| |
| |
| |
Kinderboeken
door M.C. van Oven van Doorn
Het kleine meisje zat aan de tafel en knipte plaatjes en de regen druppelde langs de ramen.
Naast haar lag een oud tijdschriftnummer en een catalogus van een grooten winkel ergens in Parijs, en het kleine meisje knipte en het regende buiten, o, wat regende het!
Ze bladerde in het tijdschrift en zocht een nieuw plaatje, en even keek ze naar het tuintje, met de groene, glimmend natte heesters en daarachter de donkere boomstammen met hun kale, blinkende takken; en toen knipte ze weer. En de kindermeid verstelde witte lakens en zong droevige liedjes en de naaimachine snorde.
Toen werd er gebeld en de zusjes kwamen thuis uit school en hingen hun natte mantels en hoeden aan den kapstok, en ze liepen de kamer binnen en legden de schooltasschen in een hoek en keken naar de uitgeknipte plaatjes.
‘Zullen we je voorlezen?’ vroegen ze, en ze openden de speelgoedkast en zochten de prentenboeken. Van Keutje die niet naar school toe wilde gaan en het prentenboek van tante Pau.
Wat hinderde het nu nog of het regende? In den tuin bleef alles hetzelfde, de regen drupte en de natte kiezelsteentjes glommen, maar als de prentenboeken opengingen, dan opende zich een nieuwe, wonderbare wereld, een wereld die ieder minuutje anders was; en ademloos volgde het kleine meisje al het vreemd gebeuren in het verhaal van stoute Keutje, en haar vingertje wees de plaatjes aan; en ieder versje van tante Pau was een geschiedenis, tante Pau nam je mee naar buiten, naar het bosch of naar het strand en de zon scheen en klein broertje was jarig en speelde treintje met de stoelen en groote broer vertoonde het poppentooneel......
‘Nu van A is een aapje,’ zeiden de zusjes.
‘Dat kan ik zelf voorlezen,’ zei het kleine meisje, en ze trok het boek naar zich toe en las van de A die een Aapje en de B die een Bakker was, het heele alfabet door, en de zusjes lachten en lachten!
| |
| |
‘Waarom lachen jullie mij uit? Ik lees het toch goed?’ vroeg het kleine meisje.
‘Je leest niet maar je zegt het op uit je hoofd,’ zeiden de zusjes.
‘Maar ik wil zelf echt lezen; hoe moet ik echt lezen?’ vroeg het kleine meisje.
En de zusjes teekenden de letters: ‘dat is een A, je moet A zeggen......’
Toen het kleine meisje lezen geleerd had, las ze zelf haar prentenboeken. Van ‘Helden zonder zwaard’ en ‘Robinson Crusoe.’ En dikwijls stond ze te kijken voor het boekenkastje; dat had een glazen deurtje en daarachter stonden de boeken van de zusjes, de mooie roode en blauwe en groene bandjes met vergulde lettertjes op den rug.
‘Mag ik die niet lezen?’ vroeg het kleine meisje.
‘Dat zijn boeken in prachtband,’ zeiden de zusjes, ‘daar zijn wij erg zuinig op.’
‘Ik ben gauw jarig, dan vraag ik zelf een boek in prachtband,’ zei het kleine meisje, en toen ging ze een verlanglijst maken. Maar ze kon nog niet schrijven en daarom knipte ze de letters uit een oude krant en plakte ze naast elkaar, wat een lastig werkje was, want de lettertjes waren erg klein en bleven overal kleven.
Toen het kleine meisje jarig was, kreeg ze twee boeken ‘in prachtband’. ‘Dina en haar pop,’ heette het eene, door Agatha, en het andere ‘een klein, klein jokkentje maar,’ door J. Schaap. Niet alleen de band, maar ook de inhoud was prachtig, en beide boeken werden gelezen en vele malen herlezen en bij de allermooiste hoofdstukken werd een papiertje gelegd, zoodat je altijd de mooie stukjes gauw terug kon vinden.
Het kleine meisje werd een groot meisje, een schoolmeisje, maar in haar heele kinderleven bleef het boek een belangrijke plaats innemen. Naast de eerste twee boekjes stond nu op haar boekenplankje een heel rijtje; ‘Het Jodinnetje van Elspeet,’
| |
| |
‘Fulco de Minstreel’, ‘Uit het Wonderland’ van Christine Doorman, en in de breede vensterbank zat ze en ze las het eene boek na het andere; urenlang leefde ze in een verre wereld met de helden en heldinnen uit de verhalen, zonder iets te hooren of te zien van wat er om haar heen in de kamer gebeurde. De klok, die aanwees dat het schooltijd was, bracht haar terug tot de alledaagsche wereld van het heden; en toch, als ze dan op straat liep, had ze soms het gevoel dat de wereld om haar heen veranderd was, dat ze zelf een persoon uit een boek voorstelde; en keek ze de gewone bekende dingen van iederen dag dan niet opeens met heel andere oogen aan? En om vier uur, als ze met een vriendinnetje naar huis liep, voerde de weg dan niet juist langs den boekwinkel, en drukten ze hun neuzen niet tegen de ruiten om de heele etalage af te speuren naar nieuwe, nog onbekende meesterwerken van de kinderauteurs van dien tijd?
Ze praatten ook over de boeken die ze gelezen hadden. ‘Vond jij ook juist dat stukje zoo mooi?’ - ‘Vind jij het ook niet onbegrijpelijk dat er kinderen bestaan die beweren dat ze niet van lezen houden?’ - ‘Zou het niet komen omdat ze niet weten hoe heerlijk het is om je in een boeiend verhaal te verdiepen?’-
Ieder die zelf als kleine jongen of klein meisje onvergetelijke uren met zijn boeken heeft doorgebracht, kent de waarde van het goede kinderboek en zal wenschen, dat zijn kinderen op hun beurt van hun boeken zullen genieten. En het spreekt vanzelf dat we allemaal ons best willen doen om voor onze kinderen juist die boeken te kiezen, die hen niet alleen zullen boeien (wat voor een goed kinderboek toch in de eerste plaats een vereischte is), maar die tevens ongemerkt tot hun gedachtenverruiming zullen bijdragen, hetzij, om een paar voorbeelden te noemen, door bewondering aan te kweeken voor ons mooie Nederlandsche land, voor den rijkdom van onze Nederlandsche taal, door kennismaking met levenswijze en
| |
| |
gewoonten van andere volken in andere landen of in andere tijden, door klaarheid te brengen in verwarde begrippen, door mede te werken tot het beter begrijpen van het doen en laten van mensch en dier.
We hooren wel eens zeggen, dat in onzen onrustigen, gejaagden tijd de belangstelling voor het kinderboek aan het afnemen is. Wie het tegendeel beweert heeft meer kans het bij het rechte eind te hebben. Er wordt door onze kinderen veel gelezen, juist in tijden van onrust geeft het goede kinderboek rust, door de gedachtenconcentratie die er voor noodig is om het te genieten. En tevens kan het voor de ouders een bondgenoot zijn, een niet genoeg te waardeeren hulpmiddel bij levensopbouw en karaktervorming.
En nu willen we dus graag aan ons kind een mooi boek present geven. Maar nu komt de moeilijkheid. Welk boek kiezen we? Er zijn er zooveel...... We willen niet het eerste het beste nemen, we willen met zorg te werk gaan, we willen weten of onze keuze goed is.
Dit is inderdaad een lastig vraagstuk, en voor de oplossing mogen we het ons vooral niet te gemakkelijk maken. Het zou ons kunnen vergaan als het jonge mamaatje uit ‘Mr. Punch among the children’, dat in een gemakkelijken stoel naast de theetafel gezeten, aan het dochtertje van een jaar of acht, dat in een kussen gedoken op den grond ligt te lezen, vraagt:
- Is that a nice book, darling?
- It 's lovely, mummy, but the ending 's sad.
- What happens?
- Oh, she dies, and he has to go back to his wife.
Het probleem van geschikte jeugdlectuur was blijkbaar iets waar dit mamaatje zich tot nu toe weinig om had bekommerd.
Maar we willen een kinderboek uitzoeken en nu zijn we nog niet veel verder. Wat zoudt u er van zeggen als we elkaar maar eens rendez-vous gaven bij den boekhandelaar? Wij kunnen
| |
| |
dan eens zien wat voor nieuws er dit jaar op het gebied van kinderlectuur verschenen is; als u dan vertelt voor welken leeftijd u iets zoekt en ook iets over de liefhebberijen van het kind dat het boek present zal krijgen......
Laten we maar naar binnen gaan, en we vragen den boekhandelaar om een collectie kinderboeken klaar te leggen, ja, vooral nieuwe, en voor verschillende leeftijden.
Het is ieder jaar weer verbazingwekkend zooveel moois als we te zien krijgen, en het is wel goed om eens even te bedenken dat we voor ieder boek, dat we hier voor ons zien liggen, eigenlijk vier personen dankbaar moeten zijn: den boekhandelaar, die het ons gemakkelijk maakt om al wat in den laatsten tijd voor onze jeugd verschenen is, althans een groot deel daarvan, hier bij elkaar te zien; den uitgever, die de keurige uitgave verzorgde; den teekenaar, die er smaakvolle illustraties voor maakte, en den schrijver, om nog niet te spreken van den zetter, drukker en binder, die toch ook allen op hun beurt hun best hebben gedaan.
Vindt u ook niet dat juist in de laatste twintig jaar de illustraties van de kinderboeken aldoor maar mooier zijn geworden? En dat is niet alleen de reproductie-techniek, die zich zoo ontwikkeld heeft, maar we mogen heusch ook wel trotsch zijn op onze knappe Nederlandsche teekenaars, die meer en meer begrepen hebben dat het succes van een kinderboek voor een belangrijk deel met de verluchting verband houdt, dat er eenheid behoort te zijn tusschen tekst en teekening, zoodat we op dit gebied werkelijk in ons kleine Nederland welhaast aan de spits staan!
Willen we nu eerst eens voor de kleintjes zoeken? Kijk, hier aan het uiteinde van de lange tafel liggen de onverscheurbare prentenboeken, waarvan we er een voor onzen allerjongste kunnen kiezen. Laten we de ‘Dierenvriendjes’ van Pol Dom eens inzien, en dat roode dierenboekje van Rein van Looy. En daar ligt ook een tweede druk van ‘Sinterklaas Kapoentje’, met die alleraardigste platen van Freddie Langeler. Er zijn
| |
| |
ook versjes bij, maar eigenlijk zijn dit nu echt platen om bij te vertellen, en al vertellende ontdekken we telkens nieuwe details; ik bekeek het onlangs met een kleinen dikken jongen van een jaar of vier, en toen het uit was, zocht hij gauw weer de eerste bladzijde op en zei: ‘Nog eens.’ En hoe vindt u die vier kleine prentenboekjes van Rie Cramer, ‘Luilekkerland’, ‘Dokter Levertraan’, ‘Dommie Dik’ en de ‘Poppenbruiloft’. Van Dommie Dik die zoo vreeselijk de hik had en van Jantje die geen levertraan wou slikken...... niet alleen voor onze kleuters maar ook voor volwassenen is deze humor een ware opfrissching. Daar zien we ook ‘Pompijntje het Kabouterkind’, een dik boek met een heele verzameling gezellige vertelselversjes; een klein meisje zei tegen mij: ‘Bij die versjes zou ik wel allemaal liedjes willen maken!’ Dat boekje ‘Hoe Keesje Knabbel Koning werd’ met plaatjes van Nora Schnitzler en tekst van A.B. van Tienhoven ziet er ook kostelijk uit in zijn fleurig bandje, en wat is er veel in te lezen en te kijken!
Als u zelf graag eens wat met uw kleintjes knutselt, neemt u dan dat kleine boekje ‘Kleuterwerkjes’ van A.A. Fokker en H. Piebenga mee, u vindt er een schat van aardige werkjes in om het grut gezellig bezig te houden.
Mogen we nu eens iets zien voor grootere kinderen? Voor zoo'n hummel die pas kan lezen? Hier is een nieuwe serie ‘Vlindertjes’, van Elise Bronkhorst, met plaatjes van Gretha Bosch van Drakestein, korte verhaaltjes en allemaal woorden van één lettergreep; als deze uitgelezen zijn, kunnen de kinders beginnen aan de ‘Okkie Pepernoot’ boekjes van Leonard Roggeveen, en dan zijn ze ook al vrij gauw toe aan een gezellig boek met verhalen, zooals ik er daar een zie liggen, ‘Twee vriendjes’, heet het, en de verhaaltjes zijn bijna alle van bekende kinderschrijvers waarvan we wel weten dat ze iets goeds leveren. Ook om de ‘Daantje’ 's boeken zullen ze veel pret hebben, vertelsels over dat grappige oude mannetje dat altijd komieke dingen doet, en hier ligt ook het nieuwste boek van Leonard Roggeveen: ‘Pas op, Toontje!’
| |
| |
En wilt u iets hebben om voor te lezen, kijkt u dan eens naar ‘Prutske's vertelselboek’ van Stijn Streuvels, wat een heerlijke humor is dat! Misschien zullen de kinders in 't eerst wat vreemd opzien van de Vlaamsche woorden, maar u kunt deze gemakkelijk verklaren en de sprookjes zijn zoo ‘schoon’ dat dit vertelselboek stellig een sieraad voor het kinderboekenplankje zal zijn! U kunt ook ‘Tommie Appel en zijn avonturen in bananenland’ voorlezen, een gloednieuw boek, bewerkt uit het Engelsch; wat een prachtige uitgave en wat een geestige platen!
We hebben ook nog een jongen en een meisje zoo tusschen de zeven en tien, en nu gaan we eens onderzoeken of we voor die twee ook iets moois kunnen ontdekken. Hier zie ik al iets bijzonder aardigs: ‘de Kersttijd van kleinen Niels’, door Johanna Kuiper. Het verhaal is zoo prettig verteld dat onze Nederlandsche kinderen het zeker met pleizier zullen lezen en dan meteen allerlei wetenswaardigs zullen opsteken over een Kerstvacantie in Zweden.
Dat mooie boek ‘Pommie’ van Rie Cramer is net iets om een klein meisje in verrukking te brengen, en hier zijn nog meer nieuwe boeken die zeker de moeite waard zijn om er nader kennis mee te maken: ‘In en om de klaproos’, door Freddy Hagers, ‘Trieneke, Hansje en Merein’, door Joh. Kuiper, en ‘Drie Vogels uit verschillend nest’, door A. Gass van der Hoop.
Voor dien jongen van een jaar of negen, tien, die natuurlijk volkomen op de hoogte is van de regels van het voetbalspel, is ‘de mooiste overwinning’ door A. van Welsenes een schitterend present, of als u hem liever met lectuur van geheel anderen aard wilt verblijden, kijkt u dan dat boek ‘toen het raderwerk stil stond’ door N.J.P. Smith eens in, of ‘het Vredesgas’ door P.A. Lankester, of ‘De witte ridder’ en ‘het ronde huis’ door Toon Ruygrok.
Dat nieuwe Vlaamsche boek, ‘Warden d'Haene's zevental’ door S. Verzele Madeleyn moet u stellig eens aan uw troepje
| |
| |
voorlezen, en hebt u de nieuwe bewerking al gezien van de bekende avonturen van Alice in Wonderland?
We kijken nog even naar vier nieuwe deeltjes van de serie ‘Naar 't Zonlicht toe’; ‘de Kerstgroet’; ‘Rietje zorgt er voor’, ‘Waardoor Reintje geholpen werd’ en ‘de Wondertempel’, alle van schrijvers en schrijfsters die hun sporen op het gebied van kinderlectuur reeds lang verdiend hebben.
Hebt u ook kinderen zoo tusschen de tien en veertien jaar? Vooral voor die grootere jongens en meisjes moeten we kieskeurig zijn en ons goed rekenschap geven van den smaak van de hij of zij waar het boek voor bestemd is. Als uw jongen van een geschiedkundig verhaal houdt, kijkt u dan ‘Hans het geluksvarken’, verhaal uit den tijd van klokke Roelants en de Gentse wevers door Ph. Exel eens in; of ‘Toni de Scheepsjongen van Columbus’, door N. Renier, dat is werkelijk een bijzonder mooi boek. ‘Wegen door de Wildernis’ van Walter Tomson is meer geschikt voor jongens die het op avontuurlijke verhalen voorzien hebben, en wat vindt u van ‘de Club der Vliegende Hollanders’, door Joh. Mulders voor de vliegenthousiasten? ‘De valk zeilt uit’, en ‘Rinke Luit, de vroolijke veerman’, beide door Cor Bruyn, geven we aan jongens die houden van Hollandschen wind en water......... Onze jonge kampeerders maken we gelukkig met ‘vier jongens met vacantie’, door Marcel Aartz of, als ze wat ouder zijn, met ‘Drie jaar tentleven’ door Jo Roger-Tourte. Laten we nu nog even bladeren in ‘De afspraak’ door Rein Valkhoff en ‘Kees maakt carrière’ door A. Hildebrand, allebei vlot vertelde en boeiende boeken, en dan gaan we naar die tafel daarginds, waar de meisjesboeken liggen uitgestald.
Er zijn er zooveel en ze zien er voor het meerendeel zoo frisch en aantrekkelijk uit, dat het niet gemakkelijk is een keuze te doen. Voor een meisje van een jaar of elf kunnen we ‘Ellie’ door Heleen van Delden meenemen, of ‘vacantievreugde’ door Hellen Randers.
En voor onze groote meisjes......
| |
| |
Vindt u zoo'n bezoek aan een boekwinkel ook niet erg vermoeiend, meneer of mevrouw met wie ik uit ben? Begint het u ook niet te duizelen van al die namen en titels?
Weet u wat, we gaan naar huis. En we vragen aan den boekhandelaar om ons vanavond een stapeltje boeken voor groote meisjes op zicht te zenden. Ja, doet u ‘het jaar van Juup en Toby’ er bij, door Maren Koster, en ‘Blafhoek’ door Lout de Bruine, ‘Marion de Greef's geluk’ door Marie Schmitz, ‘Puk’ door Anke Servaes, ‘Rondom Miek’ door Willy Strijt en nog een paar andere. O, ja, en doet u er dan meteen een proefnummer bij van het kindertijdschrift ‘Zonneschijn’, redactrice Mevrouw D.A. Cramer-Schaap. Stuurt u alles voor vanavond zeven uur? Ja, graag.
Ziezoo, nu kunnen we ons den heelen avond amuseeren met de lectuur. Ik denk niet dat u dat boek zult kiezen over die jonge dames die onophoudelijk cigaretten rooken en likeurtjes drinken, waarvan de een zich verlooft omdat je zoo iets toch ook eens mee moet maken en de ander zich niet verlooft omdat je dat altijd nog wel kunt doen; waarschijnlijk zult u voor uw jongen ook wel niet de voorkeur geven aan een boek, vervaardigd volgens het bekende recept van eindelooze oneenigheden met veldwachters en tantes, waarbij de jeugdige held ten slotte toch de gelukkige eigenaar van een hart van goud blijkt te zijn.
Maar in ieder geval staat het als een paal boven water dat wij zelf moeten lezen en zelf moeten uitzoeken, welke boeken voor onze kinderen waarde hebben. Boeken, die onze kinderen als een kostbaar bezit zullen beschouwen, die zij, evenals het kleine meisje uit het begin van mijn verhaal, op hun boekenplankje een eereplaats zullen geven. Boeken die zij nooit zullen vergeten.
| |
Biografische bijzonderheden omtrent de schrijfster van dit artikel:
M.C. VAN OVEN VAN DOORN werd in 1885 te Den Helder geboren, bezocht de H.B.S. voor Meisjes te Haarlem en debuteerde in 1907 met een
| |
| |
kinderboek ‘Eduard Kerner’; was van 1902 tot 1908 werkzaam in het Uitgeversbedrijf, redigeerde van 1908 tot 1918 de kindercourant van het Nieuws van den Dag, woonde achtereenvolgens in Amsterdam, Groningen en sinds 1925 te Leiden.
Werken: ‘Sven's avonturen in het verre Noorden,’ 1928; ‘De Heldendaden van Pikkie Duimelot’, 1930; ‘Krullebol, Kaalkop en Klein Broertje’, 1931; ‘Pikkie Duimelot op reis met oom Likkepot’, 1932; ‘Stuurman Tjeerd’, 1933; ‘Pikkie Duimelot bij Oom Langejaap’, 1934; ‘Allermerkwaardigste avonturen van de aardige aapjes van Admiraal Adrianus Apekolio’, 1935.
|
|