1. Het zeer willekeurige hoofdlettergebruik van het handschrift is aldus genormaliseerd, dat elke versregel en elke nieuwe zin met een hoofdletter beginnen, en dat de naam van God, eigennamen en aardrijkskundige namen in de toneelaanwijzingen en in de dialoog van hoofdletters zijn voorzien (Gewoonte, Manier, sMenschen Sin, Verganckelicke Scoonheit, Moijses, Venus, Leijen, etc.). De aanduidingen van de personages boven de clausen zijn klein kapitaal gedrukt, de naam van Verganckelicke Scoonheit, waarvan nu eens de ene dan de andere helft wordt weggelaten, telkens voluit.
2. Een moderne interpunctie is aangebracht, met handhaving van:
a. het onregelmatig gebruikte pauzeteken: de schuin-verticale streep.
b. twee gevallen waar het hs. een forse punt heeft (314 achter Juijn, 340 achter binnen) en de dubbele punt of wat daarvoor kan doorgaan achter gedaen in 313.
c. de ronde haakjes voor het aangeven van parenthesis in de vss. 33, 133, 137, 171, 173, 259, 337, 426, 620, 639, 643, 651, 869, 892/3, 912, 924, 927 en 930. De overige zijn door ons aangebracht.
d. het vrij vaak gebruikte vraagteken, dat er in het hs. uitziet als een punt en een ronde haal naar rechts erboven, in de volgende verzen: 32, 35, 37, 41, 53, 65, 70, 95, 97, 99, 108, 175, 178, 181, 184, 308, 321, 330, 416, 712a, 712b, 762 en 767.
De overige vraagtekens zijn van ons afkomstig.
3. Gehandhaafd bleef de dubbele schuin-verticale streep ter aanduiding van het dubbel- en binnenrijm. Dit teken is veelvuldig, zij het ook niet geheel consequent, in het hs. aanwezig, doch nooit op het eind van een vers en, met uitzondering van vs. 893, niet achter het sluithaakje bij parenthesis (bijv. 259).
Soms bleef het ten onrechte achterwege, bijv. in de vss. 235, 239, 475 en 776.