Woord vooraf
Jan van Houts vertaling van George Buchanans Franciscanus moet in inhoudelijk en verstechnisch opzicht een radicale breuk met de middeleeuwse dichtpraktijk hebben vertoond. Zo'n geleerde antiroomse verssatire bestond bij ons nog niet, ook de alexandrijnen (staand en slepend rijm afgewisseld) en zijn navolging op een eigen Nederlandse manier van de Latijnse quantitatieve verstechniek door de regelmatige wisseling van woordaccent (metrum) waren in de Hollandse literaire wereld nieuw. Het is daarom zeer te betreuren dat Van Houts Nederlandse versie van deze verssatire nog steeds zoek is, te meer omdat de Franciscanus sindsdien nooit meer in het Nederlands is vertaald.
In geval van uitgave zou de vertaling vooraf zijn gegaan van een opdracht aan een beschermheer, een voorrede en wellicht ook door lofdichten van vrienden. Een dergelijke opbouw was toen de gewone praktijk. De opdracht en de voorrede zijn, in tegenstelling tot de eigenlijke tekst, gelukkig wel in handschrift overgeleverd. In Jan van Hout - Cahiers nr. 1 werd de ‘Opdracht aan Broer Cornelis’ in facsimile, diplomatisch en kritisch uitgegeven. In Jan van Hout - Cahiers nr. 2 wordt nu de ‘Voorrede’ op dezelfde manier uitgegeven.
In zijn bijdrage over de poëtica van Jan van Hout zal Johan Koppenol ingaan op Van Houts veroordeling van de retorica. Vervolgens komt Van Houts poëticaal programma waarin het Platonische ideeëngoed een hoofdrol speelt, aan de orde. Daarna volgt een schets van het zogenaamde Leidse ‘Gezelschap’ waarvoor de ‘Voorrede’ bedoeld was, en tenslotte komt de tegenstand die in Amsterdam tegen de nieuwe, Leidse, literaire opvattingen bestond, uitvoerig aan de orde.
In de bijdrage van Karel Bostoen wordt aan de hand van eerdere studies een overzicht gegeven van wat er tot nu toe over de ‘Voorrede’ bekend was. Daarna wordt nagegaan welke bronnen Van Hout heeft gebruikt en hoe hij die heeft gebruikt. Tenslotte wordt de datering van de ‘Voorrede’ behandeld. Een lijst van geraadpleegde literatuur sluit dit inleidende gedeelte af.
De tekstuitgave bestaat, zoals in Cahier nr. 1, uit een facsimile-editie van het handschrift met daarnaast de diplomatische transcriptie. Daarna komt de kritische editie van de tekst, gevolgd door een tekstverklaring. Het geheel wordt afgesloten met een cumulatief register op de Jan van Hout-Cahiers nrs. 1 en 2.
Dankzij de steun van de Vereniging Oud-Leiden en de hulp van het personeel van het Gemeentearchief heeft Cahier nr. 1 een verspreiding gekend die boven verwachting was. We hopen dat dit opnieuw het geval zal zijn bij Cahier nr. 2.
Wat betreft het onderdeel van de inleiding dat gewijd is aan de poëtica van Van Hout, vermelden we de genereuze hulp van onze collega mevrouw dr. M. Spies van de Universiteit van Amsterdam. Steun bij de taalkundige interpretatie hebben we gekregen van collega mevrouw drs. A.A. Sneller-Van Veen van de RU Leiden.
Leiden, 1 september 1992