Stichtelyke zinnebeelden
(1723)–Arnold Houbraken– AuteursrechtvrijGepast op deugden en ondeugden, in LVII tafereeelen vertoont
[pagina 125]
| |
Een goet voorbeeld heeft kragt.Draagt de Oyevaar, uit tedre zugt,
En dankbre liefde, op zyne vlerken
Zyn moedlooze ouders door de lugt,
En schaft hun spys, om 't hert te sterken;
Hoe veel te meer behoort een mens,
Een Christen, zyn nooddruftige ouderen,
De hand te bieden naar hun wens,
Hun last te stutten met zyn schouderen,
Zoo veel 't in zyn vermoogen leid!
Gewis, dat eist de Dankbaarheid.
| |
[pagina 126]
| |
XXIX. Zinnebeelt.De Oyevaar is een Zinnebeeld van die Liefdepligt dien wy aan onze ouderen verschuldigt zyn. Aelianus, een yverig onderzoeker van de natuur der Dieren, zegt van de zelve: Hoewel zy door geen wet tot deze liefde verbonden zyn, zoo worden zy nochtans door de goedaardigheit hunner natuur daar toe gedreven. Dus verhalen ook anderen en zeggen: door bevindingen ontdekt te hebben, dat de jongen der Oyevaren, wanneer d'oude door ouderdom stram geworden, met vliegen niet meer volgen konnen, hen weerzyds onderschooren. De uitstekende liefdedaad van Eneas, omtrent zynen stokouden Vader Anchises, dien hy in der yl uit de Troyaansche vlamme weg droeg, is by Virgilius berugt. Nog een staal van byzondere liefde en Godvrugtigen kinderpligt, vinden wy in de Roomsche gedenkschriften, van een Dochter omtrent haren Vader, ten tyde als Quintius en Attilius Borgermeesters waren. Deze, als hare vader gevonnist was om van honger in de Gevangenisse te moeten sterven, onderhield hem steelswyze met de melk harer Borsten; zoo lang tot dat dit uitquam; die daad by allen geroemd, en de oude man van den kerker ontslagen wiert. Deze histori vinde ik afgebeelt en toegepast op Paus Klement den tienden, op eenen Gedenkpenning, hem ter eere geslagen, staende op de eene zyde zyn beeltenis in Pausselyk gewaat, op de andere deze zoogende vrou met het byschrift, VIVIFICAT ET BEAT; zoo veel als, HY MAAKT LEVENDIG EN ZALIG. | |
[pagina 127]
| |
Dogh Valerius Maximus vertelt deze geschiedenisse van een aanzienelyke vrou, die ter doot veroordeelt, aen den Drieman wert overgegeven, om haer in den kerker te doen worgen. De Stokbewaarder haer van den Drieman overgenomen hebbende kreeg medelyden met haer, en stelde hierom de dootstraft uit. Met eenen gaf hy toegang aen haer dogter tot de moeder, nadat hy haer telkens van te voren wel ondertast had of ze geen spys by zich hadde om haer moeder te voeden. Dus zouze, meende hy, van honger wel sterven, zonder dat men haar een geweldige dood aandeed. Als dit vast eenige dagen aanliep zonder dat ze den geest gaf, begon hy hier over te maalen, kunnende niet vatten hoeze zoo lang in 't leeven bleef. Hy verspiedde dan de dochter, en zagh door eene reet, hoeze haere borst ontblootte, en de oude vrou, als een kleen kint, zoogde. Bewogen door zo vreemt een zaak, gaf hy 'er kennis van aan den Drieman, dees aen den Schout, de Schout weder aen het Gerecht, dat verzet op zoo wonderlyk een geval de gevonnisde vrouw in vryheit stelde. Wat doorboort, roept de Schryver uit, wat bedenkt de kinderliefde niet, die een nieu middel wist uit te vinden, waer door een kint zyne moeder in 't leven hielt? Want wat is zoo ongewoon, zoo ongehoort, als dat een moeder door de borsten van hare dogter gezoogt is? Iemant, vervolgt hy, mogt meenen dat dit tegen de natuur gebeurt is, indien het beminnen der ouderen de eerste wet der Natuure niet ware. Dezelve Schryver verheft de liefde van Cimon, zoon van Miltiades, dien doorluchtigen Veltheer, ten hemel: omdat hy het lyk zyns vaders, in den kerker gestorven, uit die banden loste, met zich zelven gewilligh in zyn plaets gevangen te laten zetten. Want, zegt hy, schoon deze Cimon daerna verheven wiert tot eenen man van staet, en voor het | |
[pagina 128]
| |
vaderland te velde trok, nogtans behaalde hy hier door veel meer lof in den kerker, dan op het Raedthuis. Een opmerkelyk voorval van gelyken aart verhaalt D.P. Pers, in zynen verwarden Adelaar, aldus; 'Terwyl de Spanjaards in 't jaar 1574. op Westzanen aanzetten, was zeker Huisman, agterlatende alles wat hy bezat, nergens meer over bekommert, dan over zyn stokoude en krepele moeder; en alszoo hy van geen slede was voorzien, zette hy haar op een burry, en vlugtte, om haar te redden uit de klauwen dier onbarmhartigen, met haar over 't ys: en van de Spanjaarden op het spoor gevolgt, bergde zig in 't riet. De Spanjaarts meenende dat hun een groote buit ontvoert was, en ziende, den zelven agterhaalt hebbende, niet anders als een oude vrouw op een burry zitten, gingen weder te rug zonder haar leet te doen. De zoon uit zynen schuilhoek dit ziende, trok weder aan dit godsdienstig juk, en sleepte zyn moeder voort, omtrent vier mylen weegs, tot Hoorn voor de Wester Poort: alwaar de Regeerders dier Stadt, ten spiegel der kinderlyke Godvrugtigheit, dit, aldaar ter eeuwiger gedachtenisse, in eenen steen hebben doen uithouwen.' |
|