Milenus clachte(1578)–Johan Baptista Houwaert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] [Dees wetten heeft Plutarchus ghesonden] Dees wetten heeft Plutarchus ghesonden Aenden Keyser Traianus den Potentaet, Soo wy in zijn schriften hebben bevonden, Schriift hy: Wijs Prince, wildy v delicaet Verstant voeghen naer mijnen slechten raet, Ick sal v in t'corte seynden al d'oude wetten: Niet om dat ghyse soudt uytroepen voor t'Senaet, Maer om in v camer op t'buffet te setten. Want ghy voor die borghers en cadetten Veel Loyen ghemaect hebt van diuersche saken, Heb' ick voor v dees wetten willen maken. D'ierste wet es, dat ghij v wel moet wachten Van quade feyten, diemen mocht reproceren. Want daer die Princen goet zijn, wilt hier op achten, Sullen die vassalen hun wel obedieren: Maer als t'hooft iet ghebreect, die leden failleren. Ghij moet Iustitia doen in t'ghelijcke, Weder dat v vrienden oft vijanden = zijn. Ghij en meught faueur doen arme noch rijcke, Weer zij subjecten, oft uyt vremde landen = zijn. Die in t'recht persoonen aensien, tyranden = zijn. [pagina 106] [p. 106] Ghy moet in v woorden waerachtich = zijn, En ghy en meught niet te vele spreken. Want die Princen die loghenachtich = zijn, En in haer beloften vol ghebreken, Worden van vrienden en vijanden versteken. Ghy moet seer soet van conditien, En sorghfuldich ouer alle zijen, Om te loonen die v doen seruitien. Want een ondanckbaer Prince sal God castijen, En die menschen sullen hem vermalendijen. Ghy moet v wachten, als voor die pestelentie, Voor flatteerders, want zy verturberen Die Republijcke: en in v presentie Weten zy behaechlijck te flatteren, En elders v fame te deminueren. Wildy dees vijf wetten wel onderhouwen, Ghy Potentaten, die hier staen gheschreuen; Soo suldy d'inconuenienten schouwen, Die de Princen dickwils bringhen in sneuen. Gheen beter wet, dan een deughdelijck leuen. FINIS. Vorige Volgende