Milenus clachte(1578)–Johan Baptista Houwaert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] [Promotheus heeft die Egyptenaren] Promotheus heeft die Egyptenaren, Om dat die Princen min souwen zijn verbolghen Op die lantsaten, (naer Plutarchus verclaren) Die wetten ghegheuen die hier naer volghen. Wy commanderen nerstelijck en beuelen, Dat die Princen, om eenich onghelijck Dat hun es aenghedaen, niet en selen Wrake doen ouer arm noch ouer rijck. Want die goede Princen, t'es autentijck, En behooren gheen injurie te wreken; Maer wel te defenderen in t'publijck, Die gheinjurieert zijn oft versteken. Wy beuelen noch en statueren, Dat alle die Princen die van nu voordaen Die Republijcke sullen gouverneren, Gheen weirbaer wapenen en sullen doen aen, En noch min met gheoffenseerde gaen: Want een Prince en mach niet wreet zijn van mijne, Noch vitieus, dat hy in vreese sou staen Vande lantsaten vermoort te zijne. [pagina 123] [p. 123] Wy en willen gheensins ghedooghen = oock, Dat die Prince iemant doode met zijn handen: Ia, noch dat hy met zijne ooghen = oock Iemant sou sien dooden in zijn landen: Want t'souden wesen inreparabel schanden, Soude een Prince iemant sien benemen t'leuen: Maer t'es loflijck, als Princen eenighe vanden Lantsaten hun misdaden vergheuen. FINIS. Vorige Volgende