Kracht in swakheit(1696)–Henrica van Hoolwerff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Zelfs-gedachten, Op het Kruys van Gods Kinderen. WAnneer ick mijne Ziel eens stil ter needer zett, Met een na speurend' oog op Godes weegen lett, Waardoor het Hem behaagt sijn' Kinderen te voeren, Te leyden naar omhoog'; Het is door veel ontroeren, Door moeite, door veel strijd, door Qualen sonder tal, Lanx de Moerbesyen in 't bitt're Tranendal. Maar wie zal dese weg niet boven al verkiesen? Daar hy behouden word, al was 't ook door verliesen, De Opper-Leydsman zelf getreden is voor aan. Wat Christen zal hier dan noch stille blyven staan? Of oyt te rugge zien? en niet met yver lopen? Daar een zoo schoone Prys aan 't Eynde staat te hoopen: Wy volgen ook een Heer, die boven al is Goedt, Die eerst het Kruyce weegt, eer hy 't ons dragen doet, [Indien het is te swaar] op dat Hy ons souw toonen Sijn Vaderlijke hert; Hy handelt ons als Zoonen, Verlichtende de last, geeft in dit aardsche dal Te smaken aan de Ziel, 't geen namaals wesen sal; Zoo hebben wy dan stof in Tegenheidt te roemen, (Ofschoon de wereld lacht) ons deel nochtans te noemen Het Beste dat'er is, of ooyt gevonden werdt. O Heer! verlicht mijn oog, en heylig doch mijn hert, Dat ick in alle Nood mag vast op u betrouwen, Uw' Werken alle tijdt aandachtelijk beschouwen, Tot Gy my brengen zult in 't Zaalig Hemelsch Hoff Der Cherubynen, die uytgalmen uwen Lof, Mijn Hoop verwisselen in 't lang verwacht Genieten Van 't Eeuwig Eeuwige, dat noyt en zal verdrieten. Vorige Volgende