordige kinderboeken vergelijk met die, welke ik zelf in mijn jeugd bezat, - wat een verschil!
Als ik nog denk aan de zinnen, die onze jonge hersenen toen te verwerken kregen, dan verbaas ik me erover, dat we toentertijd tòch nog zo dol op lezen bleven!
Op enkele uitzonderingen na immers was de taal stijf, houterig, en doorspekt met allerlei - voor kinderen totaal onbegrijpelijke woorden, uitdrukkingen en beelden.
Zo is mij b.v. een zin bij gebleven, die voorkwam in het geschiedenisboek, dat omstreeks 1870 nog op onze dorpsschool werd gebruikt. We lazen over Napoleon's tocht naar Rusland en - ik zie het nòg staan: ‘Daar echter vond hij de eindpaal zijner overwinningen.’
We lazen beurt om beurt een stukje uit dit boek voor, en onze meester nam zelfs niet de moeite, deze geheimzinnige clausule te verduidelijken aan z'n grotendeels eenvoudige, onontwikkelde dorpsleerlingen!
Zelfs ik - het tamelijk belezen domineesdochtertje - wist er geen raad mee.
Wat heb ik niet gepeinsd over die ‘eindpaal’; hoe dat mysterieuze ding er wel zou uitzien, en: door welke duistere machten die ‘paal’ juist dáár geplant was, opdat Napoleon die zou vinden!
Later, toen ik zelf kinderen had, was er in de kwaliteit van de schoolboeken al een grote vooruitgang gekomen.
Toch was de taal der leesboeken nog vaak zo stijf en ‘schools’ dat ik ze bij 't voorlezen feitelijk geheel moest vertalen, evenals ik dit dikwijls deed met buitenlandse kinderboeken.
Toen kwam Nellie van Kol ons - eerst in ‘de Vrouw’ en later in een prachtige en krachtige brochure, vertellen hoe zij dacht over de aan kinderboeken te stellen eisen; en opeens werden we allemaal wakker! We zagen hier duidelijk tot uitdrukking gebracht, wat ons voordien slechts vaag had voorgezweefd; en pas had Mevr. v. Kol dan ook het kindertijdschrift
| |
| |
‘Ons Blaadje’ opgericht, of van alle kanten stroomden haar de bijdragen toe. Mevr. Van Zeggelen zond uit Indië haar prachtige schetsen, Ida Heyermans gaf haar gevoelige sprookjes en vertelsels; en zelfs enkele Vlaamse schrijvers lieten zich niet onbetuigd. We begonnen hogere eisen aan kinderlectuur te stellen. In die tijd verschenen ook de nieuwe, eenvoudig en levend geschreven school-leesboekjes van Ligthart en Scheepstra.
Meenden vroeger velen, die zich nooit aan ernstig werk zouden hebben durven wagen, dat ze voor kinderen best een verhaaltje konden samenflansen, nu thans onze beste auteurs zich op dit gebied begonnen te bewegen, werden door een steeds groeiend deel van het publiek hogere eisen gesteld.
Dit was de kentering.
Het peil onzer jeugdboeken steeg, taal en stijl werden zuiverder en eenvoudiger, en de kinderachtige toon verdween, naarmate het echt kinderlijke meer en meer tot zijn recht kwam.
We kregen echte, frisse kinderboeken, met steeds betere illustraties van goede tekenaars. Ook voor de kleintjes begonnen dezen plaatjes te tekenen, waarbij de saaie, flauwe oude rijmpjes van ‘kortstaartjes’, ‘snaterbekjes’ enz. niet meer pasten.
Nelly Bodenheim illustreerde onze oude volks-rijmen op een wijze, die zo prachtig aansluit bij de geheimzinnige voorstellingen, welke veel kinderen zich daarbij maken.
Meer en meer stijgt nog steeds het peil van de illustraties waarmee onze kinderboeken worden verlucht, al hebben we het ideaal, dat ik mij stel, nog altijd niet bereikt. Dit ideaal bestaat hierin, dat tekst en illustratie zo zeer ineen behoren te smelten, dat ze een ondeelbaar geheel vormen - zoals dat b.v. bij mijn ‘Afkes tiental’ het geval is. Daarom verheug ik me er ook steeds over wanneer auteurs als L. Roggeveen, Rie Cramer, David Tomkins, Tjeerd Bottema, Hazelaar en anderen hun eigen werk illustreren. Al zijn de plaatjes van enkele hunner niet altijd technisch volmaakt, er zit toch leven en pit in, en ze verhogen de indruk van 't geheel.
Behalve dit ideaal heb ik er nog meer. Ik koester b.v. nog
| |
| |
altijd de hoop, dat er eens een boekwinkel zal zijn, waar alléén goede kinderboeken worden verkocht. Op den duur zou zo'n zaak m.i. best kunnen bestaan, mits - het publiek meer meewerkte door steeds het beste te vragen, inplaats van zich maar alles in de handen te laten stoppen. Als de mensen zich er wat meer rekenschap van gaven, dat goede boeken voor hun kinderen evenzeer nodig zijn als goede kameraadjes, ze zouden niet langer afgaan op de raad van onervaren verkopers, maar zelf ernstig hun eisen stellen.
Helaas, er heerst nog zoveel onkunde, zoveel laksheid op dit gebied. Men schijnt nog veelal te menen dat een kinderboek alleen vermaak of spanning moet geven. Hoe dan verder de inhoud is, komt er niet op aan.
Ja 't is waar, dat, sinds velen van ons jaren en jaren achtereen hun best hebben gedaan om de mensen te doen inzien, welk een stevige kameraad een goed boek voor hun kind kan zijn en welk een slechte invloed er kan uitgaan van een ander, dat dikwijls alleen uit winstbejag en zonder innerlijke ernst werd neergepend, - wèl velen tot een beter inzicht zijn gekomen.
Maar zij, die elk jaar opnieuw al de nieuw verschenen boeken op hun schrijftafel krijgen, moeten toch soms wel haast moedeloos worden bij het zien van zoveel absoluut onbeduidends en beneden-middelmatigs, om van het slechte niet eens te spreken. Stel u voor, wat een troost het voor zo iemand moet zijn, uit die waterige soep toch nog af en toe een echt stevig, voedzaam balletje te kunnen opvissen.
Er zijn de laatste jaren een paar boekengidsen verschenen, samengesteld door ernstige mensen, en elk van deze heeft zijn nut gedaan.
Ook de bibliothecaressen van kinderleeszalen, die veel in de gelegenheid zijn, de smaak der kinderen van verschillende leeftijden te bestuderen en gegevens te verzamelen over de indrukken, welke deze kinderen opdoen uit de hun verstrekte lectuur, geven steeds gaarne inlichtingen.
| |
| |
Deze dames hebben, alvorens deze betrekking te aanvaarden, haar vak grondig bestudeerd en namen b.v. kennis van de enquètes, in verschillende landen ingesteld naar de soort lectuur, die bij kinderen van verschillende leeftijdsgroepen het meest in de smaak valt. Het resultaat daarvan heeft b.v. een Duitse specialiteit er toe geleid, de kinderen naar hun leeftijd en smaak in verschillende groepen in te delen.
Die Duitsers altijd met hun ‘vakjes!’ Maar er is hier toch wel iets te leren uit hun aanwijzingen!
De leidsters der kinderleeszalen hebben b.v. met hen kunnen constateren, dat de inhoud van de eerste boekjes, die men de kinderen geeft (na de allereenvoudigste linnen boekjes met alléén afbeeldingen van bekende dieren en voorwerpen) rythmisch moet zijn. Dat wil zeggen dat hun geest juist nu het meest ontvankelijk is voor eenvoudige rijmpjes (liefst de oude, bekende!) die ze meestal verwonderlijk gauw van buiten leren.
Worden ze wat ouder, dan komen ze in de zg.: ‘Struwwelpeter-periode en interesseren zich b.v. verbazend voor de lotgevallen van kleine stouterds, die ongehoorzaam zijn en daarvoor gestraft worden, (b.v. Piet de Smeerpoets, de aardige boekjes van Mevr. Midderigh - Bokhorst, ‘Van een jongetje dat niet gewassen wilde worden’ en andere.)
Van af vijf jaar beginnen de meesten zich vooral voor sprookjes te interesseren. Dan eist de fantasie haar rechten en zouden ze liefst telkens opnieuw allerlei wonderverhalen horen vertellen of voorlezen. - Deze periode duurt, volgens de theorie, bij velen tot het achtste of negende jaar. Er zijn er echter ook, die veel langer deze soort lectuur verkiezen - vooral de echte, oude volkssprookjes, zo vol poëzie en eenvoudig pathos - uit verschillende landen. De eeuwenoude sprookjes van ‘Roodkapje’, ‘Klein Duimpje’, ‘De Wolf en de zeven geitjes’ enz. komen nu weer tot hun recht. Er zijn ook heel mooie nieuwere, b.v. die van Andersen, onze Ida Heyermans, Mevr. Cohen - de Vries, Mevr. v. Oven - v. Doorn, de aantrekkelijk vertelde sprookjes van Mevr. Kuipers - v.d. Koogh en anderen.
| |
| |
Men zij echter over 't algemeen voorzichtig met bedachte sprookjes. Allerlei dwaze fantastische bedenksels zonder enige artistieke waarde komen soms op de markt. Er zijn er bij, die zelfs schadelijk kunnen werken door hun onzuivere fantasie. Houden we ons liever aan het echte! Want heus - het aantal van hen, die op dit gebied iets waarlijk goeds kunnen scheppen, is zéér gering!
Als de jongens zo'n jaar of tien zijn, komen ze, volgens de psychologen, in de ‘Robinson-periode’. Ze haken dan naar boeken vol avonturen, vooral ook in vreemde landen. Ik heb dit vroeger zeker instinctmatig gevoeld, toen ik voor hen mijn Kaffer- en Eskimoboeken schreef. Ik had in die tijd verscheidene z.g.n. ‘Indianenboeken’ gelezen en al gauw begrepen, dat deze in veel gevallen niet op enige kennis van het werkelijke leven en nog minder van het voelen en denken dezer volken mochten bogen. Van het leven der kinderen kwam men bovendien nooit iets te weten. Ik begon nu over de Eskimo's te lezen en schreef eerst ‘Koedlago’ en toen ‘Sipsu’. Later ging ik ook het leven der Kafferkinderen zo grondig mogelijk bestuderen. Een heel werk, -, want er was véél lectuur over hen. Eindelijk wist ik er genoeg van om er onze kinderen enigszins een voorstelling van te kunnen geven en begon te schrijven. Op dezelfde wijze heeft ook Grace Moon haar taak opgevat en, daar ze zelf lange tijd leefde te midden van de Indianen, over wier kinderen ze vertelt, hebben haar boeken dubbele waarde. Laura Adams Armer kent eveneens het volk, waarvan ze vertelt in haar prachtig boek: ‘Van Indianenjongen tot medicijnman’. Ook Mevr. Maas - Irving, die mocht putten uit de aantekeningen van een bekend Noordpoolreiziger, schonk ons het door mij vertaalde boek: ‘Kek, de jonge koper-Eskimo’.
En dan hebben we nog altijd de onsterfelijke ‘Robinson Crusoë’! Al deze boeken zijn zéér boeiend geschreven en de jongens vragen ze telkens weer in de kinderleeszalen.
Ze zijn ondertussen al echt in de avonturen-periode gekomen, waarin maar al te velen te lang blijven steken! Wanneer
| |
| |
ze n.l. in de gelegenheid zijn om zonder enige kritiek rijp en groen op dit gebied te lezen, dan wordt hun smaak ongevoelig voor het diepere en fijnere, dat van de door ernstige mensen uit innerlijke drang geschreven werken uitgaat; - dan laten ze deze allerbeste kameraden op de levensweg links liggen. Ze verliezen tevens hun smaak voor zuivere taal en goede stijl, omdat ze de boeken door razen om maar aldoor nieuwe, steeds gewaagder avonturen in gedachten mee te maken.
Zeker, er zijn genoeg werkelijk avontuurlijke boeken, ook van Nederlandse auteurs, die we hun gerust in handen kunnen geven - al munten deze in vele gevallen niet uit door verzorgde taal en stijl. Daar zijn allereerst Valkema Blouw en Ph. Exel, die werkelijk goed schrijven, en verder J. Wagenaar en enkele anderen. Gebrek aan plaatsruimte belet mij, meer uitvoerig hierop in te gaan, maar even moet ik nog wijzen op het gevaar van openbare bibliotheken, waar de jeugd maar rijp en groen in de handen wordt gestopt.
Even wil ik hier ook wijzen op de bij de jongens zo geliefde boeken van Karl May. Ja zeker, deze auteur is een verbazend boeiende verteller niet alleen, maar in zijn boeken komen ook steeds dezelfde brave figuren voor, die ten slotte voor alles raad weten. Het is een moeilijk vraagstuk! Wie een paar van zijn boeken gelezen heeft, zal er geen kwaad in zien. Maar - hij produceerde er zo'n massa! Ik geloof wel bijna 80 stuks! En een jongen, die eenmaal aan dit werk verslaafd is geraakt, kan er niet van ophouden, vraagt steeds naar meer - en wordt dikwijls immuun voor alle diepere en fijnere lectuur, die juist zo véél tot de vorming van zijn geest en hart zou kunnen bijdragen. Hij verliest maar al te licht de vatbaarheid om echte schoonheid te genieten en loopt bovendien gevaar, op den duur meegesleept te worden in allerlei avontuurlijke stromingen.
Daarom, ouders, let op de lectuur van uw kinderen! Indien ge de tijd vondt om alles te lezen wat ze in handen krijgen, ge zoudt begrijpen hoe dit op hen moet inwerken.
| |
| |
Mijn artikel is nu al zo lang geworden, dat ik niet meer kan uitwijden over meisjeslectuur. Gelukkig hebben we op dit gebied tegenwoordig veel, waarvan vormende kracht uitgaat en wat steun geeft in de moeilijke bakvis-periode. Daarnaast echter verschijnen stromen van de absoluut onbetekenende soort!
Ik meen nu wel voldoende uiteen te hebben gezet van hoeveel belang het is, in elk gezin een bibliotheekje te vormen, waarin alleen het beste wordt opgenomen. Dit is dan een soort veiligheidsklep tegen invloeden van buiten, en vooral als ouders zelf de meest waardevolle boeken samen met de kinderen hebben gelezen en besproken en af en toe gewezen op mooie gedeelten, genieten ze er dubbel van bij 't herlezen, omdat ze nu al vast de loop van 't verhaal kennen en dus meer rust hebben om te letten op alles, wat ze anders misschien niet eens hadden opgemerkt. Mijn raad is dus: leest zoveel mogelijk de meest waardevolle boeken de eerste keer mèt uw kinderen en, hebt ge daarvoor geen tijd of aanleg, kiest dan voor hen tòch iets uit het werkelijk goede. Zo vormt zich dan langzamerhand een waardevolle huisbibliotheek, die zeker door de meest ernstige kinderen meer dan eens herlezen zal worden èn - aanbevolen aan hun kameraden. Op zo'n manier werken dan ook de ouders, die deze zaak serieus opvatten, tegelijk mee om de smaak te helpen vormen van het kringetje, waarin hun kinderen zich bewegen. Zó kunnen dan onze kinderen èn hun boeken tevens werkelijk goede kameraden worden voor anderen.
Voor hen, die geen tijd mochten hebben om zelf met de kinderen hun lectuur te zoeken, geef ik hier enige namen van auteurs (voorlopig alleen Nederlandse, omdat deze lijst anders te veel plaats zou nemen) wier werk waard is, een plaatsje in een huisbibliotheek in te nemen:
Mevr. van Zeggelen, Cor Bruyn, Ida Heyermans, Mevr. Asscher - Pinkhoff, Mevr. Selliger - Elout, Mevr. T. Hellinga - Zwart, Theo Thijssen, L. Roggeveen, Clémence Bauer, S. Franke, Mevr. v. Oven - v. Doorn, A.M. de Jong, Joh. Kuiper,
| |
| |
Diet Cramer, Mevr. Kuipers - v.d. Koogh, David Tomkins, Mien Labberton, J. Hazelaar, J. Faber, Mevr. Zoomers-Vermeer, Sanie van Buttam, W.G. v.d. Hulst (christelijk), Mevr. Riemens - Reurslag, Marie Schmitz, Joh. Fabricius en nog veel anderen, om van de vele vertaalde werken niet eens te spreken. Hoeveel onvergetelijke standaardwerken bezitten we niet, zoals b.v. ‘Alleen op de wereld’, ‘Robinson Crusoë’, ‘Onder Moeders vleugels’ en ‘Op eigen wieken’, van Louise Alcott, ‘De kinderen van de grote Fjeld’, van Laura Fitinghoff, de ‘Dr. Dolittle’-serie en zoveel anderen - te veel om hier op te noemen. Men raadplege, wil men er meer van weten, de pas verschenen boekengids: ‘De kleine Vuurtoren’, van de dames Kluit, de Gaay Fortman en De Wolff, die van het echtpaar Hellinga, of een andere.
| |
Biografische bijzonderheden omtrent de schrijfster van dit artikel:
NIENKE VAN HICHTUM (ps. v. Mevrouw S. Troelstra-Bokma de Boer), geb. 1860 te Nes (bij Dokkum), stamt uit predikantsfamilie, bezocht dorpsschool en kostschool, had van jongsaf een grote voorliefde voor de natuur en voor boeken, was medewerkster van Nellie van Kol en heeft nog steeds een zeer werkzaam aandeel in de ontwikkeling der kinderlectuur. Haar ‘Afke's Tiental’ betekent een mijlpaal in de geschiedenis der kinderlectuur.
A. Eigen werk:
De geschiedenis van de kleine Eskimo Koedlago. (Derde druk). Oehoehoe of: Hoe een kleine Kafferjongen Page bij de Koning werd. (Vierde druk) Oehoehoe in de wildernis. (Vijfde druk). Een kaffersche heldin of Hoe Oehoehoe Oezinto zocht. (Tweede druk). Sipsu de knappe jongen. Een Eskimo-geschiedenis. (Vierde druk). Afkes Tiental. (Negende druk). Kleine schetsen. (Uitverkocht). Friesche schetsen. (Uitverkocht). Beide grotendeels opgenomen in ‘Moeders vertellingen’. Zwarte Jacob van de Valkenburg. De wonderbare avonturen van Tom Duim. (Tweede druk). Jelle van Sipke Froukjes.
B. Verzamelingen:
Oude- en Nieuwe Verhalen. (Uitverkocht; grotendeels opgenomen in ‘Moeders Vertellingen’). Moeders vertellingen (Derde druk). Kajakmannen (Tweede druk). Gouden sprookjes van Gebr. Grimm. Vertellingen. Verhalen uit de Duizend en één Nacht. Het Groot Vertelselboek. Het Nieuw Vertelselboek. Het groot Winteravond-boek. Het Wereldsprookjesboek. Sprookjes en vertellingen uit verre landen. Het gulden
| |
| |
Sprookjes en Vertelselboek. Sprookjes en vertellingen uit de Landen der Middernachtzon. De mooiste wonderverhalen van Wilhelm Hauff. Sprookjes van Hauff. Vertellingen en Sprookjes van Overal. Sprookjes van de Oude Plantage. Russische Sprookjes. Oud-Fransche Legenden, bijeengebracht door S. Troelstra-Bokma de Boer. Oud-Fransche Sagen. Volksoverleveringen en Sprookjes, bijeengebracht door S. Troelstra-Bokma de Boer. (verzamelingen voor ouderen en daarom onder eigen naam uitgegeven). In samenwerking met Cor Bruyn: Uit het Sagenland. I. Europa (Tweede druk). II. Onze Overzeesche Gewesten. III. De werelddeelen.
Ter perse: De droom van den Herder (een sprookje).
|
|