Een Hollandsch meisje in Amerika
(1914)–Aletta Hoog– Auteursrecht onbekendX. Eddie's oudejaarsavond.Eerst heeft 't geregend en dadelijk daarop is 't gaan vriezen. Hierdoor zijn de houten trottoirs spiegelglad, en de kinderen rijden er schaatsen op. Zoo rijden ze de heele stad rond. 't Is heerlijk winterweer. De lucht is zoo ijl en opwekkend, dat je 't gevoel hebt van wel uren achter elkaar te kunnen rijden. Natuurlijk werkt Tom in de Kerstvakantie bij vader. Maar als vader hem eens missen kan, dan gaat hij met zijn vrind Frank op de jacht in de prairie. Tweemaal is hij al met een groot konijn thuis gekomen, waar ze allemaal van gesmuld hebben. Eddie wil zijn vakantie ook niet ongebruikt voorbij laten gaan. Hij zint op middelen om geld te verdienen, nu de kippen bijna niet leggen en veel geld aan voer kosten. Bertie, zijn vrind, heeft wat bedacht. Zoo wat een drie mijl van Woodstock is een kleine rivier, de Roek-rivier, waar zij 's zomers gaan baden en visschen Bertie weet, dat er langs dat riviertje bontdieren gevonden worden: wezels, bevers en muskusratten, wier vel geschikt is om | |
[pagina 81]
| |
er bontwerk van te maken. Als zij nu eens zoo gelukkig waren om wat van die dieren te vangen, dan konden zij de vellen verkoopen aan een bontwerker in Pipestone. Zoo gedacht, zoo gedaan. Zij koopen vallen en gaan die opzetten langs het riviertje. Hè! als ze er eens een bever in kregen! die z'n vel is wel zes dollar waard. Maar een wezel zou ook al mooi zijn, die gaan voor een dollar 't vel, en de muskusratten voor 25 cent. Elken morgen gaan zij er nu op de fiets heen, als 't nog donker is. Want als ze wachtten tot 't licht is, dan kon wel eens een ander met de buit gaan strijken. 't Is geen kleinigheid om er zoo vroeg uit te komen, als je zoo lekker warm onder de wol ligt met hot prettige gevoel van niet op te hoeven staan, omdat 't vakantie is. Maar moedig springt Eddie er uit, terwijl Tom zich nog eens omdraait, wascht zich met het ijskoude water, kleedt zich vlug aan, neemt wat brood en molk uit de kast beneden - en dan doet Grootma's electrische zaklantaarn goede diensten om hem zijn weg te doen vinden in de duisternis. Een paar ochtenden is 't een vergeefsche tocht. Maar de derde... nee maar wat een vangst! een wezel en twee muskusratten! Arme dieren! kan Eddie toch niet nalaten te denken, als hij ze dood in de val ziet liggen. Bertie is minder gevoelig, die haalt ze er uit, en stroopt hun 't vel af, dat nu eerst thuis uitgespreid en gedroogd moet worden, eer zij 't kunnen verkoopen.
«We zullen dit jaar op Oudejaarsavond eens Hollandsch | |
[pagina 82]
| |
wezen,» zegt oom den dag te voren tot Annie. «Hoe bedoelt u, oom?» «Wel, over 't algemeen maken ze hier meer drukte van den Nieuwjaarsdag. Maar wij gaan nu eens Hollandsch doen, en gezellig samen van 't Oude in 't Nieuwe zitten, met....?» en vragend kijkt oom tante aan. «Met oliebollen,» vult tante aan, «ik heb 't oude recept gevonden. Dan krijgen jullie warme oliebollen, zóó uit de pan.» «Heerlijk! leuk!» En 't is niet alleen Annie, die 't vindt, ook de anderen verheugen er zich op. «En van Holland vertellen,» zegt Eddie. «Ja, van Holland vertellen.»
't Is Oudejaarsdag. In de schemering van den laatsten December-avond loopen Eddie en Bertie even buiten Woodstock. Er is nu geen sprake van fietsen. Den vorigen nacht heeft er een sneeuwstorm gewoed. Den heelen dag is 't hard blijven waaien, en eerst sinds een paar uur is de wind gaan liggen. Op sommige plaatsen is de sneeuw huizenhoog opgewaaid, en dan weer kom je aan groote plekken, waar niets ligt. De jongens moeten dus hun weg zoeken langs die kale, begaanbare gedeelten, en telkens om sneeuwhoopen heen loopen. Van morgen zijn ze niet naar de vallen kunnen gaan, nu willen zij 't nog doen en zien, of er wat in zit en hoeveel of er zijn ondergesneeuwd. Eddie heeft berekend, dat hij wel om zeven uur thuis | |
[pagina 83]
| |
kan zijn. Dan zal de viering van den Oudejaars-avond beginnen, en dat zou hij niet graag willen missen. Zij komen aan de plaats, waar de vallen staan. Drie ervan zien ze op een open plek, waar weinig sneeuw ligt, maar er zit niets in, en de overige zijn heel niet te vinden; die zijn zeker ondergesneeuwd. Vooruit, dan maar terug. Eddie kijkt eens op zijn horloge. Jongens! 't is al over zessen! Wat heeft dat omloopen opgehouden. Hij zal zich moeten haasten om bijtijds thuis te zijn. «Zeg Eddie, hoor je 'm? Daar komt de avondtrein,» zegt Bertie, nadat zij een goed eind geloopen hebben. «Hij komt niet dichterbij. Nou hoor ik 'in niet,» zegt Eddie even later, «begrijp je dat?» Nee, daar begrijpt Bertie niets van en Eddie evenmin. Zij loopen wat meer rechts af, in de richting, waar zij weten, dat de spoorlijn is. Als zij om een sneeuwberg heen zijn geloopen en vrij uitzicht op de baan hebben, zien zij bij 't maanlicht, dat het bovenstuk van een locomotief uit een sneeuwhoop steekt. In de sneeuw blijven steken. Nu begrijpen zij 't. De jongens op een drafje er heen. «Hallo!» roept de machinist, als hij 't licht ziet van Eddie's zaklantaarn. Op de vragen van de jongens vertelt hij, dat de stoker naar 't station van Woodstock is om naar Pipestone te telegrafeeren, en te vragen of de sneeuwploeg komt om de baan vrij te maken. Een dikke meneer uit den trein, is op het balkon van den langen doorloopenden wagen gekomen, en roept de jongens. | |
[pagina 84]
| |
«Kom er even in, 't is hier zoo bar koud,» zegt de meneer, en in een oogwenk staan Bertie en Eddie in den wagon, omringd door de weinige passagiers, die hun allerlei vragen doen: «hoe ver 't is naar Woodstock», enz. «'t Zal minstens wel anderhalf uur duren, voordat de sneeuwploeg er zijn kan,» heeft de conducteur gezegd. «'t Is 'n pretje!» bromt de dikke meneer. «Dat heb je er nu van om op zoo'n zijbaantje te reizen! Was 't maar op de hoofdlijn gebeurd, dan hadden we ten minste een restauratiewagen in den trein gehad. Nu kunnen we hier honger lijden in deze ellendige wildernis. Ik had gedacht nu in Pipestone te zitten eten. Zeg 's jongens, kunnen jullie niet wat eten voor ons halen uit Woodstock?» Bertie kijkt Eddie aan. En Eddie antwoordt niet dadelijk. Op dat oogenblik gaat er een heeleboel door zijn hoofd. Als hij 't doet, komt hij veel te laat voor de Oudejaarsavondviering. Hij wil al zeggen, dat hij 't niet doen kan, als hij naar de eenige passagier kijkt, die in haar hoekje is blijven zitten: een oud moedertje. Is 't het grijze haar of de gebogen gestalte of het vriendelijke gezicht, dat hem opeens aan Grootma in Holland doet denken? Onverwachts keert hij zich tot haar en vraagt: «Hebt u ook een kleinzoon?» Verrast kijkt het oude moedertje hem aan; maar de tranen springen haar in de oogen, als zij antwoordt: «Ik ben juist op weg naar hem toe, hij is ziek.» «Ik wil 't wel doen,» zegt Eddie tot den dikken meneer, die dringt: «Nou jongens, vooruit! Doen of niet, hier is een dollar.» | |
[pagina 85]
| |
«Ik wil 't doen, maar dan voor allemaal,» en Eddie maakt een beweging met zijn hand, waar ook 't oude moedertje in begrepen is. «Vooruit maar! Ik geef ook een dollar voor 't algemeene maal van de ingesneeuwde passagiers,» zegt een andere meneer lachend, en in minder dan geen tijd zijn Eddie enIntusschen zit Eddie tegenover haar en vraagt allerlei.
Bertie den trein uit, en maken beenen naar Woodstock toe. «Waar?» vraagt Bertie kort en krachtig. «Bij Evans natuurlijk,» antwoordt Eddie. Bij Evans staat immers aan 't houten huis een bord, waarop te lezen is: «Hot meals at all hours,»Ga naar voetnoot1) dat wil dus zeggen, dat je er altijd wat warms kunt krijgen. De jongens zeggen niets meer, maar draven naast elkaar voort. Eddie denkt aan zijn mislukte Oudejaars- | |
[pagina 86]
| |
avondviering, maar hij heeft 't er nu wel voor over. Als Evans de twee dollar ziet, is hij gaarne bereid een paar flinke portie's eten mee te geven. «Hoeveel vorken en borden moet je hebben?» «Zes.» Even later zijn de jongens op den terugweg, maar nu gaat 't zoo vlug niet, want nu hebben zij ieder een etensbus te dragen. Als zij eindelijk aankomen, worden zij met gejuich begroet. Eddie wil, dat het oude moedertje een groote portie krijgen zal, maar zij wil niet veel hebben. Toch eet zij ook wat en ze zegt, dat 't haar goed doet. Intusschen zit Eddie tegenover haar en vraagt allerlei over haar zieken kleinzoon: wat hij heeft en of hij al lang ziek is en waar hij woont. Als het eten op is, is ook zoowat de anderhalf uur om, en.... daar hooren zij den sneeuwploeg aankomen. Nu kunnen de jongens toch niet dadelijk weg, dàt moeten ze zien! Gauw opzij van de baan gaan staan. De sneeuwploegtrein bestaat uit een sneeuwploeg met tender en twee locomotieven er achter, om den ploeg op te duwen. Vooraan den ploeg zit een reuzenwiel met waaiervormige bladen er aan. Doordat dit wiel draait, schept het de sneeuw op en gooit die ver weg. De trein moet een eind achteruit stoomen, en dan maakt de ploeg ook dat deel van de baan schoon, stoomt terug en dan.... rrrt! daar gaat de trein over de schoongeveegde rails. Gewuifd en goedendag geroepen, en.... Eddie en Bertie zijn weer alleen in het nu stille sneeuwlandschap. | |
[pagina 87]
| |
«Goed geld verdiend,» zegt Bertie vergenoegd, want voordat zij den trein verlieten, hebben ze ieder een dollar gekregen van den dikken meneer, die met zijn geld rammelde, dat hij op Amerikaansche manier los in den zak had, en die blufte, dat 't op een dollar meer of minder bij hem niet aankwam. «Ja,» zegt Eddie kortweg. Hij voelt zich blij, maar niet om 't geld, hoe tuk hij er anders ook op is. Hij weet, dat hij 't daar niet om gedaan heeft, maar om iets anders. Maar daar kan hij niet over spreken, ook niet als hij thuis komt, nadat zij de leege etensbussen bij Evans teruggebracht hebben. «Te laat! te laat!» roept Tom, «we hebben alles opgegeten.» Zoo erg is 't nu wel niet, maar de oliebollen komen toch niet meer «zóó uit de pan,» en vader en Annie hebben al een heelen tijd zitten te vertellen van Holland. Nu moet Eddie vertellen, waar hij toch gezeten heeft, en hij laat zijn dollar zien. Ze denken natuurlijk, dat hij 't daarom gedaan hoeft, want van 't oude moedertje, die hem aan Grootma in Holland deed denken, vertelt hij niets. Eerst veel, veel later vertelt hij 't aan Annie. Als vader op 't eind van den avond don grooten Bijbel neemt en Psalm 103 kiest, omdat Grootma in Holland dien Psalm ook altijd leest op Oudejaarsavond - dan is 't Eddie, of hij en Grootma heel dicht bij elkaar zijn en er in 't geheel geen «wijde, wijde oceaan» tusschen hen is. Zij doen nu immers 't zelfde en denken immers aan 't zelfde! | |
[pagina 88]
| |
Bettie is niet wakker kunnen blijven, en moeder heeft haar in de slaapkamer op bed gelegd. Maar tegen twaalf uur maken ze haar wakker, want ze zou het vreeselijk vinden om op dat gewichtig oogenblik te hebben geslapen. Ze kijken allen naar de klok. Wat duren die laatste vijf minuten lang, als je er zoo op wacht. Heel stil zijn ze. Daar laat de klok haar helderen slag hooren: één, twee, drie, vier.... twaalf! «Een gelukkig Nieuwjaar! een gelukkig Nieuwjaar!» 't Is een omhelzen van belang! Voor 't eerst is Annie een nieuw jaar begonnen in «de nieuwe wereld». |
|