neurieënd: ‘Werken, werken is 'n zegen!’ gaat Tom zijn kamer in.
‘Werken, werken, daar tuiten hier je ooren van,’ bromt Annie in zich zelf, terwijl zij haar gezicht wascht.
Beneden staat oom, Eddie af te borstelen, die vol pluizen en veertjes zit van 't kippenhokken schoonmaken.
Als zij samen in de keuken-eetkamer komen en aan tafel zullen gaan, kijkt oom de tafel onderzoekend langs, en zegt tot tante, die bezig is het eten op te doen: ‘Je hebt je vergist, er is voor één te weinig gedekt.’
‘Op Annie heb ik niet gerekend,’ zegt tante stug. ‘Wie niet werkt, zal ook niet eten.’
Met een kleur heeft Annie toegeluisterd èn.... begrepen. ‘Náár mensen!’ zegt ze, en meteen is zij de deur uit.
Op haar kamer barst ze uit in huilen, en herhaalt: ‘naar mensch! 'k heb 'n hekel an d'r.’
En allerlei booze gedachten over tante gaan door Annie's hoofdje. Ze vindt, dat ze hier hard behandeld wordt, onverdiend hard. Is dit nu 't vrije Amerika? En je wordt er gedwongen om te werken!
Dat tante zelf dag in, dag uit, hard werkt en sjouwt voor hen allemaal, en dat je dan misschien wel eens wat streng oordeelt over zoo'n onwillig en koppig kind, als Annie van morgen was - er is in Annie wel een stem, die haar dit even zegt. Maar daar wil ze nu niet naar luisteren.
't Eten is gedaan, zij hoort 't boven.
Zou er nu iemand boven komen om te vragen, of zij toch maar beneden komt. Ze heeft honger, echt honger.