Losse bladen uit het zondenregister van ondeugende kinderen(1859)– Hopmanius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Mietje de nagelbijtster. Hebt gij dat meisje niet gekend, Dat altijd op haar nagels beet, En steeds aan zeere vingers leed? Nu heeft zij dat gebrek ontwend. Toen noch verzoek, noch strenge straf, Zoo streng als het slechts mooglijk was, Het eigenzinnig kind genas, Of in het minst verandering gaf, Toen kwam de smid van d' overkant, En greep het spartlend meisje aan, Voor dat het op den loop kon gaan. Hij had een nijptang in de hand. En daarmeê trok de zwarte man Haar tot een welverdiende straf De nagels van de vingers af; De pijn.... 'k zeg liefst geen woord er van. Zij moest terstond naar bed gebragt; Zij kermde droevig dag en nacht: ‘Wat was ik een ondeugend kind!’ En schreide schier haar oogjes blind. Maar toen zij weêr genezen was, Toen gaf zij Pa en Moê een zoen, En zeî: ‘Ik zal het nooit weêr doen.’ Dat lief en braaf van Mietje was. Vorige Volgende