Loterijspel
(1998)–Jan van Hout– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 399]
| |
Ga naar margenoot+
Bouw[en]
O rycke Heere G[odt, wa]t is doch ons arme lantluy* haer leven!Ga naar voetnoot1
Vintmen doch wel v[an el]lendiger tyt en dingen bescreven?
Ic geloof voor zeeck[er ne]en, geensins. En voor allen icken,*Ga naar voetnoot3
Die tweemael ryc was [ende] gezworen*, in de hoochste staet verheven:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Waer ben ic doch toe comen, zo arm, dat ic moet gaen om myn sticken?*Ga naar voetnoot5
Ic, alderarmste mensch! Hoe lydige zwaer* valt my dit wicken*Ga naar voetnoot6
Van tonlydelicke* pac der armoeden, my een groot cruys om dragen.*Ga naar voetnoot7
Tis goet te zeggen: ‘Weest verduldich, Godt zalt anders schicken’,*Ga naar voetnoot8
Jae recht,* ‘tcruys en wert niet verlicht, mer vermeerdert doer veel clagen’.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Tis goet te zeggen, mer kyc, als ic begin te dencken om myn voorleden dagen,*Ga naar voetnoot10
Zo berst myn hart van druc.* Aldereerst, doen Haerlem was beleyt,Ga naar voetnoot11
Zat ic op een schone wooning te Lis.* Daer zach ic al myn beesten ofjagenGa naar voetnoot12
Vanden papouwen,* daer nae myn wooning verbranden, o drouvich feyt!Ga naar voetnoot13
Griet, myn dochter, worde vercracht; Claes, myn zoon, vermoort, mer tmeeste leyt*Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Geschiede aen myn wijf, dat ic zach.* Die schelmen vol schandenGa naar voetnoot15
Pynichden my noch om myn gelt. Ic mochtet niet lyden:* ic hebter geseyt.Ga naar voetnoot16
Zy nament altemaelen wech en bonnen my wel styf mit banden
Aen een paerdestaert, mer mit groot geluc ontquam ic haer handen
En raecte tSassem* in tleger. Daer worde ic een poynier,* eylaci,*Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En creechet wat beter, tscheelde niet veel. Ic volchde den hoop* zo lang dat de landenGa naar voetnoot20
Weder werden verenicht, naer Gods wil, mit de Gentsche Pacificaty.*Ga naar voetnoot21
Doen greep* ic weder moet. Ic troude myn tweede wyff, mijn hylix goet was een manden.*Ga naar voetnoot22
Ic naerstich aen twercken! God gaf den zegen, de luyden toonden ons gracy.*Ga naar voetnoot23
Ik bequam een hockeling,* cost 2 lammers,* foctese aen en in corter spacy*Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Werdet een koe. Ic huyrde wat landts, wy hebben ons vlytich erneert.*Ga naar voetnoot25
De huyr was cleyn, boter en kaes gout veel.* Ic raecte weer in stacy,*Ga naar voetnoot26
| |
[pagina 400]
| |
Eer lang hadde ic coeyen, paerden, verckens, van als verconvereert.*Ga naar voetnoot27
Omtrent Alblas* huyrde ic een wooningsken, myn huysgesin es vermeert,Ga naar voetnoot28
Twas al voorde wint, niemant mocht my crencken.
30[regelnummer]
Daer naer cocht icket heel goet coop, twas zo myn wyfs begeert.*Ga naar voetnoot30
De dagen betaelende, loste ic de renten.* Niet min was myn dencken,*Ga naar voetnoot31
Dan dat ic daer, eylaes, wyf, kinderen en vee zou zien verdrencken!
Een schoonen boomgaert hebbe ic omtrent myn wooning geplant;
Ic plouchde, ic zaeyde, ic sach dat myn Godt in overvloet ginc schencken
35[regelnummer]
Den vollen beecker. Ic worde molemeester,* jae ambachtsbewaerder* te handt,*Ga naar voetnoot35
Somma, ic was tcatgen.* Al de buyren zochten raet aen myn natuyrlic verstand[t],Ga naar voetnoot36
Ga naar margenoot+Twas al Bouwen [buyr] voor, Bouwen buyr midden, Bouwen buyr naer;
Ic en kende myn [zel]fs nau langer, ic moetet zeggen al est myn sch[andt].
Mer hoe voer ic [te]ynden! Tis geleden nu bycans anderhalff j[ae]r,
40[regelnummer]
Dat ic snachs, te bed leggende by myn wyfgen zaliger, die van haer vierde kint was zwaer,*Ga naar voetnoot40
Zo hoorde ic een groot geruysch, toverdencken doet my noch de beenen bezwycken.
Ic sprong uyt tbedde, loop op myn werff. O lieve Heer, wat hoorde ic daer?
De clocken gingen overzy,* men riep: ‘Waternoot, het water deurbreect de dycken!’Ga naar voetnoot43
Ende middeler tijt* zye ic het bruysschende water comen aen strycken.*Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Ic criet:* Lyef wyf, bercht u lyf en u kinderen! Tis grote noot,Ga naar voetnoot45
Twater heeft de dycken deurbroocken! Noyt plaech diesgelycken!*Ga naar voetnoot46
Verlaetet al, bercht u, bercht u of gy blyft hier al tsamen doot!
Ic greep een spae in myn handt, naer den dyc dat ic vloot.
Hoet myn wyf maecte* mitte kinderen weet ic nyet, zy mosten blyven,*Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Mit meyt en knecht en al ons vee. Een uyr maecte my van als bloot.*Ga naar voetnoot50
Daer stond ic deerlic* en zach menschen, coeyen en paerden dryvenGa naar voetnoot51
Over myn besaeyde landen. Den druc* en coude deen my de leeden verstyven.Ga naar voetnoot52
Tot myn zelfs comende dacht ic: O lieve Heer, nu wat raet?
Nu ben ic voorden tweedemael Job.* Machmen van meerder allenden scryven?Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Ic trooste mijn mit God, die volgens tseggen van onse pastoor de zijnen niet en verlaet,
Wesende dus ellendich in so deerlicken staet
Dat het, eylacy, een steenen hart hadde mogen deeren.*Ga naar voetnoot57
Ic zocht weer werc, vont weynich, ging my mit dycken generen.*Ga naar voetnoot58
| |
[pagina 401]
| |
Om den schamelen cost te winnen, myn zuyren arbeyt quam my te baet.
60[regelnummer]
De zomer comt aen, men spreect om den dyc te repareren.
Ic lichten een deel gelts op grote scha,* of ic most myn land abandonneren*Ga naar voetnoot61
Voor* mijn heer den dycgraeff, ende steecken opten dyc myn spa.*Ga naar voetnoot62
Tlandt wert beverst.* Ic loop op myn goet, om dat te sien stont mijn begeren.Ga naar voetnoot63
Daer comende vont ic myn zelfs noch meer tenden rae,
65[regelnummer]
Want myn landt was belopen* mit zandt, dat was de meeste schae;Ga naar voetnoot65
Myn bogert was uytgegaen* mit al myn jonge boomen en enten.Ga naar voetnoot66
Nu ist mit my altemalen uyt, voor myn en is gien genae,
Want behalve dat ic al myn goet quyt ben, bin ic noch beswaert mit grote renten
Ga naar margenoot+Dats te zeggen twee[mael te n]iet. O, gy besitter vande hemelsche tenten,
70[regelnummer]
Verlaet g[y my in] dees grote schaede, die maect my desperaet?
Ic zou myn om een haer begeven tot liegen, bedriegen, ja steelen en oneerlicke regimenten,*Ga naar voetnoot71
Want om te bedelen schaem ic my te zeer, als ic denc om myn voorleden stae[t];
Immers: daer ic ben bekent, darf ic nau comen op straet.
Hola, daer most ic myn al wat anders op bedencken.* Eerst opt liegen.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Tliegen en waer zo groten noot niet, een kniplogentgen* en es niet quaet,Ga naar voetnoot75
Pleech myn heartgevaer* te zeggen. En tbedriegenGa naar voetnoot76
En es geen* langer sonde; de meeste menichte al viel hoger vliegen.*Ga naar voetnoot77
Mer waer in zoude icket beginnen? Ken heb noch gien ydle cas.*Ga naar voetnoot78
Hadde ic slechs wat om handt, ksou tkinnetgen me wel leeren wiegen.*Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Mer wat zal ic mit ydle* handen gaen beginnen? Daer is niet een penning in myn tas.Ga naar voetnoot80
Wat volcht daer naer? Steelen. Ic stool me wel al den bras.*Ga naar voetnoot81
Wat volcht daer naer? Mer... de dieven pleechmen te hangen!
Mer men doetet nu niet meer, ten is niet gelyct van outs te pleegen was,
Men sietse nu al doer de vinger. De catten die wel muysen vangen
85[regelnummer]
En doot men niet.* En of ic al de strop aen myn keel voelde prangen,Ga naar voetnoot85
Dan waer ic doot en teffens van alle zwaricheyt verlost.
Zou ic doer steelen myn leven vercorten? Neen, ic wilt liever verlangen*Ga naar voetnoot87
Zo lang als ic mach en vertrouwen den Heer. Ic zal crygen de cost.
Daer valt my wat in dat myn ons coster zeyde, als wy lest zaten in de most,*Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Dat van outs, als de luy gelyc ic nu mit zwaricheyt waren belaen
En als zy mit tcleet der vertroostinge begeerden te zyn gedost,
| |
[pagina 402]
| |
Datse naer het Delfsche miraeckel* of driaeckel* plegen te gaenGa naar voetnoot92
En dat hen daer uyt een groote ketel al watse begeerden conden verstaen
Van de heer, hoe hieten hy ooc, Ap, Appel, Appellis* geheten.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Daer staen wel zo veel grote ketelen, ic wil gaen maecken myn reys derwerts aen;
Al te haest dat icker een vin, daer men my zal connen doen weten
Hoe ic myn best zal dragen* om gaern schade telyden. Dese secretenGa naar voetnoot97
(Al zouden my daeromme een hoop tjanckers* fel vloucken)Ga naar voetnoot98
Zel ic becomen, want die - dus als ic zy - zyn gebeten,
100[regelnummer]
Begeren hulp en troost, al zoudense in de hel zoucken.
Binnen
|
|