| |
XV. Een nieuwe onderneming.
Ieder is op z'n beurt mee geweest naar 't ziekenhuis, ook Annie. De dokter zegt, dat het goed gaat met oom, maar.... 't zal lang duren, eer hij heelemaal beter is en naar huis kan gaan.
Komt het daarvan, dat tante de laatste dagen stiller en stugger is dan ooit? Of is er nog iets anders, dat tante hindert?
Hierover denkt Annie, als zij op een Juli-avond bezig is haar bloemen te begieten.
't Is een heete dag geweest, en overdag was 't onmogelijk om buiten te zijn. Eddie, die bezig is geweest om zijn kippen te verzorgen, komt naar Annie toe.
‘'k Zal water voor je dragen,’ zegt hij, want als een
| |
| |
echte Amerikaan is hij ridderlijk en hulpvaardig voor meisjes.
Dan, als hij een emmer gehaald heeft, gaat hij naast haar staan. Blijkbaar heeft hij iets op 't hart. Al lang is Annie zijn vertrouwde en als een goede kameraad voor hem.
Hierover denkt Annie, als....
‘Zeg Annie, heb je wel gemerkt, dat moeder er erg mee in zit?’
‘Ja, met iets, maar waarmee? Is 't niet alleen, omdat je Papa niet gauwer beter wordt?’
‘Nee, 't is om 't geld. Gisteren heb ik 't er uit gekregen.
| |
| |
Moeder zegt, dat er minder “in” komt, dan we noodig hebben om van te leven. Er moet zoo dikwijls een dollar af voor een dag werken van mister Bake, dien heeft vader anders nooit om dezen tijd; en 't vee opkoopen gaat ook niet zoo goed alsdat vader 't doet, al werkt Tom heel hard. En nu heb ik wat bedacht, waardoor ik meer geld voor m'n eieren kan maken.’
‘Wat dan?’
‘Hier krijg ik maar vijftien cent voor 't dozijn, dat komt, omdat de meeste menschen hier zelf kippen hebben. Maar als ik ze naar Pipestone op de markt kon brengen, zou ik er best vijf en twintig cent voor kunnen krijgen. En daar wou ik Maandag mee beginnen.’
‘Mooi,’ zegt Annie.
‘Maar jij moet me helpen, en jij kan ook geld verdienen.’
‘Ik? wraarmee?’
‘Met je bloemen. Ze zijn zóó mooi; als je ze 's morgens afsnijdt, kan je er bepaald veel geld voor krijgen.’
‘Moet ik die bloemen dan zelf op de markt verkoopen? ik ben toch geen koopvrouw.’
‘Toe, wees nu niet vervelend Hollandsch. Vader zegt altijd: eerlijke arbeid is nooit een schande. Je bent nu eenmaal in Amerika, en daar kan je alles doen.’
Annie's Hollandsch gevoel van ‘stand’ en haar bedeesdheid kampen met haar wensch om Eddie te helpen en geld te verdienen als hij. En die wensch wint het.
‘Ik zal 't doen,’ zegt zij na een poosje. Maar hoe wil je het dan doen?’
Nu is zij aan een goed adres! Eddie heeft zijn
| |
| |
plan tot in onderdeelen uitgewerkt in zijn gedachten.
‘Dinsdag is er markt. Dan moeten we heel vroeg opstaan, want we moeten er vroeg zijn. Na 't ontbijt gaan de dames daar naar de markt. Ik kan 't paard en het karretje van Parker leenen, als ik den heelen dag maar voor 't voer van den hit zorg. Dien moeten we hebben om er heen te rijden, want je weet: 's morgens komt er wel een trein van Pipestone, maar er gaat er geen heen. Ik pak de eieren goed in hooi in een mand, en jij maakt, dat je die groote hengselmand vol bloemen hebt. Misschien kunnen we nog wel wat groente ook meenemen en wat rozen, maar dat moet ik eerst aan moeder vragen, want daar heb ik geen zeggen over.’
‘En als we er dan komen, hoe dan?’
‘Dan zoeken we een goed plaatsje uit, en we probeeren klanten te krijgen; we prijzen onze waar verbazend aan, dat is nogal glad.’
De gedachte hieraan doet Annie haast kippenvel krijgen. Maar zij wil niet flauw zijn, niet ‘vervelend Hollandsch’ wezen.
Eddie krijgt van zijn moeder toestemming om wat groenten en wat rozen te nemen. Zij doet wel niet verrukt over het nieuwe plan, maar zij heeft ook geen bezwaar. ‘Je kan 't licht probeeren,’ zegt ze, en daar is Eddie mee tevreden.
Maandag hebben Annie en Eddie 't heel druk. Zorgvuldig worden de eieren in hooi in een mand gepakt. Ze snijden postelein en plukken snijboonen, die ook in een mand worden gelegd. Alles wordt klaar gezet in de
| |
| |
schuur, en een leege mand er bij voor de bloemen. Die kunnen pas 's morgens geplukt, anders zijn ze niet frisch. Maar zij gaan de bloemen langs, en spreken af, welke ze af zullen snijden.
Pf! wat is 't warm! Negentig graden!
‘Ik trek morgen een schoon linnen pak aan,’ zegt Eddie, ‘en wat doe jij aan?’
‘Een witte jurk, dat is luchtig.’
‘Nee,’ zegt Eddie, ‘dat moet je niet doen, dat staat niet “zakelijk”, heb je ook niet iets van grijs of bruin linnen?’
‘Jawel, een bruin-Holland jurk, maar die is wat kort.’
‘Hindert niet, dat is makkelijk, dan kan je je vlug bewegen. En als we dan alles verkocht hebben, gaan we even naar vader, van drie tot vier is bezoek-uur.’
Bettie en Marietje zouden ook dolgraag meegaan, maar Eddie zegt, dat daar geen denken aan is. 't Karretje is net groot genoeg om hem en Annie met al de manden te bergen.
Dinsdag morgen zijn ze al om vijf uur òp en in den tuin.
‘Wat heerlijk frisch is 't nu buiten! Bleef 't zoo maar den heelen dag,’ zegt Annie, even met een zucht denkend aan de warmte, die haar wacht. Dauwdroppels glinsteren in het heldere zonlicht, en wijd en hoog welft zich de blauwe luchtkoepel over het landschap.
Lathyrus, anjelieren en goudsbloemen worden in bosjes saamgebonden; van violen en reseda kleine toefjes gemaakt, en de rozen bij drie en vier tegelijk in de hengselmand gerangschikt. Nu nog wat zonnebloemen los er
| |
| |
tusschen gestoken, een nat vloei over alles uitgespreid, en dan naar huis voor een stevig ontbijt, eer zij hun tocht aanvangen.
Als Eddie om zeven uur met het karretje en 't paard van Parker aankomt, staat Annie klaar in haar schoone bruin-Holland jurk en met een grooten zonnehoed op.
Eddie zit natuurlijk voorop om te mennen, en Annie moet zich een plaatsje maken in 't karretje op een omgekeerd kistje tusschen de manden, want zij heeft onderweg nog een taak te vervullen. De grootste paraplu uit huis heeft zij opgezocht, en die zal zij boven zich en haar mand met bloemen houden tegen de zonnestralen, die nu al heet worden.
De anderen zijn ook vroeg op. Want het is waschdag, en Tom zal de waschmachine voor zijn moeder draaien. Met Marietje en Bettie staan zij voor 't huis goedendag te wuiven, en wenschen 't tweetal ‘goede zaken’ toe en ‘veel groeten aan vader.’
‘Als Mien en Jo Versteeg me zoo eens zagen,’ kan Annie niet nalaten te denken, terwijl zij daar als een echt koopvrouwtje tusschen haar waar zit. ‘Je bent hier toch wel in een heel ander land!’
Eerst hebben zij en Eddie 't druk over de prijzen, die zij voor de bloemen en de groenten zullen vragen. Maar als dat geregeld is, wordt er een tijdlang niet anders gehoord dan de hoefslagen van het vlugge paardje. Dof klinken die, eerst op het stille prairie-pad, en dan op den aarden landweg.
Annie heeft ook hoe langer hoe minder lust tot praten.
| |
| |
Wat schudt en hobbelt het op dien ongelijken weg! En pff! wat is 't warm! Hè, nu lekker in de schaduw van 't boschje te zitten! zij gàf er wat voor! 't Was hier toch maar echt hard werken in Amerika, lang geen gemakkelijk leventje hoor! Haar Hollandsche leven was er een damesleventje bij!
Wordt er een tijdlang niet anders gehoord dan de hoefslagen van het vlugge paardje.
En als zij zoo ver gekomen is met haar gedachten, is zij er na aan toe, om zichzelf een beetje te beklagen. Maar een paar kwinkslagen van Eddie leiden haar weer af. Die Eddie is toch een moedige jongen! Hij neemt alles zoo flink op. En hij heeft 't toch ook warm, dat kan zij wel zien aan zijn gloeiend gezicht onder zijn
| |
| |
‘plantershoed,’ zooals zijn breed-gerande stroohoed heet, omdat zulke hoeden veel gedragen worden door de katoenplanters in de Zuidelijke Staten.
't Wordt drukker, nu zij Pipestone naderen. Met twee paarden bespannen karren rijden hen achterop en voorbij. Van alles zie je er op: biggetjes, eieren, boter, groente en vruchten.
Op de markt zelf kunnen zij niet komen met kar en paard, daar is 't te vol. Een eindje er voor houden ze stil bij 't logement, waar gelegenheid is om den hit te stallen. Zij laden de manden af, en terwijl Eddie 't paard gaat afspannen en zorgen voor zijn voer en drinken, houdt Annie zoo lang de wacht bij hun waar.
Zij neemt het vloei van de bloemen af. 't Is droog geworden van de warmte, maar de bloemen zijn toch nog frisch.
Terwijl zij gebukt staat over haar bloemen om die wat te verschikken, hoort zij iemand zeggen: ‘Wat 'n mooie bloemen! en wat ruiken ze lekker!’
Annie kijkt op, en ziet twee dames staan.
‘Zijn ze te koop?’ vraagt een der dames.
‘Jawel,’ zegt Annie zacht, en onwillekeurig neemt zij een der grootste bossen anjelieren in de hand, om er haar verlegen gezichtje achter te verbergen.
‘Hoeveel kosten ze?’
‘Tien cent de groote en vijf cent de kleine,’ stamelt Annie.
‘Verleden betaalde ik een kwartje voor een kleineren bos dan die,’ hoort zij een der dames fluisteren.
‘Wat zijn dat voor vreemde bloemen?’ vraagt de andere dame op de goudsbloemen en zonnebloemen wijzend.
| |
| |
‘Dat zijn Hollandsche bloemen,’ zegt Annie, en iets fiers vervangt haar verlegenheid.
‘Je bent geen Amerikaansche, wel?’
‘Nee, een Hollandsche.’
‘Dat kan je wel hooren aan je uitspraak. Maar hoe kom je aan die mooie bloemen?’
‘Zelf gekweekt.’
‘Je bent een geboren tuinierster,’ zegt de oudste dame. ‘Wil je ons van alles wat geven, en zeg dan maar, hoeveel 't kost.’
Hardop telt Annie het geld op, terwijl zij van elk soort wat in het mandje legt, dat de jongste dame bij zich heeft.
‘Kom je hier elke week?’
‘Ik denk 't wel, dit is de eerste keer.’
‘Kom dan de volgende week aan ons huis, we wonen vlak naast de kerk. Herinner je je, dat je een kerk voorbij gegaan bent, toen je in de stad kwam?’
‘O ja.’
‘Missis Watson, kijk, hier is mijn adres,’ en gelijk met het geld, wordt Annie een kaartje overgereikt, waar het adres op staat. ‘Zal je 't niet vergeten?’
‘O nee.’ - Alsof dat kon! denkt Annie als de dames verder gaan. Zij beeft inwendig en voelt zich opgewonden van dit ongewone werk, dat zij zoo onverwachts alleen heeft moeten doen.
O, daar is Eddie gelukkig! Nu kunnen zij 't verder samen doen.
Met trots laat zij hem het zoo juist ontvangene, haar eerste zelfverdiende geld, zien.
| |
| |
‘Je bent een zakenmensen,’ zegt Eddie. En Annie weet, dat 'teen lofspraak is, als een Amerikaansche jongen dat zegt.
Nu zoeken zij een goed plaatsje op de markt uit. Eddie gaat achter de manden met eieren en groenten staan, en Annie achter de mand met bloemen.
Als de koopers niet gauw komen, begint Eddie te roepen: ‘Versche eieren, 25 cent 't dozijn! Groenten, versch en goedkoop! Hollandsche bloemen! Hollandsche bloemen!’ en echt Amerikaansch voegt hij er bij: ‘De mooiste bloemen van de wereld!’
Vooral die roep: ‘Hollandsche bloemen’ trekt de aandacht. Er komen nu ook meer dames, die na haar ontbijt zelf inkoopen komen doen. Annie krijgt 't druk, en zij heeft geen tijd om te denken aan verlegenheid of aan het ongewone werk. Trouwens, er is ook niemand, die er haar maar even aan herinnert. Ieder schijnt 't heel gewoon te vinden, dat daar een net gekleed meisje bloemen staat te verkoopen. Menig complimentje krijgt zij over haar zelfgekweekte bloemen, en sommigen vragen belangstellend, hoe het haar bevalt in Amerika, en of ze ook terug verlangt naar ‘'t ouwe land’.
‘Heb je ook lavender?’ vraagt een dame.
Annie heeft al ‘nee’ gezegd, maar dadelijk zegt Eddie: ‘Dezen keer niet, maar een volgende week wel.’
‘Breng me dan maar goed wat - ik gebruik 't om er kussentjes mee te vullen, die ik voor de zending verkoop. Ik woon in dat huis daar.’
Eddie knikt en zegt: ‘In orde,’ en schrijft de bestelling in zijn zakboekje.
| |
| |
‘Je moet nooit zeggen dat je iets niet hebt, dat is niet zakelijk,’ zegt Eddie, als de dame weg is, na wat goudsbloemen en rozen gekocht te hebben.
‘Maar wij hebben toch geen lavender in den tuin.’
‘Nee, maar ik weet wel, waar ik ze krijgen kan, en licht zit er nog een klein winstje op. In elk geval hebben we meer kans haar als klant te krijgen ook voor de andere dingen.’
In een stil oogenblikje loopt Eddie gauw naar den overkant, om aan een vruchtenstalletje wat bananen te koopen, want beiden hebben honger en dorst.
En als 't na twaalven is, en de markt zoo goed als gedaan is en de manden ook zoo goed als leeg zijn, halen zij het brood en de cake te voorschijn, die zij van huis hebben meegenomen.
‘'k Versmacht van dorst,’ zegt Annie.
‘Straks zullen we een glas limonade in de apotheek gaan drinken.’
Annie vraagt niet verwonderd ‘in de apotheek?’ want zij weet nu, dat je in de Amerikaansche apotheken, die meestal op een hoek van een straat zijn, aan de toonbank limonade per glas kunt krijgen.
Heerlijk smaakt zoo'n glas limonade met een stuk ijs er in
Zij brengen de manden naar den stal en tellen daar het geld. Drie dollar, twintig cent hebben zij over. Vergeefsch is dus hun werk niet geweest.
Nu naar het ziekenhuis. Annie is blij, dat er nog een paar bosjes anjelieren overgebleven zijn; die kan zij nu voor oom meebrengen.
| |
| |
Oom is heel verwonderd, als hij het tweetal ziet. Eerst den volgenden dag had hij bezoek verwacht. En als zij hem vertellen, wat zij hier in Pipestone gedaan hebben en waarom zij 't deden, dan zegt hij: ‘Dappere kinderen!’ en drukt hun beiden veelzeggend de hand.
't Is Annie een vergoeding voor de moeheid en de warmte en het ongewone werk. Moe dat zij is! zij kan haast niet meer op haar beenen staan.
‘Maak 't je gemakkelijk,’ zegt Eddie als zij weg zullen rijden. ‘Je kan best een dutje doen.’
En gezeten op het karretje, geleund tegen de manden, valt Annie heusch in slaap, ondanks haar harde zitplaats en het gehobbel over den ongelijken weg. Eerst van het stil staan wordt zij wakker. Zijn ze al in Woodstock? Ja, waarlijk, daar is 't huis, en daar komen Marietje en Bettie hen begroeten.
Verfrischt door het slaapje, vertelt Annie opgewekt hun wedervaren. Eddie geeft het geld aan zijn moeder.
‘Vader rekent er op, dat u morgen toch komt, al zijn wij er vandaag geweest. Hij verlangt zoo naar u.’
‘Ik had al uitgerekend, dat de reiskosten er eigenlijk niet af konden deze week,’ antwoordt zijn moeder, ‘maar nu kan 't, ik dank jullie wel,’ en met een warmen, dankbaren blik ziet zij Eddie en Annie aan. 't Maakt Annie heel gelukkig, en ook, dat tante haar 's avonds ongewoon hartelijk goedennacht zegt.
Zij en tante beginnen elkaar beter te begrijpen. Zorgen deelen en zorgen trachten te verlichten - dat brengt haar tot elkaar.
| |
[pagina t.o. 129]
[p. t.o. 129] | |
A. Hoog, Hollandsch meisje
Annie neemt haar mand met bloemen, die 't meest vooraan staat, wat terug.
Meppel, H. ten Brink.
|
|