het ‘Schilder-boeck’ (1604) van Karel van Mander. Uitgegeven met een inleiding, aantekeningen en commentaar door W. Waterschoot. Leiden 1983.
Voor een gedegen overzicht van de Nederlandse schilderkunst van de zeventiende eeuw, met een opsomming van de belangrijkste literatuur per schilder, zie: B. Haak, Hollandse schilders in de Gouden Eeuw. Amsterdam 1984. Onmisbare informatie verschaft verder het kunsthistorische handboek bij uitstek: U. Thieme, F. Becker e.a., Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler von der Antike bis zur Gegenwart. 37 delen. Leipzig 1907-50.
De literatuur over de schilders wier biografie in deze bloemlezing is opgenomen, is schier oneindig. Voor ieder van hen volgt hier daarom een recente monografie of een publikatie die specifiek Houbrakens levensbeschrijving van de betreffende meester belicht. (1) Hercules Segers: J. van der Waals, De prentschat van Michiel Hinloopen. Den Haag 1988, p. 135-162; (2) Pieter van Laer: D.A. Levine e.a., tent.cat. I Bamboccianti. Niederländische Malerrebellen im Rom des Barock. Keulen (Wallraf-Richartz-Museum) 1991, p. 188-208; (3) Adriaen Brouwer: K. Renger, tent.cat. Adriaen Brouwer und das Niederländische Bauerngenre, 1600-1660. München (Alte Pinakothek) 1986, p. 13-18; (4) Rembrandt van Rijn: J. Emmens, Rembrandt en de regels van de kunst. Amsterdam 1979, p. 101-114; H. Bevers e.a., tent.cat. Rembrandt. De meester en zijn werkplaats. 2 delen. Amsterdam (Rijksmuseum) 1991; (5) Anna Maria van Schurman: M. de Baar e.a., Anna Maria van Schurman (1607-1678). Een uitzonderlijk geleerde vrouw. Zutphen 1992; (6) Gerrit Dou: P. Hecht, tent.cat. De Hollandse fijnschilders. Amsterdam (Rijksmuseum) 1989, p. 24-64; (7) Govaert Flinck: H. Bevers e.a., tent.cat. Rembrandt. De meester en zijn werkplaats, deel schilderijen. Amsterdam (Rijksmuseum) 1991, p. 314-321; (8) Emanuel de Witte: J. Giltaij en G. Jansen, tent.cat. Perspectiven. Saenredam en de architectuurschilders van