Kracht in swakheit(1696)–Henrica van Hoolwerff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Tot Lof, van Gods bystant, in, en verlossinge, uyt doodelyke Krankheyd. MYn ziel! gy hebt weer nieuwe stof, Om op te zingen van Gods lof, Te dichten Hem een lied ter eeren, Die groot is, ja een Heer der heeren. Terwyl 'k nu dacht, dat ik het pad Myns levens afgeloopen had, Heeft my de Heer noch willen stellen Om syne wond'ren te vertellen: Wanneer als ik van roepen moê Geworden was, ook even doe Verhoorde my de Heer zeer goedig, Zond uyt der hoogte hulpe spoedig, Gaf aan den moeden nieuwe kracht, En heeft my weder opgebracht, Als uyt het onderste der aarde, Daar ik gesonken was: ô waarde! [pagina 47] [p. 47] O Hoog-geduchte Majesteyt! Hier staet mijn ziel verbaest, en zeyd Wat sal ik nu den Heer vergelden Voor al het goet? ik sal vermelden De grootheyd van sijn lof, en Naam: Maar wie dog is hier toe bequaam? O God! gy woudt my dan versterken, Die't willen geeft, en ook het werken, Dat ik in deugd mag groeijen aen, Gelyk een schynend licht voort gaen, Tot die gewenschte Dag sal komen, Dat ik van hier werd opgenomen In 't lang beöogde Vaders Huys, Om gantsch verlost van siekt, en kruys, Geklag, geween, en all' benouwen, In volle vreugd, den Heer t'aanschouwen, Opsingende dat nieuwe Lied Tot roem, en prys, van die men siet Geseten op den Throon der eeren, Op wiens gewaad, staat Heer der Heeren. Die overwonnen heeft de macht Des doods, en aan het licht gebracht Het leven, en ons afgewassen Van smetten, in de zuyv're plassen Syns bloeds: zy lof, en dank geseyd Van nu tot in der eeuwigheyd. Vorige Volgende