Verzen voor de Leidse loterij en de rederijkerswedstrijd van 1596
(1994)–Jan van Hout– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
De Leidse rederijkerswedstrijd van 1596Op zondag 26 mei 1596 was het zover: Vrouwe Retorica verwelkomde de rederijkerskamers aan de Leidse Zijlpoort. Timmerlui hadden een toneel gebouwd van waaraf zij de intrede kon gadeslaan. Dankzij de gedrukte tekstboekjes, Den Lust-Hof van Rethorica en Cort Verhael, is het mogelijk een vrij nauwkeurige beschrijving te geven van het verloop van de wedstrijd. Tijdens de intrede beeldde elke kamer `het leven der Tyrannen’ uit: `wat een beloonen zy oyt verworven hebben voor haer doot en naer’. Ga naar eind31 Bijna alle kamers voerden wel een Nero, Caligula en Herodes in hun stoet mee. Van de Zijlpoort trokken de rederijkers eerst in optocht door de stad, daarna werd elke kamer naar zijn herberg geleid. Als bijlage 2 is hierachter een kaart opgenomen met een overzicht van de weg die de stoet volgde en de plaatsen waar de rederijkers gelogeerd waren. De dag werd op lachwekkende wijze afgesloten door de zotten. Ga naar eind32 Zij vierden de bruiloft van Joncker Mors en Vrou Lors met een feestmaal, dat bestond uit `fijne kouc’ en `erweten’ die werden opgediend in drie vloten. Ga naar eind33 Het bruidspaar werd verblijd met onder andere de volgende `geschenken’: een bundel kerfstokken, een lantaren zonder licht, mosselschelpen om de aars te krabben en enkele pispotten. De eigenlijke rederijkerswedstrijd begon op maandag 27 mei 1596. 's Ochtends om acht uur werden de rederijkers van hun herbergen opgehaald door leden van de Witte Acoleyen. Iedereen droeg, met het oog op de verklaring van de intrede, weer `tselfd' habijt’ als de vorige dag. Ga naar eind34 Vrouwe Retorica wachtte de kunstbroeders op, ditmaal aan de Breestraat waar een tweede toneel opgetrokken was. Bovendien waren er tribunes voor de toeschouwers gebouwd. Ga naar eind35 Retorica troonde op een fraai opgetuigde zetel met `aen wederzijden drye van haer Gesusters inder vrye Consten’. De zeven artes liberales waren dus gepersonifieerd, `elcx met hunne tytels ende bewijs van hun Constige handwercken’. Ga naar eind36 Aan de voeten van Vrouwe Retorica zaten de `Auditores’, dat zijn juryleden of gecommitteerden van elke kamer. Om de jurering zo eerlijk mogelijk te laten verlopen hadden de Acoleyen namelijk al in de kaart gevraagd:
Retorica heette alle kamers afzonderlijk welkom en vroeg om een uitleg van de intrede. De antwoorden, waarin elke kamer de personages uit de eigen stoet aan haar voorstelt, zijn in balladevorm gegoten. Daarop volgde het aanbieden van de blazoenen, een soort houten wapenborden of -schilden. Eén van de drukken van Den Lust-Hof vermeldt in een aantal gevallen wie de schilders van deze blazoenen waren. Zo weten we dat niemand minder dan Karel van Mander de blazoenen van de Haarlemse kamers Trou moet Blijcken en de Witte Angieren verzorgde. Ga naar eind38 De blazoenen gingen vrijwel al verloren, alleen het blazoen van de Blaue Acoleyen uit Rotterdam wordt nog bewaard in de Leidse Lakenhal. Ga naar eind39 Voor de middag verklaarden de eerste vijf kamers hun intrede, na de middag volgden de andere vijf. De dag werd afgesloten met toneelspel van de Witte Acoleyen: eerst een - niet bewaarde - Prologhe van twee Personagien, gevolgd door het Loterijspel van` Jan van Hout. Ga naar eind40 De leden van de Witte Acoleyen hadden dit spel ingestudeerd ten huize van keizer Mathijs Harmansz van Crenenborch. De drank die tijdens de oefeningen werd genuttigd kwam voor rekening van het stadsbestuur. Ga naar eind41 Dinsdag 28 mei 1596 stond in het teken van de refereinen en liederen. Elke kamer had een referein geschreven op de stokregel:
| |
[pagina 9]
| |
De refereinen moesten bestaan uit vier strofen van zeventien regels in `vrije maet’. Het lied diende gewijd te zijn aan de vraag `hoe Godes gonst staet open, Voor die den armen bijstant doen, en toonen deucht.’ Ga naar eind43 Weer kwamen er vijf kamers vóór en vijf na het middaguur aan de beurt. Ook deze teksten zijn te vinden in de verschillende edities van Den Lust-Hof.Op woensdag 29 en donderdag 30 mei mochten de kamers een toneelstuk spelen, `nieut of out’. Er was, wegens de korte voorbereidingstijd, geen spelonderwerp vastgesteld. Ga naar eind44 De meeste kamers kwamen met een esbattement of `een drollige of outbollighe Cluyt’. Ga naar eind45 De toneelteksten ontbreken in Den Lust-Hof van Rethorica. Alleen de klucht Vanden vloijvanger van Trou moet Blijcken en het spel van de Leidse Vlamingen, Den Spiegel der Liefden van Jacob Duym, zijn overgeleverd. Ga naar eind46 Het laatstgenoemde spel van Duym had, net als het Loterijspel van Van Hout, tot doel de liefdadigheid te bevorderen:
Helaas zijn deze proloog en conclusie niet overgeleverd - wat overigens wel begrijpelijk is: toen Duym in 1600 zijn Spiegelboeck liet drukken hadden deze teksten immers geen actualiteitswaarde meer. De woensdagavond werd afgesloten met een feestmaal, aangeboden door de Witte Acoleyen aan Keizer, Prins en Factor van alle kamers die te gast waren. Ga naar eind48 Vrijdag 31 mei, de slotdag van het Leidse rederijkersfeest, was voor het juryoordeel en de prijsuitreiking door Vrouwe Retorica. De jury bestond uit gecommitteerden namens de kamers en `eenige neutrale, ende onpertijdige personen, de const verstaende’. Jan van Hout moet tot deze onbevooroordeelde kunstkenners hebben behoord: zowel de puntentelling als het berijmde juryrapport en het bijbehorende zogenaamde `solemnele dichtwerk’ zijn in zijn handschrift overgeleverd. Het juryoordeel werd ter goedkeuring voorgelegd aan de Leidse burgemeesters. Ga naar eind49 Leden van de Witte Acoleyen leverden de prijzen vervolgens bij de winnaars persoonlijk af. Een en ander lokte weer een stroom reacties uit, `Sonnetten/ Epigrammen/ ofte Rondelen’, maar daarvan bleef niets bewaard. Ga naar eind50 Na de prijsuitreiking konden de rederijkers weer naar huis. Gedurende de wedstrijd had er nog een bijzondere gebeurenis plaats: de Vlaamse kamer uit Haarlem, de Witte Angieren onder de zinspreuk `In Liefde getrou’, legde haar meesterproef af. De officiële erkenning van een rederijkerskamer verliep vermoedelijk stapsgewijs. De kamer van de Witte Angieren was in 1593 tijdens de wedstrijd in Zandvoort al gedoopt. Ga naar eind51 Nu, in Leiden, moest de kamer bewijzen als volwaardige kamer te kunnen meedraaien. Van Hout had de test al aangekondigd in de Missive:
De meesterproef bestond onder meer uit het maken van een referein: als enige kamer declameerde de Witte Angieren een antwoordvers na het welkom van Retorica; hierin zijn de namen en spreuken van de overige deelnemers verwerkt. Verder had ze als enige een `Uytsprake gedaen op 't Tonneel in t' overleveren van t' Blazoen’. Ga naar eind52 | |
[pagina 10]
| |
Het rederijkersfeest kostte de stad Leiden in totaal ruim 1844 gulden, geen gering bedrag. Ga naar eind53 Toch waren de organisatoren tevreden. Mede door de inzet van Jan van Hout had de aloude rederijkerskunst geschitterd op een wijze, die herinnerde aan het Antwerpse landjuweel. Doch het succes gold evengoed de loterij: het volk gaf massaal gehoor aan de oproep loten te kopen. |
|