schyn van waarheit heeft. Noch 't zyn altemaal geen vrienden, die een vriendelyk aanzigt toonen; een lieflyke tonge is geen bewys van en oprechten vrient; maar zyn trouwhartigheit.
Maar zyn trouwhartigheit, zeit de Spreuk. Dit dwingt my noch een voorbeeld daar toe dienende van gemelden Heere Hoogstraten te rooven. Dit zal my zoo qualyk niet afgenomen worden, om dat ik niet, als hy, met den Schryver in d'eygen taal kan handelen. Polienus verhaalt van Alcibiades, dat hy begering te weten wie van zyne vrienden hem getrouw waren, veinsde een doodslag begaan te hebben, en de plaats en persoon, die van dne handel wist, en zig geliet als dood te wezen, in den duister aanwees, hen biddende zy wilden die zaak tog verborgen houden, en hem hulpe en bystant doen. Alle schrikten zy hier af, en verlieten hem, uitgezondert zynen vriend Kallias alleen, die hem bybleef, en op deze toets oprecht bevonden werd. Zedert welken tyd Kallias altyt van hem voor een getrouw vrient, en in groot waarde gehouden is.
Op dusdanige vrienden, die in nood zig van kant maken, even gemelt, doelt de spreuk: een vrient wort met voordeel gewonnen, en met schade verloren. En waarom tog? Euphues zal het zeggen: Eygen liefde is de waaragtige oorspronk van alle menschelyke daden.
Nog een voorbeeld, en daar mee houden wy aan ons Zinnebeeld genoegzaam voldaan te zyn.
In 't Jaar 1642. werd de Heer De Thou, met den Graaf, Stalmeester des Konings van Vrankryk, veroordeelt om met het zwaart onthalst te worden. Als hy dan zag dat zyne vrienden zig des niet bekreunden, zeide hy tegen zyn Biegtvader, zeer verwondert te zyn, dat hy zig van alle zyne vrienden aan 't Hof verlaten vond. Maar die gaf hem tot antwoort, dat zulks de loop der werreld was, volgens de bekende Latynsche vaarzen: